lokroep van de vrijheid cover_groot

Recensie: Lokroep van de vrijheid

Vrij of onvrij? Dat is de vraag!

Het boek ‘De lokroep van de vrijheid’ gaat over de beperkingen van onze vrijheid. We laten ons ketenen door denkbeelden die ons worden voorgeschoteld door sociale media, tv en internet, maar ook door filosofische en spirituele denkmodellen. Datgene waarvan wij denken dat het vrijheid geeft, plaatst ons juist in een dwangbuis. Hoe kun je in deze omstandigheden toch als vrij mens leven? Dat is de kernvraag van dit boek.

De onvrije hunkeraar
Uit het boek kun je twee varianten van het menszijn distilleren: vrij en onvrij. Wanneer wij onvrij zijn, zijn wij onverzadigbare, claimende en manipulatieve wezens: bevestigingsjunkies die uit zijn op een wederzijdse bevrediging van behoeftes. Wij hebben dan grote moeite met ongekunsteld en eenvoudig zijn. Alsmaar pogen wij een betere en geslaagde versie van onszelf neer te zetten. We doen ons vriendelijker voor dan we zijn en zetten ‘gelegenheidsgezichten’ op. Deze show maakt ons tot huichelaars. Dit zijn niet mis te verstane bewoordingen van Halbesma, en de negatieve lading hiervan komt op mij als lezer wat cynisch over.
Maar waarom vertonen wij dit gekke gedrag? Halbesma zegt hierover dat we geliefd willen zijn en bang zijn voor afwijzing en om verlaten te worden. We hechten ons aan alles dat ons kan verlossen van dit gevoel. Dus streven wij als mensen continu naar… Naar wat eigenlijk? Het streven an sich is eigenlijk het hele probleem. We creëren een ik-idee, een identiteit en deze moet onderhouden worden met macht, succes, aanzien en een geslaagd leven.

Een vrij mens
Maar hoe verlos je jezelf van dit hunkerende ik? Daar geeft Halbesma ook een antwoord op, hoewel van een stappenplan geen sprake is. Hij stelt dat vrijheid niet in handleidingen gedijt. Het is daarom geen leidraad, geen recept en het draagt geen ultieme wijsheid met zich mee. Het zet wel aan tot een volledig varen op jouw authenticiteit. Halbesma schetst de contouren van een vrij mens. Deze is volledig authentiek, oorspronkelijk en leeft naar zijn aard en temperament. Het draait vooral om het loslaten van de hechting aan een ‘ik’.
De lat komt echter wel hoog te liggen waar een vrij mens wordt beschreven als iemand die geen wensen en verlangens meer heeft, en door niets en niemand meer geraakt kan worden. We doen in deze staat nergens meer moeilijk over, accepteren onszelf en omarmen alles. Maar is dat haalbaar? Ik vraag het mij af. Deze beschrijving in superlatieven plaatst enerzijds de meeste mensen in ‘het onvrije’ en dat is de staat van de manipulatieve hunkeraar! Niet helemaal representatief voor de mensheid wat mij betreft. Anderzijds maakt het de vrije staat voor de meeste mensen tot een utopische werkelijkheid.

Ontnuchterend
De kracht van het boek is dat je steeds meer jasjes uitdoet, van opvoeding, van conditionering, van alles wat je in je leven (aan)geleerd hebt. Op een expliciete manier wordt de wijze waarop wij leven naar de aan ons opgedrongen ideeën verwoord. Het is daarom een ontnuchterende leeservaring. Alle maniertjes die je je eigen hebt gemaakt om te ontsnappen aan een sleur of leegte worden hier genadeloos ontdaan van hun opsmuk. Ieder individu dat zich op een spiritueel, religieus of psychologisch pad heeft begeven moet stevig in zijn schoenen staan. Het wordt allemaal van de troon gestoten. Een dergelijk pad biedt geen vrijheid, aldus Halbesma. Het is vooral een elegante hobby voor de elite. Er is na dit boek geen vastklampen meer mogelijk. De lezers die een reddingsboei nodig hebben, zijn bij dezen dus gewaarschuwd. Het houvast in je leven, dat ben jij!

Labelvrij is blijkbaar vrijheid
Halbesma (1962) schrijft boeken over vrijheid om te leven naar je ware aard. Dat de schrijver geen identificatie met een ‘ik’ heeft is terug te zien in zijn schrijfstijl. Dit boek is geschreven in korte hoofdstukken in algemene taal waarin de ‘ik-vorm’ wordt vermeden. Er is geen zelfonthulling. In het boek zijn elementen te herkennen van het boeddhisme en de Advaita Vedanta, maar terwijl ik dit schrijf voel ik de hete adem van Halbesma in mijn nek: hij is geen aanhanger van denkwijzen en filosofieën. Iedere vooringenomenheid wordt bij voorbaat gepareerd. Het boek is hier en daar ook wat tegenstrijdig. Waar bijvoorbeeld geschreven wordt dat een vrij mens stopt met persoonlijke meningsvorming, kan ik mij niet onttrekken aan het gevoel dat dit relaas ook een mening is. Dat er een visie door de tekst heen sijpelt is niet voorkomen. Het wordt alleen niet gelabeld met een -isme. Labelvrij is blijkbaar vrijheid.
Ik vind het jammer dat de aandacht in het boek hier en daar meer naar taalfouten wordt getrokken dan naar de inhoud. Daarnaast levert het boek door de uitdagende pen van Halbesma soms wat ongemak op en dat maakt het niet per se een aangenaam boek. Dit ongemak legt wel de veronderstellingen van jou als lezer bloot. Dat maakt het boek confronterend in haar uitingen, maar nog meer in de eigen reactie daarop. Als je jouw overtuigingen uit wilt dagen, is dit boek zeker een aanrader.
Recensent Ilse van Leeuwen

