Bijna-doodervaringen bestaan, maar hoe zijn ze te verklaren?
Dat bijna-doodervaringen bestaan, daar is allang geen discussie meer over. Maar over de verklaring van het verschijnsel woedt een felle strijd tussen gelovigen en niet-gelovigen. Staat ons bewustzijn los van ons brein, zoals de gelovigen zeggen?
Door Margreet Vermeulen
23 oktober 2020, 15:00
‘Ik lag op de tafel en het onderzoek ging via mijn lies. De cardioloog was zo’n 10 minuten bezig toen ik plotseling pijn op mijn borst kreeg die snel enorm toenam. Ik was bekend met deze pijn, maar het was nu heftiger. Mijn hart hield ermee op. Ik kromp ineen. Ik zag nog dat zo’n oranje zwaailicht aan het plafond afging. (…) De enorme pijn op mijn borst verdween. Er daalde een enorm grote en mooie rust over mij. Wat er toen gebeurde, was zó prachtig … dat zal ik nooit vergeten. Vaak, als ik eraan terugdenk, word ik emotioneel en kan ik niets meer zeggen. Ik gleed een mooie, brede, veelkleurige tunnel in. In aardse termen was hij zo’n 7 meter in doorsnee. Heel rustig en langzaam ging ik heen en weer, van links naar rechts en weer terug. Zo zweefde ik heel vredig langs de tunnelwand. Er was niemand anders; ik was helemaal alleen, maar ik voelde me prettig en niet eenzaam. (…) In de verte zag ik een heel fel wit licht. Ik werd er naartoe getrokken. En vanuit dat licht kwam het gevoel van die onvoorwaardelijke liefde. Ik wist… daar moet ik heen.’
Zo beschrijft Catja de Rijk haar bijna-doodervaring in het pas verschenen boek Het geheim van Elysion.
Bijna-doodervaringen (bde’s) zijn al 45 jaar inzet van een heftig wetenschappelijk debat. Daarbij gaat het allang niet meer om de vraag of het verschijnsel wel echt bestaat. Bde’s zijn authentieke gewaarwordingen, geen verzinsels van verwarde patiënten of mensen die op een sinistere manier aandacht zoeken. Van alle patiënten die een hartstilstand overleven – dat is de best onderzochte categorie patiënten – krijgt tussen de 10 tot 20 procent een bijna-doodervaring. Ze zien veelal mooie beelden met veel licht, ervaren een diepe vrede, hervinden soms overleden familieleden, ondergaan een gevoel van thuiskomen in een nieuwe dimensie. Soms is er het gevoel dat ze uit het eigen lichaam treden.
Huiver
In absolute aantallen maken meer mensen een bde mee dan ooit tevoren. Met dank aan verbeterde reanimatietechnieken, zoals de defibrillatoren waarmee patiënten geregeld net op tijd worden weggesleept uit het voorportaal van de dood.
Artsen zijn huiverig de vingers te branden aan het thema. ‘Ik krijg nog steeds mails van mensen die schrijven: mijn dokter deed het af als onzin’, vertelt de Nederlandse gepensioneerde cardioloog Pim van Lommel, die in de jaren tachtig werd gegrepen door het thema en er nog altijd over schrijft en spreekt.
De meeste wetenschappers mijden het fenomeen. ‘Er worden wel bestsellers geschreven met spectaculaire getuigenissen, maar serieus onderzoek is er veel minder’, zegt de Belgische neuroloog Steven Laureys. Hij werkt in het universitair ziekenhuis in Luik en doet onder meer onderzoek naar het brein en bewustzijn van comapatiënten en mensen met het locked-insyndroom, waarbij een patiënt zich bewust is van zijn omgeving, maar zich niet kan bewegen of kan uiten. Hij verzamelde ook honderden bijna-doodervaringen en publiceert geregeld studies naar het fenomeen. ‘Er is nog altijd sprake van een soort zelfcensuur. De wetenschap ziet het als iets zweverigs en subjectiefs. Bovendien is het een sterk gepolariseerd debat.’
