Recensie : Wonderen van ontwikkeling

Oud-hoogleraar alternatieve landbouw (Wageningen Universiteit) Jan Diek van Mansfelt (1943) noemt zich op zijn website een ‘biosoof’, iemand die de natuur beter wil begrijpen en respecteren. Het boek gaat over ‘levensprocessen, in het bijzonder over de … ingrijpende veranderingen in de ontwikkelingen van planten, mensen en projecten’. De auteur noemt ze metamorfosen. De metamorfosen bij planten (hoofdstuk 2) kunnen als voorbeeld dienen voor veranderingen bij mensen (hoofdstuk 3) en projecten (hoofdstuk 4). De auteur, die verantwoording aflegt voor de werkwijze (hoofdstuk 5), probeert ‘zich toegang te verschaffen tot de zinskwaliteit’ en wil dat lezers meer aandacht krijgen voor levensprocessen. Van Mansfelt maant de lezer zijn ‘exacte fantasie’ te gebruiken, een begrip ontleent aan onder andere Goethe en antroposoof Rudolf Steiner. Bestemd voor o.a. lezers die niet terugschrikken van een fenomenologische benadering van de natuur.

Recensent: E. Pelzers

Recensie : Een echte Groeneveld is onbuigzaam : Dagblad Tubantia

Almelo en het wonder van Dachau: hoe een palingboer en een rentmeester elkaar in Duits horrorkamp tegenkwamen

ALMELO – Gerrit Wolters uit Nunspeet schreef een boek over zijn familiegeschiedenis. Het verhaal Een Echte Groeneveld is onbuigzaam speelt zich vooral af in Groningen. Maar er staat ook een bijzonder oorlogsverhaal uit Almelo in. Over een merkwaardige vriendschap tussen de Almelose communistische verzetsman en palingverkoper Martin (Tinus) Hondebrink en rentmeester Paul Rogmans van Huize Almelo.

Toevallig weerzien in concentratiekamp

Paul Rogmans was als beheerder van Huize Almelo een gerespecteerd man in het vooroorlogse Almelo. Dit in tegenstelling tot Tinus Hondebrink, die als hulppalingverkoper bekend stond als een stevige drinker met een ‘losse levensstijl’. De mannen kenden elkaar al voor de oorlog vanuit Almelo en kwamen elkaar stomtoevallig  tegen toen Rogmans in mei 1944 in het Duitse concentratiekamp Dachau terechtkwam. De Duitsers pakten hem op nadat hij was verraden toen hij het Almelose kasteel had opengesteld voor ondergedoken Joden.

Arbeit macht frei  Bij de poort van Dachau, met de beruchte tekst ‘Arbeit macht frei’, gebeurde een wonder, zoals het door de familie Rogmans wordt genoemd. Bij aankomst werd Rogmans tot zijn grote verrassing herkend door de toen 28-jarige Almelose palingverkoper Tinus Hondebrink, die zei: ‘Ie bint de rentmeester van Almelo. Ie hebt mie ’n moal ehölpen en doarom help ik oe d’r noe deur’.

Verzwakt bij aankomst

Tinus Hondebrink, zoon van Hendrikus Hondebrink en Dina Groeneveld, was anderhalve maand nadat zijn vader met een benzine-injectie om het leven was gebracht in kamp Neuengamme op transport gesteld naar Dachau. Daar kwam hij aan op 1 augustus 1942 en kreeg er werk in de kampkeuken, in die omstandigheden zeker geen onbelangrijke positie.

Rogmans en Hondebrink kenden elkaar en blijkbaar had Rogmans Hondebrink een keer een dienst bewezen. Vandaar de aangeboden hulp. En die had Rogmans hard nodig, want hij kwam al totaal verzwakt in Dachau aan nadat hij ‘vreselijk was geslagen’ bij zijn arrestatie en in kamp Vught.  Hondebrink zorgde ervoor dat Rogmans kon aansterken en uiteindelijk het kamp overleefde.