Je kijk op de dood bepaalt je levenshouding

Door Roek Lips (

 

Alle  in het universum, zegt Pim van Lommel, komt voort uit het bewustzijn. Dat betekent nogal wat, want ‘als we ons bewustzijn veranderen, zal ook de wereld veranderen’.
De manier waarop we tegen de dood aan kijken, ­bepaalt hoe we in het leven staan. Ik denk dat we ons bewustzijn de komende jaren verder gaan ontwikkelen. Dat bepaalt hoe we tegen de wereld aankijken. Als we verliefd zijn, is de wereld prachtig, maar als we depressief zijn, is dezelfde wereld een ramp. Als we ons bewustzijn veranderen, zal ook de wereld veranderen en de manier waarop we de wereld zien.”

Cardioloog Pim van Lommel (77) is al ruim 34 jaar betrokken bij onderzoek naar mensen met een bijna-doodervaring (BDE) en auteur van het boek Eindeloos bewustzijn, dat ­alleen in Nederland al een oplage van 150.000 exemplaren heeft bereikt. “Mensen die een ervaring van verruimend bewustzijn hebben gehad, zoals een bijna-doodervaring, veranderen allemaal. Ze krijgen andere inzichten. Het inzicht bijvoorbeeld dat dood niet het einde is. Als we denken dat dood het einde is van wie wij in essentie zijn, dan besteden we vooral aandacht aan het tijdelijke, aan het uiterlijke, geld en macht, maar daar gaat het natuurlijk niet om. ­Onze essentie is heel wat anders en dat inzicht is volgens mij aan het veranderen.”

Waarom bent u dit gaan onder­zoeken?

“Als jonge arts was ik een materialistisch denker. Ik had geleerd dat bewustzijn een product is van de hersenen, dat stond voor mij vast. Totdat ik in 1986 het boek Terugkeer uit de dood las van psychiater G.G. Ritchie, die als medisch student stierf aan een dubbele longontsteking, maar door een injectie met adrenaline rechtstreeks in het hart weer terugkwam in het leven. In het boek beschrijft hij zijn zeer indringende bijna-doodervaring. Kort daarna ging hij als hospik het leger in en landde tijdens de oorlog in Normandië, om vervolgens als eerste in een aantal concentratiekampen langs te gaan. Een van zijn indrukwekkendste verhalen gaat over een Poolse man, die iedereen in het kamp aan het helpen was. En hoewel het merendeel van de mensen halfstervend en ziek was liep deze man er al vier jaar sterk en gezond rond. Ritchie vroeg hem hoe het mogelijk was de ellende van het concentratiekamp te overleven. Hij vertelde dat zijn vrouw en kinderen in Warschau voor zijn ogen waren doodgeschoten en dat hij zich op dat moment realiseerde dat hij de keus had: ga ik haten of ga ik liefhebben? Die intrinsieke keuze voor liefhebben gaf hem de kracht om door te gaan. Ritchie herkende die keuze van zijn eigen bijna-doodervaring.

“Dat boek was voor mij de aanleiding om aan patiënten te vragen of ze een herinnering hadden aan hun periode van hartstilstand. Na vijftig patiënten had ik al twaalf verhalen van een BDE gehoord. Dat prikkelde mijn wetenschappelijke nieuwsgierigheid, want ik heb altijd geleerd dat het niet kan, omdat het bewustzijn een product is van de hersenen en er dus geen bewustzijn meer kan zijn als de hersenfuncties uitvallen. Toen kwam mijn vraag: hoe kan het dat mensen toch nog bewustzijn en waarnemingen hebben? Een andere vraag dus. Dat was de start van het onderzoek.

“Als je een hartstilstand hebt, ben je binnen enkele tellen bewusteloos. Het lichaam wordt slap en reflexen vallen weg. De ademhaling stopt. De bloedstroom bij de halsslagader stopt na enkele seconden. En als je een EEG zou maken van de hersenen, zie je na 10 tot 20 seconden een rechte lijn. Dan is er dus geen hersenactiviteit meer. Hoe kan het dan dat 20 procent van de mensen een helder bewustzijn waarneemt, veel helderder dan ooit? Met de mogelijkheid van waarnemen buiten en boven het lichaam?

“Een mooi voorbeeld is een man met een hartstilstand, die halfdood het ziekenhuis werd binnengebracht. Hij was al blauw en had lijkvlekken. Een bijna hopeloos geval in mijn observatie als cardioloog. Na

1,5 uur reanimeren kreeg hij weer bloeddruk en hartslag, maar bleef diep in coma. Na een week kwam hij uit coma en werd teruggebracht naar de hartafdeling. En toen zei hij tegen een verpleegkundige: ‘Jij was erbij toen ik het ziekenhuis werd binnengebracht en hebt mijn gebit uit mijn mond gehaald en het in een kastje gelegd waarop allemaal flesjes stonden. Jij weet waar mijn kunstgebit is.’ Hij had van bovenaf zijn eigen reanimatie waargenomen en kon precies beschrijven wie erbij betrokken waren geweest en hoe hij in coma was overgeplaatst naar de ic. Het klopte allemaal. Die waarnemingen kun je controleren. Ik heb er in 2001 over gepubliceerd in The Lancet.

