Recensie : De erfenis van Pilatus

De erfenis van Pilatus

Joden krijgen altijd de schuld en dat is sinds het Nieuwe Testament

Antisemitisme is terug van nooit weggeweest. Het leek er even op dat rechtspopulisten Joden in bescherming namen want ze zijn (tegenwoordig) vóór Israël en tegen de Arabieren in het Midden-Oosten en tegen moslims in Europa. Maar nee, sinds de coronapandemie hoor je weer steeds meer antisemitische teksten uit het extreemrechtse kamp. We horen in complottheorieën dat het ‘de Joden’ zijn die met het virus te maken hebben. Ook duiken in de slipstream van de verzinsels van de complotdenkers verhalen op die al eeuwenoud zijn, over kinderontvoeringen en het drinken van kinderbloed, allemaal misdaden zogenaamd door de Joden begaan. Bij een club als Forum voor Democratie (een ‘partij’ kun je het met goed fatsoen niet noemen) wordt nu openlijk met antisemitisme gekoketteerd. “Bijna iedereen die ik ken is antisemiet,” liet partijleider Baudet na een van de vele incidenten weten. Bij veel linksgeoriënteerde mensen waren de Joden alweer langer verdacht, voortkomend uit het zeventigjarige conflict tussen Palestijnen en de staat Israël, waarbij anti-Israël retoriek naadloos overgaat in antisemitische retoriek. Hoe moeilijk kan het zijn, vraag je je af, om dit conflict te duiden zonder antisemitisch te zijn. Israël is immers niet hetzelfde als het Jodendom. Bijna 7 miljoen van alle Joden op de wereld (ruim 15 miljoen) woont in Israël. Binnen een socialistische partij als de Engelse Labour Party was deze nuance ver te zoeken en werden jarenlang Joden antisemitisch bejegend. Onder de nieuwe partijleider Keir Starmer maakt Labour gelukkig schoon schip.
En dan is er tegenwoordig nog een derde bedreiging voor Joden. De Islamitische wereld, eeuwenlang tolerant voor Joden met in alle Arabische landen grote Joodse gemeenschappen, laat zich steeds meer van een donkere kant zien. Veel Joden trekken weg uit Arabische landen sinds 1949 zijn ongeveer 850.000 joden uit de Arabische landen verdreven en hebben zich in de VS, Europa en Israël gevestigd. Maar ook in Europa voelen Joden zich niet langer veilig. Zo voelen Joden in Frankrijk zich bedreigd door de vele incidenten en aanslagen van de afgelopen jaren, met name vanuit de moslimgemeenschap.
Jodenhaat en Jodenvervolging is van alle tijden, zo laat het boek De erfenis van Pilatus zien. Deze studie van godsdienstwetenschapper Anne-May Wachters-van den Grinten geeft een gedetailleerd overzicht hoe de Joden vanaf het begin van onze jaartelling mikpunt werden van haat en vervolging. We lezen hoe de Joden na de Joodse opstand uit Palestina werden gejaagd door de Romeinen en hoe de tempel in Jeruzalem werd verwoest. We lezen hoe Joden tijdens de nadagen van het inmiddels Christelijke Romeinse Rijk op basis van anti-Jodenwetten worden buitengesloten. Gruwelijk zijn de verhalen hoe Joden tijdens de Kruistochten werden vervolgd. Predikanten in Frankrijk en Duitsland “verklaarden dat men niet hoefde te wachten tot men in Palestina was om de vijanden van God te verslaan. Want waren de grootste vijanden van Christus niet vanaf het begin de joden geweest? Zij hadden zijn waarheid niet willen horen en hadden hem vermoord. Zij moesten boeten.” Hele gemeenschappen van Franse en Duitse Joden werden vermoord. Soms greep de plaatselijke bisschop of hertog in en kon onheil worden voorkomen, vaak ook niet.