Twee kampen
Er zijn grofweg twee kampen. Van Lommel vertegenwoordigt het kamp van de believers. Dat zijn de mensen die het bestaan van bde’s zien als het bewijs dat de geest kan functioneren onafhankelijk van het brein, waarover later meer. De non-believers zien bde’s als een hallucinatie, een illusie van het brein veroorzaakt door zuurstoftekort of door neurotransmitters die vrijkomen vlak voor het sterven.
Laureys vindt beide kampen arrogant, omdat ze denken het nu wel begrepen te hebben. Hij pleit juist voor nieuwsgierigheid, metingen en experimenten. ‘Vergelijk het met dromen. Dat onderzoek begon ook met louter de individuele, subjectieve verhalen waarvan wetenschappers doorgaans afkerig zijn. Ik ben dolblij dat wetenschappers, zodra de techniek dat mogelijk maakte, metingen zijn gaan doen bij slapende mensen. Daardoor ontdekten we dat er verschillende slaapfasen bestaan, wat remslaap is enzovoort. Metingen doen bij mensen die tussen leven en dood zweven is nóg lastiger natuurlijk, maar niet onmogelijk. En het is nodig, willen we de zorg met betrekking tot bijvoorbeeld comapatiënten en palliatieve sedatie verbeteren. Je wilt zeker weten dat mensen in die laatste fase geen pijn meer hebben.’
Het debat begon in 1975 met de publicatie van het boek Het leven na dit leven van de Amerikaanse arts, filosoof en psychiater Raymond Moody. Wereldwijd gingen 14 miljoen exemplaren over de toonbank. Moody analyseerde vijftig getuigenissen, introduceerde de term bijna-doodervaring en maakte een lijst met elementen die vaak worden gerapporteerd, zoals het zien van een magisch licht, gevoelens van vrede en overweldigende liefde en het idee buiten het eigen lichaam te treden. Ook bleek een bde een grote, positieve impact te hebben op de rest van het leven, onder meer omdat de dood na zo’n ervaring zijn afschrikwekkende werking verliest. Het boek was gericht op het grote publiek en – de titel zegt het al – Moody meende dat mensen tijdens een bde een glimp opvangen van het hiernamaals.
De eerste wetenschappelijke studie kwam van de Nederlander Van Lommel. Hij deed jarenlang onderzoek bij 344 patiënten die een hartstilstand hadden overleefd. In 2001 publiceerde het gezaghebbende Britse wetenschappelijk tijdschrift The Lancet zijn studie waaruit bleek dat 18 procent van deze patiënten een bde hadden doorgemaakt. Van Lommel ondervroeg ze kort na de reanimatie en twee en acht jaar later opnieuw. Na acht jaar was hun verhaal over hun bde exact hetzelfde gebleven, zo bleek uit de bandopnamen. Van gewone herinneringen is bekend dat ze in de loop der jaren vervormen.
Diepe verbondenheid
Van Lommel liet ook zien dat een bde het leven ingrijpend verandert, veelal ten goede. In zijn boek Eindeloos bewustzijn uit 2007 citeert hij een patiënt die acht jaar eerder een bde had meegemaakt. ‘Ik ben nooit meer bang voor de dood, want wat ik daar heb meegemaakt zal ik nooit meer vergeten. Ik weet nu zeker dat het leven doorgaat. In de loop van de jaren zijn er verschillende veranderingen in mij opgetreden. Ik voel een diepe verbondenheid met de natuur. De tuin speelt nu een belangrijke rol in mijn leven. Ik ben veel emotioneler geworden. Ik heb een groot rechtvaardigheidsgevoel gekregen. Ik ben geduldiger en rustiger geworden. Ik kan goed relativeren. De agressiviteit van vroeger heb ik achter mij gelaten.’
De studie van Van Lommel werd alom geprezen: voor het in kaart brengen van bde’s en het bespreekbaar maken van het thema. Latere studies bevestigden dat een hartstilstand in pakweg 10 tot 20 procent van de gevallen samengaat met een bde. Overigens bleek uit die studies ook dat niet alle herinneringen die patiënten hebben aan een hartstilstand betrekking hebben op de dood.