Eindelijk weer aardappels

De twee mannen overleefden Dachau en kwamen in juni 1945 terug in Almelo. Voor Rogmans was die bevrijding een groot feest, blijkt uit het familiebulletin van Rogmans: ‘Ik mocht weer met een vork eten (in het kamp was alleen een lepel toegestaan) en ik kreeg weer gewone aardappels te eten. Ik was God ontzettend dankbaar dat ik als één der weinigen aan Dachau mocht ontsnappen’. Almelo was opgetogen en ontving de voormalige rentmeester zelfs met een welkomstlied.

Onaangename verrassing

Ook Tinus Hondebrink keerde ziek terug uit Dachau, maar hem stond een heel andere ontvangst te wachten. Tot zijn verbijstering waren er tijdens zijn afwezigheid twee kinderen geboren en bleek zijn vrouw Hendrika de Bruijn in verwachting van nummer drie. Maar niet van hem…

Vreemdgegaan? Ja, maar het kan natuurlijk zijn dat ze aannam dat Tinus was overleden. Hij was al drie jaar weg, zonder taal of teken. En dat nadat zijn eerste kinderen, de tweeling Diewerdina Klazina en Martin, in januari 1940 al na anderhalve maand waren gestorven, op dezelfde dag. Oorzaak onbekend.

Ik was God ontzettend dankbaar dat ik als één der weinigen aan Dachau mocht ontsnappen

Wijlen Paul Rogmans,, rentmeester Huize Almelo

Kinderen niet erkend

De nieuwe dochtertjes Hendrika Catharina (maart 1942) en Engeltje (augustus 1943) èn zoon Aart (juli 1945) werden dan ook niet door Tinus erkend, aldus kleindochter Angelique Middag-Kamphuis. Wie dan wel de vader was? Niemand in de familie die het weet. ‘Er was geen openheid bij ons in de familie’, zegt Angelique.

Helemaal doorgedraaid

Waarschijnlijk is zijn vrouw kort na de terugkeer van Tinus vertrokken naar Ede, want daar werd in juli 1945 Aart geboren. Twee jaar later overleed hij al. Geen wonder dat Tinus na alle ontberingen in Neuengamme en Dachau en zijn weinig opbeurende thuiskomst ‘helemaal was doorgedraaid’, zoals zijn neef Gerrit Verdriet uit Goor het noemt. Het zou tot mei 1947 duren voordat de scheiding met Hendrika de Bruijn werd uitgesproken. Twee maanden later trouwde Tinus met Annette Verheijen. Hij kreeg met haar drie kinderen: Hennie, Martin en Louisa.

Rentmeester als voogd

Tinus overleed in 1953. Paul Rogmans werd verrassenderwijs toeziend voogd over zijn kinderen. Hij voelde het als zijn plicht zich over de kinderen van Tinus Hondebrink te ontfermen. Ook al keek de omgeving wat vreemd aan tegen zo’n hechte band tussen een rentmeester en het gezin van een losbandige hulppalingverkoper, die een strafblad had wegens ‘verduistering’ en het niet betalen van boetes, aldus zijn kleindochter Angelique.

Paul Rogmans overleed in oktober 1965 aan een niervergiftiging, vrijwel zeker een gevolg van de ontberingen in Dachau.

Helemaal doorgedraaid

Waarschijnlijk is zijn vrouw kort na de terugkeer van Tinus vertrokken naar Ede, want daar werd in juli 1945 Aart geboren. Twee jaar later overleed hij al. Geen wonder dat Tinus na alle ontberingen in Neuengamme en Dachau en zijn weinig opbeurende thuiskomst ‘helemaal was doorgedraaid’, zoals zijn neef Gerrit Verdriet uit Goor het noemt. Het zou tot mei 1947 duren voordat de scheiding met Hendrika de Bruijn werd uitgesproken. Twee maanden later trouwde Tinus met Annette Verheijen. Hij kreeg met haar drie kinderen: Hennie, Martin en Louisa.