“Het heeft nog lang geduurd, maar ik twijfel er niet meer aan dat het bewustzijn géén product is van de hersenen.

“Ik vergelijk het eindeloze bewustzijn met de cloud. Daarin zitten meer dan een miljard websites en filmpjes. Je kunt ze op je computer op elke plek in de wereld ontvangen, maar ze worden niet door dat apparaat geproduceerd, dat maakt alleen de ontvangst mogelijk. Als vergelijking: de hersenen en het lichaam maken de ontvangst van een gedeelte van dat eindeloze bewustzijn mogelijk, maar het wordt niet door de hersenen geproduceerd.”

Een bijna-doodervaring is altijd een transformatieve ervaring, zegt Van Lommel. Over twee minuten hartstilstand kunnen mensen een week lang praten, merkte hij tijdens de gesprekken die hij voerde. “Het verandert het leven echt ingrijpend. Ze verliezen hun angst voor de dood, want dood blijkt een andere vorm van leven te zijn en ze hebben de zekerheid dat de essentie van henzelf doorgaat. Ze voelden zich gelukkig en volledig en krijgen een nieuw inzicht in wat werkelijk belangrijk is in het leven: onvoorwaardelijke liefde, acceptatie en empathie, in de eerste plaats naar zichzelf. De acceptatie van je eigen schaduwkanten. Onvoorwaardelijke liefde en compassie naar de ander, de natuur en de aarde. Iedereen beschrijft dan het intense gevoel dat ze meekrijgen van diepe verbinding met alles en iedereen. Dat alles wat je denkt en doet invloed heeft en weer terugkomt bij jezelf.

“Het woord individu betekent ­letterlijk ‘niet gedeeld’. We zijn dus één. Wij zijn dat woord verkeerd gaan gebruiken, als afgescheiden van elkaar.

“Veel mensen die terugkomen, hebben daarna ook een verhoogde intuïtieve gevoeligheid. Het gaat daarna in het leven niet meer om geld, een groot huis of dure kleren en een jong lijf, maar om het helpen van mensen. En om de natuur. Mensen nemen veel levensinzicht mee als ze terugkomen. Maar omdat het lastig is om erover te praten en je gemakkelijk op onbegrip kunt stuiten, zie je dat veel mensen daarna in een spirituele crisis komen en eenzaam of depressief worden. Ik ken mensen die er wel vijftig jaar over hebben ­gezwegen.”

Van Lommel deed ook onderzoek naar andere bijzondere ervaringen, zoals sterfbedvisioenen bij terminale patiënten, of terminale helderheid bij mensen in het eindstadium van alzheimer, die opeens vlak voor hun overlijden helder worden. “In Nederland zijn er naar schatting zo’n twee miljoen mensen die het innerlijke gevoel hebben dat zij in contact zijn geweest met overleden dierbaren, maar ook daar wordt vaak over gezwegen uit angst voor afwijzing, of ze denken zelf dat ze het gedroomd hebben.”

Hoe komt dat?

“We hebben een cultuur gecreëerd – de wetenschap voorop – waarin subjectieve waarnemingen die niet objectief gemeten of bewezen kunnen worden als hallucinaties worden gezien en dan niet meer serieus genomen worden. Als bijvoorbeeld neurowetenschappers en filosofen dat wel zouden gaan doen dan moeten ze, net zoals ik, afscheid nemen van het eenzijdige materialistische denken en dat haalt veel onderuit.

“Vanuit de traditionele wetenschap is er dus veel weerstand, maar dat zie je veel minder bij de rest van de bevolking: 70 procent van de mensen is in zekere zin religieus of spiritueel. De zoektocht naar zingeving door innerlijke ervaring neemt de laatste jaren weer sterk toe. Dat zie je ook in de toenemende belangstelling voor vragen die te maken hebben met hoe we met elkaar, de aarde en de natuur moeten omgaan. Mensen met een bijna-doodervaring zijn vaak ook meer religieus geworden, in de letterlijke betekenis van het woord, dat het om herverbinden gaat. Maar daarin speelt de kerk voor deze mensen meestal geen rol. Voor hen is het geloven veranderd in weten.”

Is een bijna-doodervaring nodig om tot ander bewustzijn te komen?

“Nee, zeker niet als je openstaat voor de inzichten die er zijn. Ik heb zelf ook geen eigen persoonlijke ervaring met BDE. Ik ben wel dankbaar dat ik dankzij de verhalen van andere mensen tot nieuwe inzichten ben gekomen. Wetenschap is voor mij geen dogma, maar vragen stellen met een open geest.

“Plato wist het al. Die heeft letterlijk opgeschreven dat het lichaam de tijdelijke drager is van de ziel, die blijft. Nieuw is dat er nu wetenschappelijke ontdekkingen bijkomen die deze inzichten bevestigen. Het is mooi om te zien hoe de jongere generatie daar ook steeds meer voor openstaat. Soms is het nodig dat een oude generatie sterft, voordat een nieuwe theorie wordt geaccepteerd, zoals Max Planck (die kwantumtheorie ontwikkelde) heeft gezegd. Het nieuwste inzicht is dat bewustzijn fundamenteel is en dat alles in het universum voortkomt uit bewustzijn. Ook materie. Dat is nogal wat, als je dat tot je door laat dringen. De manier waarop we tegen de dood aankijken, bepaalt hoe we in het leven staan.

