Recensie – Nicodemus – Platform Appèl Kerk en Israël
/in geen categorie /door RennieDe brief aan de Hebreeën is met zijn lange zinnen soms moeilijk te begrijpen. Bovendien lijkt de brief af te rekenen met het Jodendom en het christelijk geloof ervoor in de plaats te stellen. Voor emeritus predikant Bart Gijsbertsen was dat lange tijd de aanleiding om de brief met een zekere argwaan te bekijken. In de afgelopen tijd herlas hij de brief, zo onbevangen mogelijk, om de eigen logica van het betoog op het spoor te komen zonder theologische vooringenomenheid. En dan blijkt dat Hebreeën allesbehalve vervangingstheologie is. In dit toegankelijk geschreven boekje presenteert hij zijn vertaling en uitleg.
Eigenlijk is de brief een betoog zoals een Joodse Schriftgeleerde zou doen, op basis van talloze citaten uit de Bijbel van Israël, Tenach. De auteur van de brief is vertrouwd met de Septuagint, die hij consequent gebruikt. Die vertrouwdheid veronderstelt hij ook bij zijn hoorders/lezers. Soms citeert hij uitvoerig, soms ook maar een paar woorden. Maar dan speelt de context altijd wel mee.
Nicodemus zou het geschreven kunnen hebben, zegt Gijsbertsen met een knipoog, de Farizeeër die in de nacht bij Jezus kwam en het nog twee keer voor Jezus opneemt; en wellicht is Paulus bij hem in de leer geweest voor zijn Messiaanse uitleg van Tenach, en niet andersom. Met de inzet bij de Zoon, die de belichaming is van het spreken van de Vader in Thora en Profeten, sluit de Hebreeënbrief volgens Gijsbertsen aan bij het evangelie van Johannes. De Hebreeënbrief vertoont meer ‘johanneïsche trekjes’, maar komt ook met een eigen en uniek thema.
Dat inzicht heeft geleid tot een nieuwe vertaling die op sommige punten verrassend anders is dan de gangbare. In het derde hoofdstuk verantwoordt Gijsbertsen zijn vertaalprincipes en -keuzes en presenteert hij zijn eigen vertaling. Ook geeft hij een overzicht van de citaten uit de Septuagint.
Drie opmerkelijke alternatieve vertalingen licht ik er even uit. Gijsbertsen kiest ervoor om nomos met Thora te vertalen, omdat nomos in de Septuagint de vertaling van Thora is, en de vertaling ‘wet’ een misvatting is voor wat de Thora is. Wat Thora dan wel is, moet dan toch nog wel uitgelegd worden, want de misvatting ligt ook al in het woord nomos besloten. Overtuigend vind ik de keuze om homologia (Hebreeën 3:1) niet met belijdenis, maar met bondgenootschap te vertalen. Bij het woord diathemenos (Hebreeën 9:16-17 – meestal vertaald met erflater) grijpt Gijsbertsen ook weer terug op de verbondsgedachte. Tegen de achtergrond van het Hebreeuws en het ritueel van de verbondssluiting (Genesis 17) betrekt hij dit woord op het dier dat bij de verbondssluiting geslacht wordt. Zo kan ook de vertaling verbond voor diathèkè volgehouden worden en het geeft de tekst een andere dynamiek. Ik vond het een vondst.
In zijn commentaar bij de tekst probeert Gijsbertsen steeds de logische opbouw van het betoog, dat in feite een intern Joods beraad is, te verhelderen. Daarbij legt hij steeds verbanden met het evangelie van Johannes. De inzet is de solidariteit van Jezus als Hogepriester met zijn volk Israël. Dat is de grond van Israëls herstel, waar het juist in de Hebreeënbrief om blijkt te gaan (vgl. Hebreeën 8 over het nieuwe verbond). Het hogepriesterschap van Jezus is een uniek thema in het Nieuwe Testament.
Dat leidt ten slotte tot de vraag wat deze brief betekent voor onze kijk op het Joodse volk en op Jezus zelf. De beantwoording daarvan ligt volgens Gijsbertsen buiten het bestek van zijn boek. Maar impliciet is zij natuurlijk wel aanwezig. Ik heb het getypeerd als een intern Joods beraad, waar wij – meer of minder brutaal – in meeluisteren.
