Recensie : van zilveren sporen door W.H.J van Stiphout
/in geen categorie /door RennieNa twee eerdere publicaties (‘Een heidense uitdaging’, 2015 en ‘Luisteren bij maanlicht’, 2019)* vormt deze uitgave het zogenaamde middenpaneel van het drieluik. Het is het resultaat van de ‘Leerdiensten Torah en Evangelie’ in de Open Hof in Kampen, die een zoektocht waren naar de joodse wortels in een christelijke uitleg van de Bijbel. Aan de hand van kleinere tekstfragmenten, weergegeven in de vertalingen van de Nieuwe Bijbelvertaling, Herziene Statenvertaling en Naardense Bijbel, heeft de auteur (emeritus predikant van de Protestantse Kerk in Nederland) een selectie gemaakt van 25 sidrot (de wekelijkse Thoralezingen op sabbat in de synagoge). Hij legt deze teksten steeds uit in een overweging die de weerslag is van een voorafgaande studiebijeenkomst over de sidra. Er komen ook enkele teksten uit het Nieuwe Testament ter sprake. De uitleg bevat achtergronden uit de Talmoed en andere rabbijnse literatuur. Er worden kritische vragen gesteld. In een boeiende verkenningstocht, met aanstekelijke opmerkingen, probeert de schrijver behalve de joodse achtergronden ook een grotere werkelijkheid (‘zilveren sporen’) dan de alledaagse zichtbaar te maken.
Recensent: W.H.J. van Stiphout
Recensie : Leven met de Stem door Theo Kralt
/in geen categorie /door RennieLeven met de Stem
Afgelopen vrijdag 3 april 2020 verscheen het boek: Bart Gijsbertsen Jan Willem Kirpestein ‘Leven met de Stem’, De geplande boekpresentatie kon door de omstandigheden geen doorgang vinden.
Ik heb het boek zaterdagavond en zondagmorgen gelezen en heb daarna eerdere publicaties van beide auteurs geraadpleegd en nagelopen op de aantekeningen die ik hierin gemaakt had. Bij mij werkt het zo dat ik een biografie, een kunstboek, een geschiedenisboek of een documentaire of rapport moeiteloos tot me neem maar dat ik voor dit type boek echt moet gaan zitten en het niet in een keer uit kan lezen omdat het reflecties bij jezelf oproept en de vraag wat het met jou dus met mij doet.
Voorafgaande aan het boek en na afloop van het boek heb ik me vooral afgevraagd waarom de beide auteurs die elkaar als predikant in de Betuwe hebben leren kennen dit opgeschreven en gepubliceerd hebben. De vraag waarom je iets doet is meestal gemakkelijker te stellen dan te beantwoorden.
Ik vond het vooral ook een heel persoonlijk boek. Ik ben geen theoloog maar ben wel een leven lang met de kerk opgegroeid en omgegaan en heb er ook veel mee te maken gehad. Dit onderdeel laat ik aan anderen over.
Geen ander boek ken ik waarin de schrijvers hebben gepoogd op te schrijven hoe de stem van God bij hen terechtkomt, inwerkt en bij je blijft. Dan weer meer dan weer minder. Dan weer heftig soms meer gedurende.
Het persoonlijke element geldt voor beide schrijvers. Het boek Leven met de Stem is zeker niet hun biografie maar het maakt er naar mijn mening wel een wezenlijk onderdeel van uit. Zelf vond ik het mooi dat ieder zijn eigen levensgang, achtergrond en keuzemomenten in deze levensecht op zijn eigen wijze heeft opgeschreven. Dat zegt iets. En mooi gedaan ook.
De duidingen: bevindelijkheid, persoonlijke omgang met de stem van God, niet oordelen en Joodse wijsheid zijn bij mij na het lezen van het boek blijven hangen.
De kern van het boek staat voor mij op pg. 28-29 waarom maakt iemand de keus en hoe kan het gebeuren dat je door God geraakt wordt of dat God jouw raakt gegeven allerlei omstandigheden en ontwikkelingen die in elk leven weer anders zijn.
De auteurs verdienen waardering voor het feit dat zij dit hebben willen en durven op te schrijven. De bedoeling van het boek is je te raken. Mij heeft het in elk geval opnieuw aan het denken gezet.
Zelf zeggen ze er dit over:
“Wij openen in dit boek ons hart over onze persoonlijke omggang met de Stem en zouden dat bij de presentatie met jullie hebben gedeeld. Daarnaast het boek ‘gelardeerd’ met 42 citaten uit de wereldliteratuur waarin we anderen horen spreken over hun ‘ervaringen met de Stem’. En we zouden blij zijn geweest met wat jullie ons hadden willen delen.