“Ik ben optimistisch. Ik denk dat die verandering de komende jaren snel gaat en dat is ook nodig. Want als we ons bewustzijn niet veranderen, zullen we het als mensheid niet overleven.”

de appel is weer barstig

Recensie: De appel is weer barstig

Over schuld die blijft schuren

‘Dit klinkt niet interessant,’ denk je wellicht als je de boektitel leest. Dat dacht ik ook. Daarbij is de kaft van het boek ‘De appel is weer barstig’ met een rot uitziende appel niet bepaald uitnodigend. Uitgeverij Van Warven stelde twee grote dozen met boeken ter beschikking die onze studenten mochten recenseren in ruil voor het boek. Onze boekentafel werd al snel leger maar het boek ‘De appel is weer barstig’ ging verschillende malen terug in de doos. Totdat mijn oog op de ondertitel viel: ‘Over schuld die blijft schuren’. Met het oog op de aankomende Capita Selecta Cursus ‘Betekenis- en hoopvol omgaan met lijden, schuld en dood’ die ik vanaf 21 januari en 27 mei verzorg was mijn interesse gewerkt. Ik nam zelf het boek mee om een recensie te schrijven.

Studiedag

Jacques Vos & Jos van der Leur organiseerden een studiedag over schuld omdat het in hun ogen een miskend thema is. Alhoewel verschillende schrijvers en filmproducenten oog voor schuld in hun werk hebben, is schuld in het leven van alledag verhuld. Dit is één van de drie kenmerken van schuld. De studiedag mondde uit in dit boek omdat een aantal deelnemers tijdens de studiedag werden geraakt. In de eerste alinea verontschuldigen de auteurs zich al bij voorbaat omdat het niet het mooiste boek is dat je ooit hebt gelezen. Desalniettemin willen zij aandacht blijven vragen voor schuld die blijft schuren nadat het Christendom op z’n retour is en het in onze postmoderne tijd wordt ontkend.

Schuld en aanverwante begrippen

De inleiding verkent het begrip schuld en aanverwante begrippen zoals schuldgevoel en schaamte. Schuld, als het willens en wetens een ander schade berokkenen, is een menselijk fenomeen dat van alle tijden is en in alle culturen voorkomt. Schuld is dus existentieel volgens Vos & Van der Leur die dit als tweede kenmerk noemen. Vos & Van der Leur illustreren dit o.a. met een kort gedicht van Willem Wilmink:

Wanneer je op de kansel staat
en over schuld en zonde praat,
herdenk dan ook eens in je preek
hoe jij die mooie meid bekeek.

Het derde kenmerk is dat schuld zich complex manifesteert. Daarbij maken de auteurs onderscheid tussen schuld en schuldgevoelens. Niet elke schuldige krijgt een schuldgevoel en niet aan elk schuldgevoel gaat schuld vooraf. En daarbij kan een schuldgevoel gezond en ongezond zijn. Na het lezen van de inleiding duizelt het me al op een plezierige manier. Er wordt veel aangereikt om over na te denken. Mijn initiële weerstand over de hoofdtitel en de kaft verdwijnen als sneeuw voor de zon.

Drie delen

Na de inleiding kent het boek drie delen. In het eerste deel wordt schuld in historisch en cultureel perspectief gezet. Van het eerste Bijbelse verhaal over schuld – Eva die van de verboden appel eet en Adam verleidt om dit ook te doen – tot de autobiografie van kerkvader Augustinus waarin hij bekent ooit een peer gestolen te hebben. Van Calvijn die via de Heidelberger Catechismus leert dat de mens geneigd is tot alle kwaad tot bijvoorbeeld de andere kijk op schuld in de Afrikaanse cultuur waar schuld wordt vereffend tot magische rituelen.

Het tweede deel verkent de drie kenmerken van schuld – verhuld, existentieel en complex – in meer detail aan de hand van gedichten, teksten en muziek.

In het derde deel staat het omgaan met schuld centraal. Schuld kan verstikkend en allesoverheersend werken. Het is alsof een plaat in je hoofd blijft hangen. Vos & Van der Leur beschrijven drie invalshoeken om aan de alles overheersende greep van schuld te ontkomen: erkenning, vergeving en voorbeeldverhalen van Bijbelse figuren die met schuld kunnen leven.

Verborgen schat

Dit boek is een verborgen schat dat mijn inzicht in het thema schuld aanzienlijk heeft verrijkt. Het bracht me op het spoor van nieuwe literatuur van o.a. de Duitse theologe en therapeute Chris Paul. In haar boek ‘Schuld, Macht, Sinn’ ontwikkelt zij een werkmodel om de begrippen schuld en schuldgevoel van meerdere kanten te bekijken. Deze inzichten neem ik zeker mee in de aankomende Capita Selecta Cursus. Achter de minder aansprekende titel en de kaft van dit boek hebben Vos & Van der Leur een verborgen schat weten te creëren met tal van invalshoeken en voorbeelden over schuld. Het is misschien niet het mooiste boek geschreven over schuld maar in ons taalgebied wel het startboek als je je wilt verdiepen in het thema schuld.