Mij viel verder op – maar dit als aanvulling op het betoog van Nicodemus – dat er in de Hebreeënbrief enerzijds een polariteit (of parallellie) is tussen hemel en aarde, maar dat anderzijds de eigenlijke spanning is tussen het heden van de ballingschap en de toekomst van een herstelde stad in het beloofde vaderland, waar hemel en aarde elkaar raken. Een toekomst die allereerst aan Israël gegeven is en in Israël is gewaarborgd.
Ten slotte, de aanzet voor dit boek werd gegeven door de echtgenote van Gijsbertsen. Samen hebben Bart en Anneke de Hebreeënbrief vertaald en bestudeerd. Terwijl ik met deze bespreking bezig was, bereikte mij het bericht dat zij is overleden. Bart Gijsbertsen heeft het boek postuum aan zijn vrouw opgedragen. Moge haar nagedachtenis ook door dit boek tot zegen zijn.
Recensent: Kees de Vreugd
Recensie – Brandend verlangen
/in geen categorie /door RennieBrandend verlangen
Een intiem boek
In mei 2019 besloot Wim Jansen, emeritus predikant in de PKN, gedurende een jaar een dagboek bij te houden over zijn spirituele leven, zijn dagelijks leven met God. Uit de titels in de zeer uitgebreide inhoudsopgave wordt al duidelijk dat dit allesomvattend en uiterst menselijk van aard is. God is voor Wim Jansen een andere naam voor aardse ervaringen met een mystiek karakter, een bron van inspiratie voor het alledaagse leven met alles wat daarin plaatsvindt.
Wim Jansen is een mens met een rijk gevoelsleven, iemand bij wie gebeurtenissen diep binnenkomen en veel losmaken. God heeft voor hem een diepe betekenis waar Wim Jansen niet zonder kan, god is voor hem in alles verweven met zijn menselijk bestaan. Wim gaat daar helemaal in op en heeft zo iets van een middeleeuwse mysticus die God de lof toebrengt maar hij is tegelijk ook bijzonder aards en zijn beeld en beleving van god zijn minder aan de christelijke traditie gebonden dan die van de mysticus.
De zin die mij in Brandend verlangen het meest trof is: “Maar ik denk dat God zich fysiek het meest manifesteert in de clitoris” (p. 30). Een opvallende zin, die zo uit z’n verband gehaald, al gauw verkeerd wordt begrepen en dat is ook wel begrijpelijk… Op meerdere plaatsen getuigt Wim Jansen openlijk van zijn goede liefdesleven met zijn vrouw die hij de Bijbelse naam Naomi – liefelijke – heeft gegeven. Ze hebben het fijn samen, dat komt regelmatig naar voren en ook als oudere man geniet Wim volop van de seksualiteit. Dat zegt hij openlijk in dit boek en hij beleeft – en belijdt mag je bijna wel zeggen – dit als iets goddelijks, vandaar dit citaat.
God is geheel met de mens verweven, zo zou je de spiritualiteit van Wim kunnen samenvatten, god is het ‘innerlijk universum’ van de mens. Wim is een romanticus want zijn boek Brandend verlangen is vol heimwee naar vroeger en verlangen naar wat er zal komen. Daar tussenin geniet hij in alle kwetsbaarheid – hij krijgt met kanker te maken – van het gewone leven met diepe emotionele teugen. Hij ervaart “… een minieme aanwezigheid van iets wat je misschien God zou kunnen noemen. Een spoortje licht” (p. 60). God is voor Wim Jansen een poëtisch woord dat naar verrijkende ervaringen in ons menselijk bestaan verwijst.
Hoe gering en onzeker dat ook klinkt, Wim voelt zich er wel hartstochtelijk mee verbonden en hij zou het niet graag missen want deze manifestatie van god is voor hem wezenlijk. Deze God is niet de ‘gans Andere’, ons ‘tegenover’ zoals theoloog Karl Barth het uitdrukte. Het is een ‘kleine’ god met menselijke trekken, de god die zich in zijn schepping aan ons manifesteert en nog inniger wordt in ons gevoelsleven van liefde en ontvankelijkheid voor het goede leven.
Brandend verlangen is een bijzonder boek dat gelijkgezinden als Wim zeer zal aanspreken, vermoed ik. Mensen die niet zoveel hebben met een transcendente god maar god vooral zoeken ín ons menselijk bestaan. Mensen die wat nuchterder en rationeler zijn ingesteld óf orthodoxer geloven, zullen zich niet in dit boek herkennen. De laatsten kunnen er misschien maar beter niet aan beginnen want het zou hun dogmatisch omlijnde geloof alleen maar shockeren…
Ook wanneer je het zelf ánders beleeft, kun je wel onder de indruk zijn van het rijke gevoelsleven van deze mens die je in dat opzicht begenadigd mag noemen. Soms vraag je je tijdens het lezen af: beste Wim je hoéft dit niet allemaal met ons te delen.