Daarom de vraag: laat ons iets van je mogen vernemen als je het boek gelezen hebt. Fysiek moeten we elkaar wel mijden, maar de dialoog kan doorgaan; zij het nu op een wat andere manier.
En als je het boek inspirerend vindt: laat dat ook anderen weten!
Veel sterkte en zegen allemaal in deze spannende tijd.”
Het boek is fraai en foutloos vormgegeven en uitgegeven. Waarschijnlijk is het geen toeval dat de voornamen en achternamen van de schrijvers op de coverpagina van het boek Leven met de Stem zonder hoofdletter gedrukt zijn. Dat valt op in vergelijking met pg. 3
Recensent : Theo Kralt
Recensie : Tao Te Tjing
/in geen categorie /door RennieTao Te Tjing : voor kinderen en andere volwassenen : het boek over vrede en vreugde
Roeland Schweitzer: tekst en Tao ; George Burggraaff: fotografie.
Hoe maak je de teksten van een eeuwenoud Chinees wijsheidsboek eigentijds en dan ook nog geschikt voor
kinderen? Dit mooi vormgegeven boek laat zien dat het mogelijk is. De auteur geeft aan dat hij lang heeft
gewerkt aan deze ‘Kinder-Tao’. Verder is hij kunstenaar en coach en werkte hij nauw samen met een
landschapsfotograaf. De paginagrote natuurfoto’s en de bijbehorende teksten zijn speels en passen
helemaal bij dit boek ‘over vrede en vreugde’. Het is volgens de samenstellers niet belangrijk in welke
volgorde de 81 teksten worden gelezen, wel is het de bedoeling dat de jonge lezer zich afvraagt welke
gevoelens er ontstaan door een tekst en de bijbehorende illustratie en welke boodschap dit uiteindelijk zou
kunnen zijn. Op de website www.tekensvanleven.nl staat wat achtergrondinformatie en vragen. Toch is de
inhoud van de vertaalde teksten niet eenvoudig en is het lastig te bepalen voor welke leeftijdscategorie dit
originele boek geschikt is. Daarom is het fijn om dit boek ook te gebruiken in samenspraak met o.a.
leeftijdgenoten, ouders en leerkrachten. Vanaf ca. 9 t/m 14 jaar.
Recensent: A.C. Polkerman
Recensie : Leven met de stem door Klaas van de Kamp
/in geen categorie /door RennieDominees met roeping
Ik vond het boek ’s middags op de deurmat. ’s Avonds had ik het al uitgelezen. Het nieuwe boek van Bart Gijsbertsen en zijn vriend Jan Willem Kirpestein. Ik verslond het boek. Ik ken beide auteurs. Dat maakte het lezen eenvoudig. Ook de abstract geformuleerde zinnen incarneerden als vanzelf in de beelden die ik van beide voorgangers had, toen ze beiden als collegae in een verschillende wijk dienstdoend predikant waren in de hervormde gemeente Kampen.
De titel intrigeerde me: ‘Leven met de Stem’. Apart, omdat ik de ene auteur associeerde met joods-christelijk denken en de ander met politieke analyse. Wat zouden twee zulke verstandelijke, erudiete mannen schrijven over de mystiek van de ziel? En wat is dat eigenlijk, die stem in het binnenste? Wat moet ik me voorstellen bij een innerlijke dialoog? Het is een stem die sterker is dan de stemmen die het geweten hebben gevormd, legt Jan Willem Kirpestein uit in het boek. Het is een Stem met een hoofdletter geschreven; een stem van Iemand, ook met een hoofdletter geschreven. Dag Hammarskjöld wordt geciteerd om het geheim verder op te roepen: ‘Gij die boven ons bent, Gij die één van ons bent. Gij die bent – ook in ons…’.
De stem heeft met een manier van kijken te maken. ‘Je kunt simpel ‘kijken’, je kunt ‘onderzoekend en theoretiserend kijken’, en je kunt ‘schouwen, inzien wat zich aan het blote oog onttrekt’. Dat laatste, dat mystieke schouwen, daar gaat het om; dat raakt aan de Stem in het binnenste.