Recencent : Ellen van Son

 

Recensie: Een hemel voor Theo

God is ook maar een mens

Het Einde kent geen woorden,
het Einde taalt niet

Wouter Berns is al meer dan 25 jaar kunstschilder en maakte voor zijn boek Een hemel voor Theo zelf de cover. ‘De gedachteloze filosoof’ loopt de hemeltrap op van 77 treden. Voor alle levensjaren één trede. Theo is die man van 77 en sinds lange tijd chronisch ziek. Wanneer hij het tijdelijke met het eeuwige verwisselt, ontmoet hij Petrus en wordt bewoner van het Hemelrijk. Alles wat hij daar ziet zijn zaken die hij ergens van herkent, zijn persoonlijke herinneringen krijgen een waar gezicht. Theo wordt gevraagd iets heel bijzonders te doen, of eigenlijk iets heel bijzonders te worden.

Berns is een getalenteerd man. Naast schilder is hij een waarachtig woordkunstenaar. Zijn zinnen bewegen zich tussen diepgang en wijsheid en geven stof tot nadenken.

‘Hij bevond zich in een bijzonder ergens dat nergens op leek’
‘Hij besefte dat de wil niet zonder kunnen kan’

Het geheel leest makkelijk, maar dat is meteen een valkuil. Het zijn weliswaar korte hoofdstukken, toch komt het boek het beste tot zijn recht wanneer het langzaam gelezen wordt, omdat het zoveel meer bevat dan slechts een goed verhaal. Er wordt gereflecteerd op het leven en de imperfectie van God. Bovendien is het verrassend actueel. Berns schrijft over hoe de huidige menselijke beschaving op een dood spoor zit, over het nutteloze van het westers materialistisch denken en over het leed dat macht met zich meebrengt. Gelukkig zijn er nog net genoeg mensen waarbij het God gelukt is om hen een fatsoenlijke ziel mee te geven. God heeft een geheim project en werkt aan een zielenupgrader om mensen naar een ander en hoger bewustzijn te brengen. Persoonlijk denk ik dat ‘zielenupgrader’ kans maakt op het Van Dale Woord van het Jaar 2021!

De naam Zwieperd, voor een engel, was ik minder enthousiast over, maar dat is dan ook het enige. Een hemel voor Theo is een hoopvolle vertelling met meerdere lagen. Het is een filosofisch werk dat antwoord kan geven op de eeuwenoude vraag: wat gebeurt er na de dood? Het is geruststellend, humoristisch en geeft inzicht. Laat het woord God je niet afschrikken, dit is vervangbaar en ingezet als beeldspraak.

Recencent : Marjan van Druenen

Jan Hage laat het Dom-orgel vibreren

Jan Hage laat het Dom-orgel vibreren

Door Christo Lelie

In de Utrechtse Domkerk valt niet alleen te genieten van een van de mooiste orgels van Nederland: het wordt ook nog eens bespeeld door een organist van internationaal niveau. Want dat ís Dom-organist Jan Hage. Als geen ander weet hij in kerkdiensten het woord te vertalen in eigentijdse en prikkelende orgelimprovisaties.

Zijn indrukwekkende cd ‘Dialoog’ bevat zes van dergelijke geïmproviseerde klankstukken die samen een filosofisch-theologische symfonie vormen. Hage liet zich inspireren door psalmen en gezangen. Dat leidde allesbehalve tot traditionele koraalvariaties: alleen in ‘Waarom moest ik Uw stem verstaan’ is de melodie van Liedboekgezang 941 een thematisch gegeven. In de andere improvisaties volgt Hage uitsluitend de teksten. Zo opent psalm 1 (‘Stem van den beginne’) met een enkele toon die zich via minimalistische processen tot een ware klankorgie ontvouwt, waarin het orgel staat te vibreren en schudden. Nummer 4, ‘Victimae Paschali Laudes’, is een uitzinnig kakofonische toccata, die de kosmische strijd tussen leven en dood symboliseert. Daarna volgt in psalm 23 weldadige pastorale rust.

Hages onorthodoxe gebruik van het orgel als ‘klankfabriek’ is volledig gespeend van clichés en geijkte improvisatiestramienen. Jammer van enig gebonk in de kerk dat Hages boeiende verhaal soms verstoort. De cd hoort bij het boek ‘Leven met de Stem’ van Bart Gijsbertsen en Jan Willem Kirpestein.

Klassiek; Jan Hage, orgel; Dialoog – Leven met de stem; Vier sterren

Trouw – Saïda

Saïda Aoulad Baktit was schoonmaakster in het ziekenhuis tot ze haar roeping vond als geestelijk verzorger

Saïda Aoulad Baktit. Beeld Hanne van der Woude

Saïda Aoulad Baktit wist van schoonmaakster in het ziekenhuis op te klimmen tot islamitisch geestelijk verzorger. Ze is in het Radboud UMC een vraagbaak voor patiënten en personeel.

Met een vader die het niet nodig vond dat ze haar school afmaakte, en een man die haar in een blijf-van-mijn-lijf-huis deed belanden, was het niet erg waarschijnlijk dat Saïda Aoulad Baktit (51) een bloeiende carrière zou opbouwen in het Radboud Universitair Medisch Centrum Nijmegen. Maar dankzij een kort gesprekje met een buurvrouw over de schutting heen kwam ze 25 jaar geleden aan een baan als schoonmaakster.