Wim Jansen werkte in de vrijzinnige gemeenten van Delft en Middelburg. Hij schrijft columns en essays voor Volzin en NieuwWij. Het boek eindigt met een uitgebreid interview met Marga Haas waarin zijn levensloop en visie nog eens ter sprake komt.
Recensent: Evert van der Veen
Recensie – Nergens, niets en niemand
/in geen categorie /door RennieNergens, niets en niemand / Douwe Halbesma
Het mentale leven van de mens is het geheel van breinvermogens en breinfuncties zoals denken, geheugen, begrijpen en analyseren. Mentale bevindingen zijn universeel; wie lacht of huilt wordt door iedereen begrepen. Mentale problemen hoeven niet, zoals praktische problemen, te worden aangepakt maar moeten onder ogen worden gezien. Mensen hebben het recht om gelukkig en vrij te zijn en dat zonder angst en gebrek. Er is geen mooier mens dan een vrij functionerend mens. Deze theorie wordt aan de hand van veelvoorkomende maatschappelijke en persoonlijke situaties nader verklaard en uitgewerkt. Voor geïnteresseerden in de menselijke geest geeft dit boek herkenbare beelden en inzichten die kunnen leiden tot een andere kijk op jezelf en op de maatschappij.
Recensent: Drs. P.C.B. de Jager
Recensie – Levensduiding in het licht van transcendentie
/in geen categorie /door RennieVolgens de inleiding van dit boek zal de Duitse theoloog Jörg Lauster De Vrijzinnige Lezing van 2022 geven. In het kader daarvan verschijnt dit boek dat het denken van deze liberaal-protestantse theoloog voor een geïnteresseerd Nederlands publiek wil introduceren. Na een vertaald radio-interview met Lauster dat al een proeve geeft van zijn ideeën, geeft Rick Benjamins in vogelvlucht een overzicht van Lausters wetenschappelijke ontwikkeling en zijn centrale ideeën. Daarin staat centraal dat hij religie ziet als ‘levensduiding’, dus een voortdurende reflectie van individuen op ervaringen waarin het transcendente inbreekt in het leven van mensen in verleden en heden. In de volgende hoofdstukken worden de belangrijkste werken van Lauster besproken door Benjamins en Slob. Voor niet-theologen redelijk taaie kost en vanwege het feit dat het samenvattingen betreft af en toe enigszins saai. Lausters centrale ideeën zijn daarentegen boeiend. Tot nu toe is nog geen enkel werk van Lauster in het Nederlands vertaald, maar na lezing van dit boek is te hopen dat dat niet lang meer duurt.
Recensent: Dr. Taede A. Smedes
Recensie – Rattenvangers van het onbehagen
/in geen categorie /door RennieRattenvangers van het onbehagen : verschijnselen, voedingsbodem, herhaling en voorkomen van het totalitarisme
De auteurs beschrijven in dit boek de groei van het onbehagen van veel mensen in de wereld. Onvrede groeit op veel punten: immigratie, financiële situatie, het gebrek aan transparantie van machthebbers enzovoort. Deze manifesteert zich in demonstraties, zoals van de ‘gele hesjes’. Onrust en onzekerheid kunnen onder omstandigheden de maatschappelijke en politieke stabiliteit bedreigen. Eerder heeft Hannah Arendt dit beschreven voor de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. De schrijvers gebruiken vier vragen: wat is er vorige eeuw gebeurd in Duitsland (Hitler) en Rusland (Stalin), hoe kon ‘dit’ gebeuren, kan ‘het’ opnieuw gebeuren en tot slot: hoe kunnen we herhaling voorkomen? In prikkelende analyses wordt het huidig establishment, mondiaal, de maat genomen. De analyses zijn meer normatief dan objectief. Maar ze ademen beslist een sfeer van urgentie en zijn breed: het gaat over Nederland maar ook over andere landen. Het boek eindigt met adviezen voor individuen die een herhaling van gebeurtenissen die behoren bij een totalitair regiem willen voorkomen. Het boek bevat eindnoten en een korte literatuurlijst.