Pensées
Het boek heeft iets verwarrends. Er is een opbouw, zo lijkt het, maar één keer aan het lezen, ervaar je het lezen eerder als een ontdekkingstocht door een jungle. Er is geen patroon van wegen aangelegd zoals je die kunt vinden in een nieuw aangelegde polder. Het denken blijft associatief, zoals je dat vindt in het werk van Henk Vreekamp. Op het moment dat je denkt een filosofisch boek te lezen is er een meditatieve associatie die je weer op een ander been zet. Op het moment dat je denkt in theologie terecht te komen, is er een biografische onthulling, die je eerder in de memoires van iemand zou verwachten. Het zijn gedachten, ‘pensées’ noemt Bart Gijsbertsen ze met een associatie die aan Blaise Pascal en zijn werk doet denken.
Het is niet moeilijk als je zo’n boek leest om de tekst tegen te spreken. Neem de gedachte dat we als mensen uitgeleid zouden moeten worden. We worden geroepen. We worden in een andere wereld gezet. Dat is een invalshoek die aan Johan Cruijff doet denken: ‘Je gaat het pas herkennen als je het ziet’. Je kunt met even veel nostalgie beweren dat we ons als mens hebben te nestelen. Verantwoordelijkheid hebben te nemen. Vanuit een eigen wereld een oriëntatie moeten benoemen. Dus precies het tegenovergestelde van wat de auteurs beweren. En dan is het ook waar.
Neem de gedachte dat het eenlingen zijn die het volk tot werkelijke exodus oproepen, en dat het de eenlingen zijn die werkelijk als verlosten leven. Dat klopt natuurlijk. Eén keer in de zeven jaar kantelt een mensenleven, heb ik wel eens ergens gelezen. Maar je kunt ook het omgekeerde beweren: het zijn altijd groepen en volken, een cultuur, die het verschil maken. Je kunt je wel immuun wanen van een omgeving, maar het is uiteindelijk de leefwereld, de bedrijfscultuur, de omgeving die je profiel geeft en zelfs identiteit verleent. Ook dat is waar. In ieder geval verdedigbaar. Het moge duidelijk zijn dat het boek en de redeneertrant van de auteurs er niet is om te falsificeren, maar er is om je er aan over te geven en je te laten meenemen door de impulsen en gedachten, waardoor je op onverwachte momenten ineens vergezichten gaat zien. Het is een roman, die zich presenteert als een academisch werk.
Wereldwijd
Interessant is het deel waarin het jongetje van de Veluwe beschrijft hoe hij oog krijgt voor zingeving wereldwijd. Bart Gijsbertsen heeft op dat punt veel geleerd van Jan Willem Kirpestein, zoals omgekeerd Jan Willem Kirpestein gevoel heeft ontwikkeld voor een meer joodse benadering van de Schriften door de analyses van Bart Gijsbertsen. De auteurs beschrijven een ontmoeting met mensen van verschillende religieuze achtergronden in Zeist en een gesprek met Hans Küng in Duitsland. Het gesprek op zichzelf is al een roeping, omdat je als predikanten uit je eigen comfortzone wordt gehaald en in het brede spectrum van spiritualiteit terecht komt. ‘Hoe ter wereld was het mogelijk dat ik’, schrijft Bart, ‘een van huis uit eenvoudige dromerige jongen uit een orthodox protestants middenstandsmilieu van de Nederlandse Veluwe, in dit gezelschap terecht was gekomen?’
Zo’n dialoog van mensen met een verschillende religie gaat niet vanzelf. Je moet daarvoor door eigen angsten heen, die bespreekbaar maken; en daarin kwetsbaar worden naar elkaar. ‘Tegelijk merk ik iedere keer weer hoe de angsten een onterechte blokkade opwerpen en een verkeerd beeld van de werkelijkheid projecten’, schrijven de auteurs. ‘Door de angsten heen kom ik dichter bij de ander; blijk ik al dichter bij hem of haar te staan dan ik zelf wist. En de ontmoeting blijkt ook niet vervreemdend. Het betekent helemaal niet dat je je identiteit moet opgeven of op den duur verliest. Integendeel, zou ik zeggen. Ik ben door alle gesprekken in dit kader dieper dan ooit verbonden met de bron waaruit ik van jongs af aan al put. En als predikant preek ik ook nog steeds met overtuiging in de christelijke gemeente. En juist mijn gesprekspartners uit de encounter, die zo verschillen van mijn bronnen en hun traditie, juichten dat alleen maar toe’. Muren blijkbaar vensters te worden.