En van de ene baan kwam de andere baan. Nu werkt ze als islamitisch geestelijk verzorger in het Radboud UMC en geeft ze lezingen over, zoals ze het zelf zegt, ‘mijn expertise, de moslimpatiënt’. Een drietal predikanten die haar kennen, Jeroen Jeroense, Trijnie Nielen-Rosier en Karin Spelt, zijn zo van haar werk onder de indruk, dat ze een boek schreven. In ‘Saïda: van schoonmaakster tot islamitisch geestelijk verzorger’, beschrijven ze hoe ze als geen ander de waarde van het geloof voor moslimpatiënten aanvoelt. ‘Als moslima wist ze welke steun ze zelf van haar geloof had en wilde ze haar geloofsgenoten in moeilijke omstandigheden ook geestelijke steun bieden’.

Lange tijd was Aoulad Baktit de enige schoonmaakster die Arabisch sprak, en kon ze patiënten in hun eigen taal op hun gemak stellen. Dat groeide langzaamaan uit tot een rol als mediator tussen het ziekenhuis en allochtone patiënten, vertelt ze. “Ik ging het als een roeping zien om dit te doen. Intussen leerde ik veel over het ziekenhuis, en kreeg ik een sociaal-maatschappelijke functie. In de gesprekken met patiënten kwamen vanzelf ook geloofsvragen aan de orde. Op een dag viel mijn oog op een folder van de ‘dienst geestelijke verzorging’.”

Een heilige gebeurtenis noemt u dat, toch?

“Ja. Het was alsof een goddelijke kracht me leidde. Bij de dienst geestelijke verzorging en pastoraat bleken ze net op zoek te zijn naar iemand die iets voor moslims kon betekenen. Er werd een functie voor me gecre­eerd, zorgconsulent voor allochtone patiënten in Nederland. Ik leerde vervolgens ook meer over het geloof. Ook dingen die nieuw voor me waren. Van huis uit kreeg ik mee dat het de taak van de vrouw was om het huishouden te doen. Maar mijn ouders konden niet lezen of schrijven, en dus konden ze het geloof maar beperkt overdragen. Later, toen ik mezelf ging verdiepen in de islam, las ik bijvoorbeeld over Khadija, de vrouw van de Profeet, en de eerste vrouw die moslim werd. Zij was een succesvolle zakenvrouw – zij mocht dus kennelijk wel werken, dacht ik. Er zijn dus ook sterke, zelfstandige vrouwen in de islam.”

U voelde zich geroepen. Op welke momenten wordt dat aan u bevestigd?

“Elke keer als moslimpatiënten met vragen zitten. Geloof speelt een hele belangrijke rol in hun dagelijks leven, dus ook als je ziek bent. Neem het vijfmaal daagse gebed, waarbij je normaal gezien knielt op de grond. Als je niet uit bed kunt komen, houdt dat op. Ik kan ze dan vertellen dat ze ook liggend kunnen bidden. Of als iemand een stoma heeft. Mensen denken vaak: oh, dat is niet rein, dus hoe moet dat dan met de rituele wassing voorafgaand aan het gebed? Het is een emotionele belemmering die niet nodig is. Want kun je niet wassen met water, dan kun je ook een steentje gebruiken om symbolisch een rituele wassing uit te voeren. Je hebt binnen de islam een wet, voorschriften, net als bij het jodendom, waaraan je je hoort te houden. Maar je hebt altijd uitzonderingen, en ziekte is daar een van. Ik moet dat mensen vaak uitleggen. Dan is het: ‘Kan dat, mag dat wel, Saïda?’ Ik zeg dan: natuurlijk kan het, God is barmhartig. God is liefde. Doe het op jouw manier. Het gaat erom dat je contact maakt met je Schepper en aan hem denkt. Dat op zich is al bidden. Iets als een stoma mag je niet belemmeren in contact met je Schepper.”

Het klinkt alsof gelovigen standaard uitgaan van een strenge God.

“De meeste patiënten met wie ik te maken heb zijn oudere moslims, van de eerste generatie migranten. Naar mijn idee hebben die niet al te veel kennis over hun geloof. En dan gaan ze meteen van het strengste principe uit. Ze roepen met alles: ‘Dat is niet toegestaan in de islam’. Dat vind ik wel heel jammer, dat er zo weinig kennis en verdieping is. Ik weet: Allah wil niet dat je het jezelf als gelovige onnodig moeilijk moet maken. Je kunt niet meer doen dan in je vermogen ligt, dat staat ook in de hadith. En je hoeft niet de hele Koran uit je hoofd te kennen.”

Islamitische families willen soms niet dat hun zieke vader weet dat hij kanker heeft. Hoe kan dat? En hoe los je zo’n situatie op?

“Ja, het idee is dat je de zieke niet met zulk slecht nieuws moet belasten. Met goede bedoelingen, en uit liefde, hè? Dan zou je maar angstig worden, en je moet juist moed en kracht houden. Er zijn mensen die zo in onwetendheid over hun lot sterven. Maar niet bij ons in het ziekenhuis. Als ik dit soort gevoelens in een familie merk, wijs ik de arts erop, en zorgen we dat we er zeker van zijn dat de patiënt rechtstreeks met hem communiceert, zo nodig met behulp van een tolkentelefoon. Familie wil altijd wel vertalen, maar bij slechtnieuwsgesprekken is dat dus niet verstandig. Het kan levensgevaarlijk zijn als een patiënt niet weet hoe ernstig zijn of haar toestand is. Bijvoorbeeld omdat ze dan denken: ‘Ah, het is niet erg als ik mijn pillen een keer niet inneem’, niet wetende dat je een chemokuur niet zomaar een keer kan overslaan.