Recensent: Dr. G.H. Hagelstein
Recensie – Nicodemus
/in geen categorie /door RennieEen betoog van Nicodemus? : de Hebreeenbrief herlezen / Bart Gijsbertsen.
Vertaling en uitleg van de nieuwtestamentische Hebreeënbrief vormen de kern van dit boek. Als fictieve schrijver van de Hebreeënbrief voert de auteur, Gijsbertsen, de Schriftgeleerde Nicodemus op, bekend uit het evangelie van Johannes. Deze fictie is ontsproten aan de fantasie van Gijsbertsen om hem en zijn lezers te helpen de inhoud van de brief naderbij te brengen. Aan Nicodemus is derhalve ook een hoofdstuk gewijd. In de uitleg van de brief geeft Gijsbertsen ruim aandacht aan de rol die de oudtestamentische citaten spelen. Daarmee koerst hij af op zijn doel: een uitleg te geven die de valkuil van het traditionele anti-judaïsme vermijdt. Gijsbertsen schrijft vanuit zijn persoonlijke beleving en gaat van daaruit de dialoog aan met de lezer om hem mee te nemen in zijn uitleg. Gijsbertsen is emeritus-predikant in de Protestantse Kerk in Nederland.
Recensent: Drs. J. Wilts
Recensie – fascinerend drieluik door Bart Gijsbertsen
/in geen categorie /door RennieEen verrassende ontdekking: fascinerend drieluik door Bart Gijsbertsen
Een heidense uitdaging, leven met de God van Israël
Luisteren bij maanlicht, een gang door het kerkelijk jaar met een oor naar de synagoge
Van zilveren sporen, een gang door het synagogale jaar met een oor naar de kerk
Bart Gijsbertsen is heel zijn werkzame leven predikant geweest. Ruim de helft daarvan heeft hij zich intensief beziggehouden met de vragen rond Kerk en Israël. Dat is bepaald niet zonder vrucht gebleven. Ik raad iedereen aan om de website van Bart Gijsbertsen te bezoeken, daar is een schat aan boeiend materiaal te vinden. Maar in deze nieuwsbrief wil ik vooral de trilogie aanbevelen die hij sinds 2015 schreef, onlangs kwam het derde deel uit: ‘Van zilveren sporen’. De ondertitel luidt ‘een gang door het synagogale jaar met een oor naar de kerk’. Het is een juweel van een boek, rijk van inhoud en toegankelijk geschreven. In 2015 verscheen het eerste deel met de titel ‘Een heidense uitdaging, leven met de God van Israël’. Het tweede deel van de trilogie verscheen in 2019 onder de titel ‘Luisteren bij maanlicht, een gang door het kerkelijk jaar met een oor naar de synagoge’.
Ik heb deze schrijver maar heel recent ontdekt en vraag me herhaaldelijk af hoe het mogelijk is dat ik niet eerder van zijn boeken heb gehoord. Want wat een rijkdom aan inzichten en hoe fris geschreven! Niet vaak ben ik een schrijver tegengekomen die verrassende en diepe inzichten zo begrijpelijk op papier weet te zetten. Het maakt de leeservaring tot een smakelijke maaltijd, gemakkelijk behapbaar. De lichte toets waarmee Gijsbertsen schrijft maakt zijn boeken toegankelijk voor een breder publiek. De uitgever noemt Gijsbertsens aanpak in de eerste twee boeken een ‘meditatieve uitleg van Bijbelteksten’. Het zijn korte stukjes van doorgaans vier pagina’s die zich gemakkelijk afzonderlijk laten lezen. Het derde deel, ‘Van zilveren sporen’, bevat de geredigeerde teksten van ‘Leerdiensten Torah en Evangelie’ die Gijsbertsen samen met zijn collega Leon Eigenhuis in Kampen heeft mogen leiden. Het is zonder meer bijzonder hoe hij synagoge en kerk, Tenach en Nieuwe Testament en Talmoed vruchtbaar met elkaar in gesprek weet te brengen. Op de achterzijde van ‘Van zilveren sporen’ lees ik: “‘Geloven met een Hebreeuws ijkpunt’. Zo vatte een interviewer de boeken van Bart Gijsbertsen samen. Ze weerspiegelen een boeiende zoektocht naar een christelijke bijbeluitleg die wortelt in de joodse traditie”.