Aanraken gebedskleed
Ik vind het derde hoofdstuk ontroerend. Het heeft de titel ‘Antwoorden op de roeping’. Het geeft in feite een biografie van Bart Gijsbertsen, zijn gang door het leven. Hoe hij identiteit vond tussen een vader met een intellectuele benadering en een moeder met een mystieke invalshoek van leven. Hoe hij zijn roeping ervaarde in een droom, die zich spiegelt in de bloedvloeiende vrouw die even de kwasten van Jezus’ gebedskleed aanraakt en een kracht in zich voelt komen. Het is een metafoor van de roeping van Gijsbertsen uit het leven tot het predikantschap en de roeping vanuit een bondsgemeente naar een gemeente met vrouw in het ambt en liedboek; de roeping van een binnenkerkelijke dominee naar een gesprekspartner in een interreligieuze ontmoeting. De roeping uiteindelijk van een burgerdominee naar iemand die leeft van de Wind.
Uiteindelijk beweegt het boek toe naar het punt waarop Bart Gijsbertsen de soms strakke dictatuur van het kerkelijke leviraat achter zich laat en toegroeit naar het besef hoe God alles in allen is, voorbij de gestolde religie. Hij beschrijft de nieuwe uittocht als het besef van een mens niet anders te zijn dan een druppel op het blad van een bloem, een speldenprik in de eeuwigheid van de tijd; en dat gevoel roept geen besef op van verlorenheid, maar juist een besef van er zelf toch toe doen. De druppel laat zich dan ook – eindelijk – vallen.
Bart Gijsbertsen en Jan Willem Kirpestein hebben met elkaar gemeen dat ze de kerk kennen als gemeentepredikant; dat geeft een verbinding met elkaar; tegelijk hebben ze beiden een groot besef van roeping in hun persoonlijke leven die de institutionele kaders overstijgt. Het is de Stem immers in het binnenste die hen drijft. Het is impliciet een besef dat niet de kerk voorop gaat, zoals je dat in rooms-katholieke en orthodoxe kringen kunt horen, nee, er is eerst de Stem. Geloof gaat aan instituut vooraf. Het is daarmee een dialoog van twee protestanten met een open levensinstelling. En op sleutelmomenten, op momenten dat ze worden uitgeleid, is er bijvoorbeeld de ongemeen boeiende vraag of ze het ambt trouw zullen blijven of het ambt achter zich zullen laten. De vraag stellen is impliciet positie kiezen; uiteindelijk de keus om trouw te zijn, omdat het ambt deel is van de roeping die de Stem heeft laten klinken. Er is besef met Viktor Frankl dat je de vraag ‘Wat bréngt het leven mij?’ moet omzetten naar de vraag ‘Wat vráágt het leven van mij?’
Ambt
Jan Willem Kirpestein – ik denk dat hij dat stukje heeft geschreven, al is niet altijd even duidelijk wie wat zegt – vertelt daarover na een aantal meer persoonlijke ervaringen: ‘Moet ik zelf het ambt van predikant maar niet neerleggen? Ik ben het ambt niet waard’, bedacht hij. Het leek ook vrij eenvoudig om dat te doen. Hij had eerder afscheid genomen van zijn dienst in de kerk en had een eigen coaching- en adviesbureau opgericht. Maar hij had nog geen afstand gedaan van het ambt; de rechten om de kerk te dienen waren gebleven. Hij belde zijn vriend en legde hem zijn voornemen voor. ‘Wacht even’ klonk het aan de andere kant van de lijn. ‘Wie heeft jou geroepen tot het ambt?’ De kerk? Nee en ja. De Stem was er eerst. Hij was dan wel bevestigd via de kerk in het ambt, maar ‘Je kunt niet zomaar zelf je ambt neerleggen. Dat kan alleen de Stem die je geroepen heeft. En bij mijn weten heeft die je nog niet uit het ambt ontheven’. Geroepen zij. Daar heb je zelf niet zoveel invloed op. En je kunt jezelf daarin enorm tegenvallen’.
Het zijn woorden waarin vele dienstdoende predikanten zich wellicht herkennen. De roeping is een kracht die je drijft om voort te gaan. De roeping kan ook een slavendrijver zijn, die je tot vertwijfeling brengt. En de roeping is een koningin, die je dient en aan wie je de vraag stelt of je het wel waardig bent om aan haar hof te verkeren.
Het boek is doorspekt met vele lange citaten van mensen die de twee auteurs bewonderen. Vertederend zijn de gedichten van Barts vrouw, Anneke Gijsbertsen. Ik citeer één van haar werken die is opgenomen.
gegeven leven
er is een man die heel alleen
het boek leest van mijn leven
en alle pijn en schuld daarin
blijft aan zijn lichaam kleven.