Tegelijk was er scherpe kritiek. Niet op de studie zelf, maar op de zekerheid waarmee Van Lommel beweerde dat er tijdens een hartstilstand geen breinactiviteit is. Als het brein iets kan ervaren zonder breinactiviteit – en er zelfs herinneringen aan opslaat – staat ons bewustzijn blijkbaar los van de hersenen. ‘Ik zie het brein als een radio, een ontvangststation’, licht Van Lommel telefonisch toe. ‘Het brein produceert zelf niets, het vangt bewustzijn op uit de kosmos. Zoals computers verbonden zijn met de cloud.’
Van Lommel vindt dan ook dat de wetenschap op een dood spoor zit door vast te houden aan het dogma dat ons bewustzijn wordt geproduceerd door de hersenen. De speurtocht naar medische, fysiologische en psychologische oorzaken heeft volgens hem lang genoeg geduurd. ‘Dat is een heilloze weg. Ze gaan niets vinden.’ De meeste wetenschappers nemen Van Lommel niet serieus. Maar het onderwerp blijft fascinerend. Want hoe kunnen mensen op het randje van de dood zulke heldere ervaringen krijgen?
Gradaties
Een eerste verklaring is mogelijk dat bde’s zich niet zozeer voordoen op het moment dat er geen, of geen waarneembare, breinactiviteit is, maar kort daarvoor, wanneer de patiënt het bewustzijn aan het verliezen is. Of juist kort daarna: als de patiënt bijkomt door een succesvolle reanimatie. Neurowetenschappers benadrukken bovendien dat een hartstilstand niet automatisch betekent dat het brein ook meteen stopt. Laureys: ‘Het brein kan nog prima blijven werken als het hart er 10 seconden mee ophoudt. Ook daarna kan het, bij sterk verminderde bloedtoevoer, nog lange tijd functioneren. Vroeger dachten we: je bent bewust of onbewust. Maar er zijn veel gradaties, weten we nu. Doodgaan is een proces dat op een gegeven moment onomkeerbaar is. Dat moment kunnen we door medisch ingrijpen beïnvloeden. Als er grote slagaders vervangen moeten worden, kan het brein, met bepaalde medicijnen, een half uur zonder bloedtoevoer en die mensen overleven dat. Het brein kan veel meer hebben dan we denken.’
Zelf doet Laureys experimenten door mensen een flauwte te bezorgen terwijl ze een badmuts vol elektroden op het hoofd hebben die de breinactiviteit zo precies mogelijk weergeeft. De helft van de proefpersonen krijgt tijdens die kunstmatig opgewekte flauwte een bde.
Kennelijk doen bde’s zich dus ook voor zónder dat de dood nabij is en hebben ze meer te maken met de veranderende toestand van het brein. Zo krijgt pakweg 20 procent van de straaljager piloten die in een centrifuge oefenen met de extreme effecten van de zwaartekracht een klassieke bde, inclusief de ervaring dat ze uit hun lichaam treden. Ook hebben onderzoekers met succes geprobeerd sensaties uit te lokken die sterk op bde’s lijken met behulp van drugs zoals ketamine en psychedelische paddestoelen. In 2002 beschreef de Zwitser Olaf Blanke in Nature hoe hij de sensatie uit het lichaam te treden kon opwekken door een bepaald hersengebied onder stroom te zetten. ‘Met de nauwkeurigheid van een soort schakelaar die je omzet’, aldus Laureys. Ook voor het ervaren van een tunnel zijn andere verklaringen dan de naderende dood, meent Laureys. ‘Als neuroloog weet ik dat een beroerte soms tunnelzicht oplevert als er bepaalde banen in de visuele schors beschadigd zijn.’
Uitzonderingspositie
Kortom, van nogal wat sensaties tijdens een bde is bekend dat het brein ze kan fabriceren. ‘En dan niet doordat er één simpele neurotransmitter vrijkomt in het zicht van de dood of door een andere enkelvoudige oorzaak zoals zuurstoftekort in het brein’, benadrukt Laureys. ‘Het ontgoochelt mij dat sommige wetenschappers met zulke simpele verklaringen komen terwijl het evident veel complexer is dan dat. Zo stelt de verklaring van Van Lommel mij teleur. Hij zegt: ons bewustzijn – want daar gaat dit in de kern natuurlijk allemaal om – is iets immaterieels. En daar moeten we het maar mee doen.’