Natuurlijk staat Wachters-van den Grinten ook stil bij de Holocaust. Het boek laat zien dat veel van aanklachten van de nazi’s tegen de Joden al eeuwenoud zijn. In de middeleeuwen was er zelfs al een soort Jodenster gebruikelijk, een Jodenlap die Joden moesten dragen, zodat ze duidelijk te herkennen waren.
Het lijkt wel of Joden al 2000 jaar in een soort ‘jojo-positie’ vastzitten. Dan werden ze weer verbannen uit een land, om later weer toegelaten te worden; dan mochten ze niet trouwen met Christenen, later weer wel; dan moesten ze zich bekeren tot het Christendom, anders volgde de doodstraf, later werden die bekeringen weer teruggedraaid; dan werden ze op last van kerkelijke of wereldlijke overheden vervolgd, later weer in bescherming genomen. Wat een constante is in de laatste 2000 jaar geschiedenis van het Joodse volk, laat de studie van Wachters-van den Grinten zien: Joden kunnen nooit ergens zeker van zijn. Rechten kun je verwerven in de ene periode, maar in een volgend tijdvak ook snel weer verliezen.
Maar De erfenis van Pilatus is meer dan alleen een geschiedenisboek. Anders dan bijvoorbeeld de studie Anti-Joodse beeldvormging en Jodenhaat van de Leidse historicus Chris Quispel uit 2015, waarin dezelfde periodes zijn beschreven, is het boek van Wachters-van den Grinten ook een theologieboek. Haar boek legt sterk de nadruk op de analyse van Christelijke geschriften door de eeuwen heen, vanaf het ontstaan van het Nieuwe Testament. De auteur betoogt dat vanuit het conflict dat zich in de eerste eeuw van het christendom tussen Joden en Christenen afspeelde, er allerlei anti-Joodse elementen in het Nieuwe Testament zijn geslopen. In de strijd om zieltjes te winnen werd alles wat Joods was, negatief afgeschilderd. Vooral het Johannes-evangelie springt hier in negatieve zin uit. De Kerkvaders en de grote Christelijke heiligen enkele eeuwen later, gingen hierop door. Augustinus stelde dat de Joden getuigen zijn van de Christelijke waarheid, zonder het te beseffen. Deze kerkvader was nog mild in zijn oordeel: Joden mocht geen haar gekrenkt worden. “zij moesten voort blijven leven, een zwervend bestaan leiden in dienst van het Christendom.” Andere kerkvaders zagen de Joden als godsmoordenaars die volgens velen vervolgd moesten worden.
Latere denkers als Thomas van Aquino, Luther en zelfs Erasmus herhaalden de verwijten uit het Nieuwe Testament en van de kerkvaders. En daarna ging het nog eeuwen door. Tijdens de Napoleontische tijd kregen Joden burgerrechten, maar die bleken een eeuw laten onder de nazi’s niets waard te zijn.
Wachters-van der Grinten spreekt consequent over ‘anti-judaïsme’ om de anti-Joodse sentimenten te benoemen. Antisemitisme ontstond pas halverwege de 19de eeuw toen de rassenleer werd toegevoegd aan het anti-judaïsme en door allerlei mensen Joden als een inferieur ras werd gezien.
Lang staat Wachters stil bij de rol van de kerken tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Veel kerken en religieuzen zwegen lange tijd, ook na de oorlog. Met moeite werden gebeden en andere teksten waarin opgeroepen wordt om Joden te bekeren, aangepast. Maar we zijn er nog lang niet. Willen we echt het antisemitisme en anti-judaïsme achter ons laten, dan moeten we ons volgens Wachters-van der Grinten herbezinnen op de teksten uit het Nieuwe Testament. Daar zit volgens de auteur de bron van veel kwaad. Een belangrijke conclusie waar misschien een opening zit om Joden voortaan op dezelfde manier te behandelen als andere mensen.