‘Kunst verbeeldt wat religie verwoordt’ – Wouter Berns in Volzin
/in geen categorie /door Rennie‘Kunst verbeeldt wat religie verwoordt’
Schilderijen van Wouter Berns kom je steeds vaker tegen op het internet, in bladen en in kranten. Eind vorig jaar verscheen zijn eerste roman ‘Een hemel voor Theo’. Een gesprek met deze kunstenaar over religie, de mens, kunst, schilderen en schrijven.
Een ‘Berns’ kan bij de beschouwer een gevoel van aangename opwinding wekken, als bij een cadeautje dat nog moet worden uitgepakt. Maar ook een gevoel van ongemak, alsof je een mop hoort vertellen die je niet meteen begrijpt. Je moet vérder kijken om het te zien, je eigen verbeelding op gang laten brengen om verborgen schatten op te delven.
Als ik te gast ben in het ruime atelier van Wouter Berns in Kampen en mij vergaap aan zijn werk, blijf ik staan voor een nog maar net voltooid schilderij dat me bijzonder bevalt. Het betreft een Frans dorpstafereel, badend in het zonlicht. Ik kan de mussen horen tsjilpen en voel hoe de warme lucht me vanaf het doek in m’n gezicht slaat. Ik heb opeens wandelschoenen aan en voel het gewicht van m’n rugzak – zit er nog koffie in de thermosfles? M’n vrouw is al doorgelopen en wacht voorbij de bocht. Als de kerk open is, zoeken we graag de koelte op en branden een kaarsje.
“Mooi…!” zeg ik bewonderend, “Donders mooi!” Ik doe met enige tegenzin een stap terug en sta weer in het atelier. “Maar waar is de Berns-touch?” Met een brede grijns wijst Wouter me op de gevel van de kerk. ‘FREE YOUR MIND’ staat er in de hoofdletters van een verweerde reclameboodschap zoals je die wel vaker op blinde gevels ziet. Het beeld is zo vertrouwd dat ik de woorden zelf over het hoofd zag. De boodschap lijkt op het eerste gezicht misplaatst op een godshuis uit een tijd die onherroepelijk voorbij is. Het beeld is intrigerend en roept vragen op.
Je plaatst een eigentijdse oproep in een traditioneel religieuze context. Hoe kijk jij als kunstenaar naar religie? Ben je zelf religieus?
“Kunst verbeeldt wat religie verwoordt. Het is een eeuwenoude tandem. In bepaalde tijden was het verbeelden propaganda. Die kant moeten we zeker niet meer op. Ik zie graag inhoudelijk geladen kunst en die is niet per definitie religieus in de godsdienstige zin. Dat ben ik zelf ook niet. Ik ben een zingevende kunstenaar, maar absoluut niet godsdienstig religieus.
Religie en kunst zie ik beide als wegen tot verbinding tussen de persoonlijke binnenwereld en een onmetelijke bovenwereld. Maar het is vooral de kunst die een diepere zin aan mijn bestaan geeft. Kunst is voor mij louterend, of ik nu passief geniet in een museum, een boek lees, naar muziek luister, of actief werk aan een nieuw schilderij of schrijf aan een verhaal. Kunst is voelen, bedenken en maken; uit het niets iets tastbaars neerzetten, een nieuwe werkelijkheid scheppen. En als het werk voltooid is dan toon ik het aan de wereld. Dat is een magisch proces, iedere keer weer. Het is mijn ideale manier van leven.
Mijn schilderijen dragen geen letterlijke boodschap uit. De schilderijen zijn niet alledaags. Ze zijn vervreemdend. Ze hebben een licht filosofische twist. De titels spelen een grote rol. Die geven richting aan de duiding. Ik speel met oude en nieuwe verhalen. Steek ze in een ander jasje, verkleed de verhalen, zo je wilt. Ik krijg terug dat mijn werk mensen aan het denken zet. De combinatie van beeld en verhaal is voer voor andere gedachten en uitdagende dialoog.”
Ik kijk naar Wouters schilderij De schepper. Het toont een jongetje met een schep bij een gigantisch zandkasteel in een wat troosteloos landschap. Is het een verwijzing naar God die uit de chaos orde schiep? Is God als zo’n kind met een schep? Is ieder mensenkind met een schep een beetje God, iedere mens met een penseel een Schepper?
Hoe kijk jij als kunstenaar naar de wereld van vandaag?