Rentmeester als voogd

Tinus overleed in 1953. Paul Rogmans werd verrassenderwijs toeziend voogd over zijn kinderen. Hij voelde het als zijn plicht zich over de kinderen van Tinus Hondebrink te ontfermen. Ook al keek de omgeving wat vreemd aan tegen zo’n hechte band tussen een rentmeester en het gezin van een losbandige hulppalingverkoper, die een strafblad had wegens ‘verduistering’ en het niet betalen van boetes, aldus zijn kleindochter Angelique.
Paul Rogmans overleed in oktober 1965 aan een niervergiftiging, vrijwel zeker een gevolg van de ontberingen in Dachau.

Journalist Gerrit Wolters met zijn boek over de familie Groeneveld. © Gerrit Wolters

Bron: Dagblad Tubantia

Recensie : Een mug in januari : Peter Groenveld

Een bundel met een grote variatie aan teksten: columns, korte verhalen, brieven en eigen en vertaalde gedichten. De meeste teksten zijn persoonlijk van aard en sluiten aan bij de actualiteit van het afgelopen decennium. Met ironie beschrijft Peter Groenveld meer en minder opvallende voorvallen uit de politiek, het alledaagse leven, maar ook lokale aangelegenheden of absurde zaken komen aan de orde. Zo maakt hij de kopvoddentaks van Wilders belachelijk of beschrijft hij hoe hij bij de koningin op audiëntie mag met de eerste gedode mug van het jaar, die in de vitrine terechtkomt naast het eerste kievitsei. De brieven zijn gericht aan zijn broer Jack en lijken qua onderwerpen op de columnachtige tekstjes. Daarnaast staan er eigen gedichten en vertalingen van gedichten in, bijvoorbeeld van Dylan Thomas. Grappig is de eigentijdse hertaling van de middeleeuwse ballade ‘Heer Halewyn zong een liedekijn’. Veel van de teksten waren waarschijnlijk beter tot hun recht gekomen als ze daadwerkelijk als column waren verschenen in een of ander medium; nu vormen ze samen een vermakelijke bundel.

Recensent: Arjen van Meijgaard

 

Meerdere recensie’s van : Een sterke vrouw

Lees hier een recensie

Lees hier de recensie van Cor Sinnema

Recensie : Een sterke vrouw : Cor Sinnema

 

Harry Smit, emeritus predikant uit Voorburg, heeft in de eerste coronagolf een enig boek geschreven. Enig in zijn soort, en soms ook in de betekenis van ‘leuk’. Het zijn 17 portretten van vrouwen uit de Talmoed, de mondeling overgeleverde commentaren bij de Tora. Sommige van deze vrouwen worden slechts een enkele keer in de Talmoed genoemd, zes van hen zijn zelfs anoniem gebleven of werden alleen bekend als ‘vrouw van’ of ‘dochter van’ een bekende rabbi (o.a. Akiva). Van elk portret treft de lezer een inleiding aan, enkele verhaalfragmenten uit een van de traktaten, een uitgebreide toelichting en enkele noten. Een literatuuropgave en een ‘verklarende woordenlijst’ maken het boek compleet.

De auteur heeft zijn boek opgedragen aan de 24 vrouwen die belangrijk zijn voor hem. Naast zijn joodse moeder zijn dat zijn vrouw, dochters, schoondochter, kleindochters, zus en schoonzussen. Het voorwoord van hemzelf wordt gevolgd door een voorwoord van rabbijn Tzvi Marx, zijn leraar, vriend en bewonderaar. Deze prijst zijn leerling omdat hij het heeft aangedurfd de traditie in de context van de moderne samenleving te lezen en zo meewerkt aan de ondermijning van de status quo, waarin alleen mannen het voor het zeggen hebben. Nu kan iedereen kennismaken met enkele opwindende, innovatieve, niet-onderdrukte vrouwen uit de eerste eeuwen van onze jaartelling.