“De familie is zo betrokken, dat je eigenlijk niet in je eentje een patiënt behandelt, maar een heel familiesysteem eromheen meedoet. Er is veel zorg voor elkaar, veel bezoek, en iedereen praat je hoop en moed in. ‘Het komt goed’, ‘je ziet er goed uit’. Maar een patiënt kan soms ook eenzaam zijn, omdat hij of zij niet over de ziekte, angst en pijn mag praten. Het heeft dus een keerzijde. Daarom praat ik zelf ook altijd los van die familie met de patiënt. Ik vraag dan: ‘Wat doet het met jou?’ Ik kom patiënten tegen in die laatste fase, die bang en emotioneel zijn, maar niet de ruimte voelen om te huilen. Of ze zijn boos op Allah, vragen zich af: ‘Waarom is dit mij overkomen?’, terwijl de familie maar blijft praten over de ziekte als een lot dat je hoort te dragen.

“De familie is er trouwens niet altijd. Ik heb ook een Turkse homo meegemaakt die eenzaam een proces doormaakte, en heel verdrietig was dat hij dit met niemand kon delen. Als zijn familie dit wist, zou hij verstoten zijn, zei hij. Op zo’n moment ben ik er. En een jonge vrouw die in het geheim een abortus onderging, omdat ze gehoord had dat haar kindje het syndroom van Down zou hebben. Heel schrijnend om zoiets alleen te moeten doorstaan, en jezelf te moeten behoeden voor verstoting. Op zo’n moment ben ik een zus, een moeder: allebei.

“Let wel, de tijd staat niet stil in de islamitische gemeenschap. Families vertonen vaak een enorme generatiekloof. Een moslim die hier geboren is en op school en werk en bij Nederlandse vrienden gewend is om direct te communiceren, worstelt met hoe de eerste generatie dit soort dingen aanpakt. De een wil dit, de ander wil dat. Het zorgt voor veel verdriet en conflict binnen gezinnen, ook bij broers en zussen onderling. Een vraag als: in hoeverre moet mijn moeder lijden op de intensive care, is natuurlijk nogal een splijtend thema.”

Er zijn moslims die geen pijnbestrijding willen, omdat ze geloven dat het lijden een louterende werking heeft. Hoe gaat u hiermee om?

“Deze mensen geloven dat lijden er is om je zonden weg te wassen, ja. Sommige mensen willen dus juist het lijden dragen, omdat ze geloven dat je hier na dit leven voor beloond wordt. Dan kom je dichter bij de Schepper in het hiernamaals. Ook hier zie je dat positieve beeld van een ziekte weer terug: op deze manier is het dus een gunst van Allah dat je in het ziekenhuis ligt. Het is een gunst dat hij je deze beproeving schenkt. Pijn en lijden hebben dan een spirituele betekenis.

“Ik stel me hierin bescheiden op: wie ben ik, of wie is de dokter om te zeggen dat een patiënt aan een pijnbestrijdingsmiddel toe is? We bieden graag iets aan, maar de patiënt bepaalt zelf de grens van het lijden. Ik heb ook meegemaakt dat een patiënt de morfine zelf wel wilde, maar de familie niet. ‘Nog even volhouden’, zeiden ze. Maar toen ik een-op-een met de patiënt sprak, durfde die pas te zeggen: ‘Ik kan niet meer’. Dan zie ik het als mijn taak om ruimte te maken binnen de familie om de pijn te bestrijden.”

Heeft u ook weleens met euthanasie te maken?

“Het leven is heilig, en de dood bepaalt Allah. Dat zijn dingen die ik patiënten vaak hoor zeggen. Als het gaat om dit thema, is er wantrouwen jegens Nederlandse ziekenhuizen. Onder moslims bestaat het idee dat ze ‘de stekker eruit trekken’. Heel jammer, want dat klopt echt niet. Ik werk al 25 jaar in het Radboud, ik zit in het moreel beraad en bij de patiëntenoverleggen. Ze proberen echt alles. Ik denk dat dit misverstand op miscommunicatie berust. Als een arts het heeft over het ‘stoppen van de behandeling’, of ‘zinloos behandelen’, dan denken moslims soms al dat er op euthanasie wordt gedoeld. Zij redeneren: het heeft altijd zin, want het leven is heilig, en je leven en je  lichaam zijn een geschenk van Allah, dus je moet doorgaan met strijden tot je laatste adem. Families kunnen dan heel boos en opstandig worden. In dit soort gevallen heb ik vaak bemiddeld. Met een goede uitleg over wat artsen verstaan onder een goede dood, en kwaliteit van leven, komt het vaak op z’n pootjes terecht.

“Maar er zijn ook moslims die er anders over denken. Ik heb moslima’s meegemaakt die euthanasie hebben gepleegd. Ik ben daar persoonlijk op tegen. Maar als een ander, een moslim, zelf zijn of haar dood heeft gepland, dan begeleid ik dat gezin daarbij. Dat is iemands eigen keuze, leven en verantwoordelijkheid. Ik oordeel niet, want ik ben Allah niet. Ik hoef alleen verantwoording af te leggen aan God voor mijn eigen keuzes. Mijn taak is mensen bijstaan in kwetsbare omstandigheden, in nood, waarin zij moeilijke beslissingen moeten nemen. Ik respecteer hun beslissingen en geef ze de ruimte. Daar zijn mensen me echt dankbaar voor. Ik vind dat het mooiste van mijn geloof: het is tussen mij en onze Schepper. Ik heb geen contactpersoon nodig, geen gemeenschap nodig om verantwoording bij af te leggen. Die vrijheid heb ik, en dat geeft me een enorme vrede.”