’t is niet voor ’t eerst, dat Hij dit doet
Hij heeft al veel gelezen
en ’t dragen van elk nieuw verhaal
maakt deel uit van zijn wezen.
de grote liefde die Hem zet
tot ’t leven van mijn lijden
brengt Hem ter dood, Hij sterft er aan
dat is niet te vermijden.
maar in zijn dood draagt Hij mij nog
Hij draagt mijn leed ten grave
en zo, bevrijd van schuld en pijn,
wordt leven weer zijn gave.
Geschreven door : Klaas van de Kamp
Recensie : Voelen dat het klopt
/in geen categorie /door RennieHet leven verloopt in een golfbeweging. Het ene moment gaat het van een leien dakje, het andere moment zit het echt, maar dan ook ècht tegen. Mayke Peters heeft waarschijnlijk niet kunnen vermoeden hoe actueel dit boek momenteel is. En hoe actueel het altijd zal blijven. Het iets meer dan 140 bladzijden tellende werk is zo geschreven dat iedere zin veel wijsheid bevat en inzicht kan geven. Nergens wordt er een woord te veel gebruikt. Peters belicht verschillende denkbeelden van de groten der aarde en combineert dit met haar eigen zoektocht naar de zin van het leven. Dit levert een schat aan informatie op over manieren om je levensmissie te verwezenlijken.
Voelen dat het klopt heeft als ondertitel luisteren naar de onderstroom. De onderstroom is de stem van je ziel, de universele dimensie in jezelf. Maar wat is de ziel en kan deze ziel reïncarneren? Deze zoektocht wordt weergegeven door bekrachtigingen van onder meer Pim van Lommel (de cardioloog die meer dan 30 jaar onderzoek deed naar Bijna-doodervaringen -BDE-), Eben Alexander (neurochirurg die zijn eigen BDE weergeeft), Raymond Moody (psychiater en filosoof en bekend van zijn boeken over leven na de dood) en Elisabeth Kübler-Ross (psychiater en bekend om haar pionierswerk rond stervenden). Diverse onderbouwingen van theorieën worden kort weergegeven. Ook de kwantumfysica, waar de begrippen tijd en ruimte een geheel andere lading hebben, krijgt aandacht in het kader van de ziel en haar mogelijke reïncarnatie. Door de bespiegelingen en vragen is er ruimte voor het vormen van een eigen inzicht, die niet uit het verstand, maar veeleer vanuit de intuïtie zal opwellen.
‘Veel natuurlijke processen spelen zich af in cycli, waarom zouden mensenlevens zich dan niet circulair afspelen of: waarom zou de ziel dan niet reïncarneren?
Kan levenskracht ook een energie zijn die nooit verloren gaat, maar zich kan inzetten in andere energie, dus nieuw leven?’
De intentie van dit schrijven is om vanuit een ander perspectief te leren kijken, zodat er meer ruimte komt voor verdieping en spirituele groei. Peters laat je kennismaken met het gedachtegoed van Jung, Edgar Cayce, Hermetische wijsheid, non-dualiteit en veel andere theorieën en visies. Cursiefgedrukt staan haar eigen mijmeringen en ervaringen. Ze blijft overal integer, is nergens resoluut en geeft sublieme omschrijvingen en definities waardoor dit werk voor velen toegankelijk is geworden. Fijne, geruststellende woorden en veel stof tot nadenken samen met een prachtige literatuurlijst maken het een fascinerend geheel.
Recensent: Marjan van Druenen
Resencie : van zilveren sporen ( De Bijbel lezen met Joodse uitleg) door Tjerk de Reus
/in geen categorie /door RennieDe Bijbel lezen met Joodse uitleg
De weg van Jezus is onbegrijpelijk als we de Hebreeuwse Bijbel niet bestuderen, vindt Bart Gijsbertsen. Deze constatering is vooral een enthousiaste aansporing: om de Bijbel te lezen met ‘een oor naar de synagoge’
Bijbellezen ‘met oor naar de synagoge’, dat is wat emeritus- predikant Bart Gijsbertsen (1951) graag doet. Zijn boek Luisteren bij maanlicht (2019) gaf hij dan ook déze ondertitel: ‘Een gang door het kerkelijke jaar met een oor naar de synagoge’. Dit boek staat niet op zichzelf. Het vorm het ‘rechterpaneel’ van een drieluik ofwel: een trilogie.