Het zijn stuk voor stuk sterke vrouwen, zoals de titel terecht zegt. Ze blinken uit door hun doortastend optreden in hun ondergeschikte positie in de patriarchale samenleving. Op het traktaat Berachot na wordt de Hebreeuwse tekst zonder vocaaltekens afgedrukt. Alleen al daarom is het goed de vertaling ernaast te lezen, die met woorden en zinnen wordt aangevuld om ze voor ons begrijpelijk te maken, al zullen ‘hooligans’ en ‘politieagenten’ geen letterlijke vertaling zijn. De meeste vrouwen leefden buiten Israël, in Babylonië. Ze hebben te lijden onder verlies en dood, ruzies, armoede of eenzaamheid, maar schitteren door hun eigen feministisch optreden, hun erotische aantrekkelijkheid of hun moederschap. Ze vallen op door hun bescheidenheid, hun goede vragen en slimme optreden. Ze staan niet altijd in de schaduw van hun man, maar vechten tegen de heersende verhoudingen. Veel mannen steunen op hen en soms blijkt hun gebed sterker dan dat van hun geleerde man. Zo krijgen we een inkijkje in de joodse vertelcultuur en de karakteristieke opbouw van de verhalen.

Kortom een pittig boek om te studeren tijdens de tweede coronagolf en daarna mogelijk geschikt voor gevorderde deelnemers aan een leerhuis.

Door: Cor Sinnema

Cor Sinnema is secretaris van de Katholieke Raad voor het Jodendom

 

 

Recensie : Leven zonder waarom

Leven zonder waarom : de mystieke erfenis van een hemelse zwerver / Angelus Silesius

Angelus Silesius (1620-1677) is vermaard geworden als dichter van mystieke rijmspreuken van meestal twee, maar ook van drie of vier of meer regels, steeds vergezeld van een passend opschrift. Hierin wordt de ziel opgeroepen tot eenheid met God, met Christus, tot verheffing boven het aardse, overgave ook aan het eigen diepste zelf. De bundel bevat kleine pareltjes. Een daarvan is bv. het naar de titel verwijzende vers: ‘De roos kent geen waarom: zij bloeit omdat ze bloeit, / ze denkt niet aan zichzelf, vraagt niet voor wie ze groeit’. Van poëtische zeggingskracht is ook: ‘Welk diep gepeins? De vrouw bekleed met zonneschijn / en staande op de maan, moet vast jouw ziel wel zijn’. Treffend ook: ‘Wanneer Gods geest heel wezenlijk in jou gaat gloren, / dan wordt het kind der eeuwigheid in je geboren’. Een bundel vol troost en wijsheid, vol poëzie ook. Van harte aanbevolen. Mooie aanvulling op de collectie religieuze poëzie en mystiek.

Recensent: O.W. Dubois

 

 

 

Recensie : De kosmische Moeder

De kosmische Moeder : in gesprek met de bron / Agnes Holvast

De auteur bracht geruime tijd door in een clarissenklooster en schreef over deze jaren ‘Leven met de beminde’ (2011). In dit nieuwe boek beschrijft ze een dimensie die tot nu toe onderbelicht bleef: het vrouwelijke aspect van God. Dit aspect heeft in de meeste religieuze tradities weinig aandacht gekregen. In de vorm van een dagboek met een dialoog met een entiteit die zij de kosmische moeder noemt stelt Holvast fundamentele vragen en bespreekt ze kwesties van universeel tot zeer persoonlijk, van filosofisch tot praktisch. Zo schrijft ze onder meer over de betekenis van mannelijk en vrouwelijk, over ziel en persoonlijkheid, over liefde en relaties, over verbinden en alleen-zijn en over het opvoeden en begeleiden van kinderen. Daarmee neemt ze de lezer mee in haar persoonlijke zoektocht die tegelijk een universele is, dit alles vanuit een christelijk spiritueel fundament. Geen eenvoudige materie, maar wel voor veel mensen herkenbaar. Vooral voor lezers met een spirituele gerichtheid vormt deze bespreking van het vrouwelijk aspect in de spiritualiteit een belangrijke aanvulling.