Recensent : Roeland Dobbelaer

Meerdere recensie’s – De erfenis van Pilatus

Klik hier voor de recensie van Roeland Dobbelaer

Klik hier voor de recensie van Cor Sinnema

 

Meerdere recensie’s – Maar de liefde blijft

Klik hier voor de recensie uit dagblad Tubantia

Klik hier voor de recensie van Evert van der Veen

 

Meerdere recensie’s – Brandend verlangen

Klik hier voor de recensie van Taede A. Smedes

Klik hier voor de recensie van Evert van der Veen

 

Recensie : Brandend verlangen

Mystiek wordt vaak beschouwd als iets zweverigs, verheven, als inkeren in de stilte van je binnenste, afgesloten van de drukte van alledag. Wie zo over mystiek denkt, zal wellicht vreemd aankijken tegen het boek Brandend verlangen van de vrijzinnige predikant Wim Jansen.

 

De ondertitel zegt het al: hier gaat het om ‘mystiek van alledag’. Jansen schrijft het ook expliciet: hij wil ‘de mystiek weghalen uit de sfeer van bijzondere ervaring – spektakel en mirakel – en haar teruggeven aan het gewone leven en aan gewone mensen’ (34). Want: ‘God is zo aards als het maar zijn kan’ (9, nadruk in origineel). Niet voor niets komt Spinoza’s God/Natuur regelmatig in deze pagina’s ter sprake.
Jansen is uit de Zeeuws-Vlaamse klei getrokken. Wie daar niet bekend mee is, moet misschien aan de wat bruuske en directe manier van schrijven wennen. Dat geldt in elk geval voor mijzelf. Jansen neemt geen blad voor de mond. Hij schrijft over alles wat er in hem opborrelt. Er zit dus aan zijn teksten een verfrissend maar voor sommigen wellicht ook vervreemdend rauw randje.
Jansen schrijft over en vanuit de platte en banale werkelijkheid waarin we leven. Gaandeweg het boek leerde ik die rauwheid waarderen, de aardsheid. De vrijzinnige dominee neemt geen blad voor de mond, hij is eerlijk alsof hij niets meer te verliezen heeft. Alsof hij deels al met één been in die werkelijkheid staat die hij God noemt en waar hij zo naar verlangt: ‘Een ander verhaal heb ik niet: God is het centrum van mijn leven. Het verlangen van mijn leven. Het kostbaarste en het mooiste. (…) Het enige dat telt. Het enige dat overblijft. Ik wil het alleen nog over God hebben’ (20).
Dat is overigens niet helemaal waar, want hij heeft het ook heel veel over zijn geliefde Naomi, waarmee hij hartstochtelijk vrijt (‘ik denk dat God zich fysiek het meest manifesteert in de clitoris’ (30)). En hij schrijft liefdevol over zijn broers, zijn kinderen en kleinkinderen. Bijt dat elkaar niet? Willen opgaan in God en verlangen naar eeuwigheid? Nee, schrijft Jansen, ‘ze kunnen naast elkaar bestaan. Meer nog, ze versterken elkaar. In het nu geniet ik intenser van ze, omdat er een glans van eeuwigheid overheen ligt. En ik verlang des te meer naar die eeuwigheid, omdat ik weet dat ik dan nog bij hen zal zijn, in pure liefde’ (268, nadruk in origineel).