Saïda. Van schoonmaakster tot islamitisch geestelijk verzorger, Uitgeverij Van Warven, € 19,95, 216 blz.

Recensie : Van zilveren sporen door Jan Gerrit Zomer

Drieluik

Met dit boek legt Bart Gijsbertsen (em. te Kampen) de laatste hand aan een drieluik. Met ‘Van zilveren sporen’ is nu ook het middenpaneel klaar; na ‘Een heidense uitdaging’ (2015, linker paneel) en ‘Luisteren bij maanlicht’ (2019 rechter paneel). Het hele drieluik staat in het teken van het zoeken naar herbronning; een christelijke uitleg van de Bijbel, in verbinding met zijn Hebreeuwse bron. De titel is ontleend aan David Grossman: in onze levens zijn blanke plekken – zilveren sporen… die herinnering vasthouden en hoop creëren.

 

De gang van de synagoge meemaken

Elke voorbereiding op de zondagse prediking begint met de vraag: wat werd gisteren in de synagoge gelezen? Zo ontstaan de hoofdstukken, naar de naam van de betreffende Sidra/Parasha voor die sabbat. Natuurlijk staat er dan veel te veel in om allemaal in de liturgie een plaats te krijgen. Gijsbertsen begint met een schets: hij kiest een inleidende lezing uit het z.g. Nieuwe Testament, gevolgd door een hoofdlezing uit de Sidra/Parasha, samen met suggesties voor Psalmen en/of Gezangen. Dat alles samengevat in een thema. En ten slotte geeft hij een tijdsindicatie naar zowel de Hebreeuwse maand als de gangbare tijdrekening. Dat is handig, want het boek telt 25 hoofdstukken, dus dat is niet voor iedere zondag. Erg is dat niet, want er volgt per hoofdstuk wel zoveel informatie dat je er meerdere zondagse diensten mee zou kunnen vullen, al geloof ik niet dat dat de bedoeling is. De schrijver wil liever dat we wekelijks de gang van de synagoge meemaken. Het is trouwens niet alleen materiaal voor kerkdiensten. Het boek leent zich ook prima om in de aanloop naar een dienst een voorbereidende gepreksavond te organiseren. Zo lijkt het ook ontstaan: als ‘verslag van de reis’ die de schrijver, samen met collega Leon Eigenhuis en de leden van de commissie Leerdiensten Torah en Evangelie van de Open Hof te Kampen, heeft gemaakt.

 

Wisselwerking Eerste en Tweede Testament

Bij de bespreking treffen we telkens bijbelgedeelten, die in drie vertalingen worden weergeven (in de NBV, de HSV en de Naardense Vertaling ’14). Ze vormen een associatie met de hoofdlezing, dus niet altijd de hoofdlezing zelf. Daardoor krijgt de hoofdlezing een brede uitwaaiering over heel Tenach. Tegelijk krijgen we uit Ralmud en Midrasj verrassende inkijkjes hoe de synagoge dit bijbelgedeelte verstaat en actualiseert. Een mooi voorbeeld is hoofdstuk 6, de Sidra Chajee Sarah. Over Abrahams’ aankoop van de grot van Machpela. Dat blijkt dan alles te maken te hebben met de kroning van David tot koning over Juda. Het koningschap van David wordt geënt op het eerste stukje grond dat Abraham van het hem toegezegde land verwierf. Dat hij NB kócht, terwijl toch heel het land hem behoorde. Geld speelt geen rol, dat is voor heidenen belangrijk, maar Abraham leeft uit een andere werkelijkheid. De naam Machpela blijkt in mystieke zin dan ook nog in verband gebracht te kunnen worden met ‘het paradijs’ en daarmee met álle volken, die zullen delen in de zegen van Abraham. En Abraham had dat allemaal voorzien en daarom wilde hij daar, op de grens van ideaal en werkelijkheid, per se zijn vrouw begraven. De politieke actualiteit doet mee, maar ook ethisch-pastorale vragen komen voorbij. En voortdurend is er die wisselwerking van het Eerste Testament naar het Tweede en weer terug.

Je moet misschien af en toe een hink-stap-sprong maken om de denkrichting te volgen, maar steeds bevat het boek een schat aan informatie en al lezend ontvouwt zich een prachtig, verrassend en inspirerend perspectief. Daarbij moest ik soms even mijn historisch-kritische kijk op de Schriften parkeren, om de auteur te laten uitspreken.

 

Gebruikstips en liturgische klok

Aan het eind van het boek vind je tips voor het gebruikt ervan, zoals ‘aanzetten voor een kringgesprek’, een handig bijbelregister, alsook een zaak- en personenregister. Drie bijlagen sluiten het boek af: a. een overzicht van het synagogale rooster met paginaverwijzing, b. een overzicht van de combinaties van schriftlezingen uit het Tweede en het Eerste Testament, en ten slotte een opzet voor een ‘Leerhuisliturgie’ – waar ik mijn commissie Liturgie & Eredienst op kan trakteren. Uit deze laatste bijlage is de illustratie gekozen: de liturgische klok uit de Open Hof in Kampen, waarin het synagogale en het kerkelijk jaar zijn samengebracht.

Jan Gerrit Zomer is predikant bij deelgemeente ‘De Rank’ (PKN) te Staphorst