Het standpunt van Van Lommel roept veel weerstand op, maar hij neemt een ‘minder extreme uitzonderingspositie’ in dan je op het eerste gezicht zou denken, benadrukt de Groningse neurowetenschapper Jacob Jolij, auteur van het boek Wat is bewustzijn nu eigenlijk?.
‘Onder natuurkundigen, filosofen en biologen is het niet meer echt wild en exotisch om vraagtekens te zetten bij de aanname dat ons bewustzijn wordt geproduceerd door onze hersenen. Want waarom heeft een brein bewustzijn en een banaan niet, terwijl onze hersencellen grotendeels uit dezelfde stoffen bestaan als een banaan?’ Dat betekent, benadrukt Jolij, dat bewustzijn weliswaar een ‘eigenschap’ is van het brein maar niet van de materie waaruit het is opgebouwd.
Waar natuurkundigen ook niet uitkomen is dat de hersencellen die hun werk doen zonder dat we ons daarvan bewust zijn, die de ademhaling regelen bijvoorbeeld, volstrekt identiek zijn aan neuronen die ervoor zorgen dat we ons bewust zijn van alles wat er gebeurt als we om ons heen kijken. ‘In natuurkundig opzicht is het onverklaarbaar dat het ene biochemische proces niet tot bewustzijn leidt, maar exact hetzelfde biochemische proces een millimeter verder wel.’ Waar Jolij maar mee wil zeggen dat een verklaring voor bewustzijn die voor honderd procent is gebaseerd op het brein, erg lastig is.
Dimensie
Zelf vermoedt hij dat bewustzijn een dimensie is in het universum, naast ruimte en tijd. Jolij probeert al onderzoekend en experimenterend met bewijs te komen. Zo blijken mensen bij wie hij tijdelijk de visuele schors uitschakelt, en die dus niets kunnen zien, toch te weten dat er vrolijke smileys op het beeldscherm stonden tijdens het experiment. En elektronische dobbelstenen die toevallige getallen produceren, komen opvallend vaak met het telefoonnummer of de geluksgetallen van zijn proefpersonen op de proppen, in onderzoek van Jolij.
Ook exotische ideeën moeten ‘wetenschappelijk’ benaderd worden, vindt hij, en believers en non-believers moeten elkaar niet verketteren, zoals nu vaak gebeurt. Wat daaraan niet meehelpt is dat nogal wat believers, onder wie Van Lommel, zich verenigd hebben in de internationale Galileo Commission, een club van vijftig, zestig wetenschappers die een niet-materialistisch wereldbeeld voor staan.
Jolij: ‘Deze vaak bekwame wetenschappers hebben ook een bepaalde new-ageachtige levensbeschouwelijke oriëntatie. Daar worden veel mensen nerveus van. Die combinatie ontlokt snel een tegenreactie, waardoor de dialoog stokt. Jammer.’
Tot slot, terug naar de bijna-doodervaringen. Is het bestaan daarvan een bewijs dat ons bewustzijn zich buiten ons brein bevindt? ‘Allerminst’, vindt Jolij. ‘Daarvoor zijn de alternatieve verklaringen, dat ze voortkomen uit bepaalde hersenprocessen, net zo plausibel. Zo niet plausibeler.’
Steven Laureys is geïnteresseerd in mensen die een bde hebben meegemaakt. bde@liege.be
Pim van Lommel, Eben Alexander e.a.: Het geheim van Elysion – 45 jaar studie naar nabij-de-dood-ervaringen (Uitgeverij van Warven; € 32,50)
Jacob Jolij: Wat is bewustzijn nu eigenlijk? (Nieuw Amsterdam; € 22,99)
Pim van Lommel: Eindeloos bewustzijn (Ten Have; € 24,99. 23ste druk uit 2017)