Dit drieluik begon in 2015 met het boek Een heidense uitdaging, over ‘leven met de God van Israël’. Dit vormt het linkerpaneel. En het middenpaneel van het drieluik is nu ook beschikbaar: Van zilveren sporen, het derde boek. De opvallende ondertitel hier luidt: ‘Een gang door het synagogale jaar met een oor naar de kerk’.
‘De Bijbel komt van A tot Z uit Joodse bron’, valt in de inleiding van Van zilveren sporen te lezen. Maar helaas geldt: ‘Toch vind je in christelijke dogmatiek, apostolicum catechese en exegese daar naar verhouding weinig sporen van.’ Dit zou wat Gijsbertsen betreft anders moeten.
Zijn drie boeken, die deels stammen uit de ‘Leerdiensten Torah en Evangelie’ in Kampen, wijzen een
route aan. Kenmerkend hier is de aandacht voor het Hebreeuws en voor de uitleg van Joodse exegeten. Dat is dus iets ánders dan wat veel christenen die van Israël houden, voor ogen staat. Gijsbertsen merkt op: ‘Wél zie ik dat veel christenen zich bezighouden met de toekomst van Israël, en wat zij de “bekering” van Israël noemen. Maar over hun eigen geloof en christelijke theologie lijken ze weinig vragen te hebben.’ Het wordt natuurlijk spannend als je vraagt: wat gaat er dan schuiven in de theologie, als we aandachtiger luisteren naar Joodse uitleggers? Daarop vind je bij Gijsbertsen niet eentweedrie een antwoord. Hij propageert geen complete ommezwaai in de theologie, zo krijg je de indruk. Wel wil hij nadrukkelijk de woorden van de Bijbel spellen, beluisteren en als nieuw tot zich nemen, geïnspireerd door wijsheden uit de Joodse uitlegtraditie. Daarbij is overigens wel duidelijk dat ‘de’ Joodse uitleg niet bestaat. Joodse rabbinale exegese is eerder een koor van stemmen door de eeuwen heen, soms zelfs een kakafonie, dat in een voortgaande discussie de Bijbel bespreekt, uitlegt en bevraagt. Duidelijke focus Een duidelijke structuur is wel in het boek van Gijsbertsen te vinden: hij volgt het Joodse leesrooster waarin de thora gedurende een jaar wordt doorgenomen. Elke week is er een nieuw gedeelte – een parasja – die gelezen en bestudeerd wordt. Daarvan bespreekt Gijsbertsen er vijfentwintig. Een duidelijke focus in dit meditatieve werk van Gijsbertsen betreft de concreetheid van het hier-en-nu. Hij zet zijn kaarten niet op een heerlijk hiernamaals, maar hij leert van de Joodse uitleggers – en natuurlijk van de Bijbelse profeten – dat het om déze wereld gaat. Gerechtigheid duidt op redding voor concrete mensen in hun tastbare problemen. En God gaat zijn weg met mensen door de geschiedenis heen. Die geschiedenis heeft dus ‘zin’, zij opent een toekomst, en is niet slechts een ‘voorfase’. Daarbij is de Bijbelse blik heel breed, benadrukt Gijsbertsen: het gaat in de Hebreeuwse Bijbel om de héle mensheid. Israël is geen doel op zich, maar inspiratiebron voor de volkeren, om in recht en gerechtigheid te leren leven.
Naast deze blik op universele gerechtigheid en op concreet dienstbetoon, valt bij Gijsbertsen steeds ook een eigensoortige vreugde op: over wie JHWH is voor de behoeftige, beperkte en soms wanhopige mens. Wij mensen mogen ‘leunen op dit Lam Gods’, valt ergens in dit boek te lezen. Dat raakt de veertigdagentijd. Het gaat dan over de offerdienst, die Gijsbersten vanuit Leviticus aan de orde stelt. Een offer is geen poging God minder boos te maken of vriendelijk te stemmen, lezen we hier. Dat zou heidens zijn. Een offer is juist een daad van toewijding of van ‘nadering’. Het is dus iets wat plaatsvindt in de liefdevolle verhouding tussen God en mens. Jezus staat in onze plaats, legt Gijsbertsen uit, omdat hij het leven van toewijding leefde waarin wij maar niet slagen. Laatsvervanging dus: ‘Wij brengen ons gewicht op Hem over.’ En van daaruit ontvouwt zich ‘een leven in heiliging’, met ‘een hart voor alle mensen’. Dit is wat je noemt ‘een leven vanuit het hart van de Torah’, aldus Gijsbertsen.