Recensent: Drs. N.P. Aders

 

 

 

Recensie : Een Sterke vrouw

Schouws loflied op een sterke vrouw

 

Schouwen-Duiveland heeft een primeur. Paula Schot (27) uit Zierikzee is de eerste vrouwelijke wethouder van de SGP. Volgens Floris van der Paauw, fractievoorzitter van de SGP ter plekke is ‘het merendeel van de reacties overwegend positief’. Binnen de SGP is het best een item, een vrouw in een bestuursfunctie. Lilian Janse, die als eerste SGP-vrouw een plek in een gemeenteraad kreeg, kan daarover meepraten. De positie van vrouwen komt ook in richtinggevende religieuze boeken ter sprake.

In SGP-kringen wordt de Statenvertaling gelezen. Daar staat in het boek Prediker hoofdstuk 31 ‘Lof der deugdzame huisvrouw’ te lezen, terwijl in de Nieuwe Bijbel Vertaling van 2004 boven dezelfde paragraaf de kop staat ‘Loflied op de sterke vrouw’. Eén boek, twee vertalingen en alleen al dat leidt tot meningsverschillen. De discussie over vrouwen en hun positie, ofwel de plek die zij toegewezen krijgen, is misschien wel zo oud als de schepping. Het nieuwe boek Een Sterke Vrouw van ds. Harry Smit uit Haamstede geeft daarin een inkijkje.

Talmoed

In het jodendom wordt de schriftelijk overgeleverde wet de Thora genoemd. Maar in de Talmoed zijn de rabbijnse discussies en commentaren te vinden op de geschreven tekst van de Thora. Aanvankelijk werden die commentaren mondeling overgeleverd, maar rond het jaar 200 van onze jaartelling zijn ook zij op schrift gesteld en daarna keer op keer aangevuld. Smit heeft er studie van gemaakt. ,,Het zal een jaar of twintig geleden zijn dat ik een korte publicatie tegenkwam over vrouwen in de Talmoed. Ik ben sindsdien in mijn studie van de Talmoed gaan letten op teksten waarin vrouwen naar voren komen. Niet dat zij als persoon in de Talmoed altijd bij name genoemd worden, maar vaak is hun kennis van de wet en hun wijsheid aangaande vraagstukken die interpretatie van de wet nodig maken, enorm groot.” Van deze vrouwen heeft Smit, tijdens de eerste lockdown, portretten geschreven. ,,Er waren beperkingen, ik werkte vanuit huis en mijn vrouw zei: ‘Wilde je niet nog een boek schrijven?’ en drie maanden later lag het concept er.”

Een voorkeur voor één van de zeventien geportretteerde vrouwen heeft hij niet. ,,Elk verhaal is anders en ik heb geprobeerd daar recht aan te doen.” Het boek lezend, kreeg ik zelf wel zo mijn voorkeuren. Bijvoorbeeld voor Yalta, een vrouw met grote kennis van de wet. Zij ontsteekt in woede wanneer een bezoeker afwijkt van de wet door na het uitspreken van de dankbede aan het einde van een maaltijd, de drinkbeker rond te laten gaan in het gezin, maar Yalta overslaat. Zo wordt haar het delen in Gods zegen onthouden. Over wat Yalta vervolgens uitricht, bestaan verschillende versies. Mij spreekt het verhaal aan dat ze vierhonderd vaten wijn aansloeg en de wijn verdeelde onder de armen, zodat ook zij konden delen in de zegen aan het einde van hun maaltijd.