Toch is er ook telkens de verwoording van die worsteling met het loslaten. Want de banden met het aardse bestaan knellen soms ook flink. En dan kan het zomaar gebeuren dat Jansen voor even een oude brombeer wordt, die ineens woest kan worden op zijn kleinkinderen die zijn tuingereedschap slopen. Maar na iedere uitbarsting komt dan ook de spijt over hoe hij zich heeft laten gaan en anderen heeft gekrenkt. Nee, Jansen is geen heilige en hij zal vermoedelijk ook de eerste zijn om dat te beamen.
Ik had sterk het gevoel dat ik Jansen gaandeweg het boek leerde kennen. Zijn boek bestaat uit losse stukjes, bijna fragmenten. Het is ook bijna een dagboek, dat loopt van mei 2019 tot mei 2020. Maar gaandeweg het boek gaan die fragmenten zich iets meer hechten tot een geheel, een verhaal. Het boek verandert gaandeweg in de kroniek van een veelbewogen jaar. In dat ene jaar voltrekt zich een bizarre omwenteling in de samenleving, de opkomst van corona en de lockdown, die ook Jansen niet ontgaat. Maar in datzelfde jaar voltrekt zich ook in Jansens eigen leven een drama: hij krijgt namelijk op de drempel van 2020 te horen dat hij lijdt aan een ongeneeslijke prostaatkanker. Hoe lang hij nog heeft, weet hij niet.
Hij schrijft zonder vrees, maar niet stoïcijns. Hij schrijft dat hij al twee hartinfarcten en drie depressies heeft overleefd (‘Voor beide ziekten geldt dat je na genezing echt het besef hebt te zijn opgestaan’ (36)). Hij heeft daarin het verterende vuur van God/liefde ervaren: ‘zonder het lijden in mijn leven zou ik nooit zo de liefde hebben omarmd als nu het geval is’ (259, nadruk in origineel). Mystiek van alledag betekent ook de omarming van sterfelijkheid. Wat hij vooral vreest is het verdriet van zijn geliefden als ze hem moeten missen.
Jansen is er nog en hij schrijft nog altijd. Ik denk dat we nog wel een boek kunnen verwachten. Maar ook als dat niet gebeurt, heeft hij met Brandend verlangen een onvergetelijk en ontroerend boek afgeleverd van een man die zich met liefde laat opbranden aan het leven: ‘Liefde leren, liefde leven en uiteindelijk opbranden in liefde – daartoe zijn wij op aarde’ (343).

 

Recensent : Taede A. Smedes

Recensie : Maar de liefde blijft

Maar de liefde blijft

Leven met en na verlies

Lory Wagenaar leed zelf twee keer een verlies in haar leven en wil graag met haar eigen ervaringen andere mensen die iets vergelijkbaars hebben meegemaakt, bemoedigen. Haar boek Maar de liefde blijft is overzichtelijk van opzet en bestaat uit twee delen: Het verdrietHoop en vertrouwen. Naast de informatieve teksten zijn er inlevende gedichten van eigen hand.

Voor wie al meer boeken over rouw en afscheid heeft gelezen, zal dit boek veel bekends bevatten over de weg die iemand gaat – kán gaan want het is voor ieder mens weer anders – na het verlies van een geliefde. Wagenaar stipt eigenlijk alle aspecten wel aan die zich kunnen voordoen gedurende deze tijd en zij beschrijft deze empathisch, helder en bondig. Zo biedt dit boek een goed overzicht over de periode van rouw en geestelijk herstel en het zal voor iedereen die een verlies heeft ondergaan zeer herkenbaar zijn. In haar eigen gedichten worden elementen uit de tekst op andere wijze nog eens verwoord.

Lory Wagenaar pretendeert geen verrassend nieuwe dingen te zeggen en dat kan misschien ook niet want in de stroom van boeken die er de afgelopen jaren zijn verschenen, is alles inmiddels wel gezegd. De kracht van dit boek is dat zij in dit overzichtelijke boek veel bij elkaar weet te brengen. Gezien het praktische karakter geef je dit boek graag aan een nabestaande.

Goed is wat zij zegt over ‘verwerken’, dat veel gebruikte woord klinkt te zakelijk, te gemakkelijk en suggereert teveel. Het woord is daarom bij deskundigen wat uit de gratie omdat men nu inziet dat leven na een verlies meer een leren léven met het verlies is. Het verlies behoudt zijn plaats al verandert het gedurende de jaren wel van karakter. Zinvol is dat Lory Wagenaar ook struikelblokken en moeiten noemt die zich gedurende de weg van rouw kunnen voordoen. Ook besteedt zij – niet te nadrukkelijk – aandacht aan de betekenis van geloof zoals ook in de titel van het tweede deel ‘Hoop en vertrouwen’ doorschemert. Het boek besluit met veel tips voor films, websites en boeken zodat degene die zoekt naar verdere verdieping goed op weg wordt geholpen.

Recensent : Evert van der Veen