Van zilveren sporen. Een gang door het synagogale jaar met een oor naar de kerk.
Uit het Friesch dagblad door Tjerk de Reus
Geloven op z’n Hebreeuws door Kayleigh Kingma
/in geen categorie /door RennieGeloven op z’n Hebreeuws
Theoloog Bart Gijsbertsen was van jongs af aan al nieuwsgierig naar de joodse Bijbel. Hij vroeg zich af wat er stond in de Tenach, het boek waaruit ook Jezus in de synagoge hoorde voorlezen. De Bijbel komt volledig uit joodse bron en gaat over het volk Israël, maar daar zie je volgens Gijsbertsen vrij weinig van terug in de christelijke theologie. Wanneer er wel sprake is van joodse sporen, worden deze veelal in een negatief daglicht gesteld. De nieuwsgierigheid van Gijsbertsen leidt tot een heroverweging van de joodse bronnen. Hoe kan men in positieve zin naar de joodse roots kijken? De interesse van Gijsbertsen heeft geresulteerd in het boek “Van zilveren sporen”, waarin hij een gang maakt door het synagogale jaar en zich afvraagt hoe het rabbijns commentaar in verhouding staat tot de bijbeluitleg van de kerk.
Welke betekenis heeft de rabbijnse uitleg voor het joodse volk in zijn gespannen verhouding tot andere volkeren? Laat er geen misverstand over bestaan: hem biedt de joodse uitleg veel troost. Hij richt zich tot de christenen die zich bezighouden met de toekomst van Israël en zijn ‘bekering’. Hij spoort hen aan om de ideeën over hun eigen geloof en christelijke theologie breder te trekken. Gijsbertsens boek is het laatste deel van een drieluik dat in het teken staat van een christelijke uitleg van de Bijbel uit Hebreeuwse bron.
Eerder verschenen al Een heidense uitdaging (2015) en Luisteren bij maanlicht (2019), waarin het gaat over de joden als het volk van Israël en over het kerkelijk jaar in relatie tot de joodse feestkalender. De boeken van Gijsberten kan men dan ook samenvatten als ‘geloven met een Hebreeuws ijkpunt’.
Recensent : Kayleigh Kingma
Recensie : Luisteren bij maanlicht
/in geen categorie /door Rennie“Luisteren bij maanlicht
– een gang door het kerkelijk jaar met een oor naar de synagoge”.
De schrijver heeft menig boek op zijn naam staan op zijn zoektocht naar een theologie waarin het volk Israël met zijn tradities, gedenkdagen en feesten de plaats krijgt die het in de kerk toekomt. Hij zet zijn meditatieve uitleg van Bijbelteksten in dit boek in een bepaalde structuur: het kerkelijk jaar wordt gevolgd, maar de auteur begint niet met Advent. Hij begint bij Pasen/Pesach.
De titel Luisteren bij maanlicht wordt als volgt nader uitgelegd. ‘Maanlicht’ staat in het teken van het Joodse maanjaar tegenover het door de kerk gevolgde zonnejaar. Rond Pesach/Pasen is het ’t meest duidelijk dat de kerk zich ten diepste niet op het zonnejaar maar op het synagogale jaar hoort te oriënteren. Om de verschuiving met Pesach/Pasen op te vangen begint het leesrooster met de kerkelijke veertigdagentijd en het eind van de maand Adar, de maand vóór Nissan.
Psalm 72: 5 Moge hij leven zolang de zon bestaat, ´zolang de maan zal schijnen´ – is van toepassing op de titel. De letterlijke vertaling van het Hebreeuws is: ´voor het aangezicht van de maan´.
De toon wordt gezet door Exodus 31: 12 – 17. Daarin gaat het over het levensritme dat gegeven is met het Sabbatsgebod, dat een scheppingsordening wordt genoemd. Luisteren bij maanlicht is daarom: luisteren naar de Torah.
Hoe kan de Torah in de eredienst haar plaats krijgen? Het Sabbatsgebod wordt herhaald in Exodus 16, 20, 31 en 35. Er is een verband tussen de instructies voor de bouw van de tabernakel en de Sabbat. Het was niet verboden om op de Sabbat te werken aan deze bouw.
De bouwstenen voor de eredienst vinden we in het Israël-leesrooster. De kerk wortelt in Israël.
Belangrijk dat genoemd wordt, dat Pasen op gezag van keizer Constantijn de Grote (Nicea) door Romeinse dogma´s is losgekoppeld van Pesach, waardoor in feite Jezus wordt losgemaakt van zijn eigen bron.
Daarom sluit dit leesrooster aan bij de Joodse kalender. Deze oriëntatie op de Joodse kalender laat voldoende ruimte om ook expliciet rekening te houden met het eigene van het kerkelijk jaar.
Het meest verrassend is de keus voor de plaats en het karakter van de lezing uit het Nieuwe Testament. In het Israël-leesrooster gaat de nieuw-testamentische lezing consequent voorop – als inleiding op en toeleiding naar de hoofdlezing.
De beslissing om aan te sluiten bij de Joodse kalender en niet bij de Torahcyclus heeft tot gevolg, dat het Israël-leesrooster voor de hoofdlezing niet exclusief aangewezen is op de eerste vijf boeken, de kern van de Torah, maar ook gebruik kan maken van de Profeten en de Geschriften. Hierdoor vertoont het rooster de nodige afwisseling en is het vrij van systeemdwang.
In die zin is het ook bijzonder, dat dit rooster, anders dan bij het ´alternatieve Torahproject´ een expliciete verbinding legt met de zondagen van het kerkelijk jaar. Daarnaast is het ´alternatieve Torahproject´ problematisch vanwege een dwangmatigheid, omdat men via de beweging van de Torahlezing via de profetenlezing naar de evangelielezing uit wil komen bij Jezus als vervulling van de Wet en de Profeten.
Van harte wil ik dit boek aanbevelen als een meditatieve bijdrage aan de koppeling tussen Sabbat en tabernakel, tussen Torah en eredienst.
G.J.D.C.Loor
Recensie : van zilveren sporen door G.A. van der Spek-Begemann
/in geen categorie /door RennieVan zilveren sporen
– een gang door het synagogale jaar met een oor naar de kerk
Met de verschijning van dit laatste boek is een drieluik ontstaan. Op het linker paneel zien we Een heidense uitdaging (2015); op het rechterpaneel verscheen Luisteren bij maanlicht (2019) en nu het middelste paneel Van zilveren sporen.
In de Inleiding wordt gerefereerd aan de Bijbel als Joodse bron van A tot Z. Maar waar, zo vraagt Gijsbertsen zich af, vind je in dogmatiek, apostolicum, catechese en exegese van christelijke huize daar sporen van? En als die sporen er al lijken te zijn, dan gaat het vaak over de toekomst van Israël c.q. de ‘bekering’ van Israël. In de kerk zelf is echter weinig te merken van een ‘bekering’ van een Israël-loze bijbeluitleg.
In dit boek wordt iets gedeeld van de inhoud van de ‘leerdiensten Torah en Evangelie’ in Kampen; gehouden aan de hand van het synagogale rooster. Eén van de belangrijke bronnen daarbij was Tenachon, rabbijnse concepten gepubliceerd door de Stichting PaRDeS (voorheen B.Folkertsma Stichting voor Talmudica).
Het boek volgt het Torah-leesrooster zoals dat is onderverdeeld in vaste Sidrot. De Talmoedische norm wordt gebruikt bij de uitleg. De gewoontegetrouwe christelijke uitleg is hier vreemd aan.
Tegelijk valt te bedenken dat Jezus Jood was. En zijn enige Bijbel was de Tenach. Mij trof bij het lezen van de laatste Sidra in het boek de aanhaling van Johannes 3: 11, het woord van Jezus: ‘Jullie nemen ons Getuigenis niet aan’; met als kopje daarboven ‘Een verbaasde Torah’. Jezus verwoordt zijn verwondering over het feit dat de Tenach onder de mensen niet landt.
Bijzonder is betekenis en gebruik van de liturgische klok die in deze diensten werd gebruikt: een klok waarop het kerkelijk zonnejaar flexibel is gemaakt om zich telkens te kunnen afstemmen op het synagogale maanjaar.
Ik citeer: ‘Een belangrijk verschil tussen de kerkelijke zonnekalender en de synagogale maankalender is dat iedere maand begint met nieuwe maan: Rosj Chodèsj. Het hele leven, het hele levensritme, elk begin van een maand wordt van Godswege aangestuurd via de maan en haar cyclus. Sinds onheugelijke tijden is Rosj Chodèsj een feestdag. De stichting van de staat Israël in 1948 wordt in het Joodse leven vergeleken met het begin van het ontspruiten van onze verlossing, het begin van een herstel na afschuwelijk donker’.
Graag sluit ik me hierbij aan in de verwachting van het messiaanse vrederijk op aarde.
G.A. van der Spek-Begemann