“Volgens mij zitten we aan het einde van een tijdperk. We hollen als een stel dwaas consumerende lemmingen op een afgrond af. Er lijkt geen houden meer aan. Ondanks mijn optimistische inborst staat mijn vertrouwen in de mensheid onder druk. Keer op keer laten we zien dat scheppen en vernietigen bij ons hand in hand gaan. Maar iets afbreken is zoveel gemakkelijker dan iets opbouwen. We zijn van nature gemakzuchtig en daardoor zijn we een bedreigende soort geworden voor onszelf en voor onze omgeving. De huidige situatie maakt onomwonden duidelijk dat alleen radicaal anders handelen ons leven op aarde kan redden. We moeten consuminderen. Maar ons hele economische stelsel is gebaseerd op groei, groei en nog eens groei. En dat leren we niet een-twee-drie af. Dat zit onderhand diep in ons DNA. Ik vrees dat we erg weinig tijd hebben om collectief een andere, op verminderen gerichte levenshouding aan te nemen.
Bovendien zijn er nog zo veel mensen op aarde voor wie meer een dagelijkse droom is. En dat is begrijpelijk. Als je ziet hoe de wereldwijd actieve media met reclamebombardementen willen laten inzien hoe happy de wereld van het hebben is, dan kun je het nikshebbers niet kwalijk nemen dat ook allemaal te willen. Wie zijn wij om hun te ontzeggen wat we zelf al zolang tot onze beschikking hebben?
Het zou voor ons, die ruim voorzien zijn, eenvoudig moeten zijn om te minderen. Maar veelhebbers consumeren zich nog steeds een slag in de rondte. Het woord minder is in onze neo-liberale samenleving helaas een woord voor losers. En niemand wil een loser zijn…”
Het schilderij (No) Surrender laat Wouter zelf zien. Blootsvoets staat hij met gebogen hoofd op rode (verbrande?) aarde tegen een pikzwarte achtergrond in wat het laatste restje overgebleven licht lijkt. Aan de lange stok die hij over zijn schouder draagt, hangt een wit overhemd als witte vlag. Het is een beklemmend, apocalyptisch beeld dat associaties oproept met Don Quichot en Greta Thunberg.
Heb jij als kunstenaar een verantwoordelijkheid naar de wereld?
“Verantwoordelijk ben ik net zoals ieder mens. Ik probeer te consuminderen en me niet te omringen met allerhande onnodige zooi uit de Actions van deze wereld. Ik probeer op materieel en immaterieel gebied bewust te leven. Dat lukt redelijk. Al kan het natuurlijk altijd beter. Daarnaast heb ik de ijdele hoop dat we door de maatschappij anders te bekijken veranderingen in beweging kunnen zetten. Kunstenaars kunnen daar een grotere rol in spelen. Ze kijken van nature achterstevoren, ondersteboven en binnenstebuiten naar de wereld om hen heen. Ze zijn in staat om van niets iets te maken en blijven altijd vragen stellen. Dat hoeft niet te betekenen dat de kunst die ze maken per definitie vernieuwend of revolutionair is. Het gaat om de manier van zien.
Ik kom op veel plekken en spreek heel verschillende mensen. Gesprekken met kunstenaars lopen vaak uit de normale pas. Kunstenaars associëren gemakkelijk en weten uit ogenschijnlijke onontwarbare gegevens tot ongedachte oplossingen te komen. Zet eens een paar kunstenaars – schrijver, schilder, acteur, dichter, of componist (m/v) – in de raad van bestuur van een grote bank of multinational. Tien tegen één dat ze veel breder naar de kwartaal- en jaarcijfers kijken, onverwachte conclusies trekken die een ander perspectief bieden.”
Dat is een boeiende gedachte! Maar, nog afgezien van de vraag of ze in een bestuurskamer aan zouden willen schuiven, hebben hedendaagse kunstenaars dan vooral de intentie om de wereld béter, rechtvaardiger te maken?
“De hedendaagse kunst is in zijn uitingen breder dan ooit. Alles kan – geplaatst in de juiste context – kunst worden. Een banaan door een kunstenaar met plakband aan de wand van een museum geplakt heet kunst. Diezelfde banaan op het aanrecht in de keuken van een bijstandsmoeder vertelt een ander verhaal. Een banaan aan het plafond in de woonkamer van een studentenhuis heeft geen kunstzinnige context; het is hooguit een beetje raar.
Behalve bananen aan de muur, een Banksy die op een veiling door een papierversnipperaar gaat, is er nu ook de zogenaamde NFT-kunst (Non Fungible Token) of blockchaintechnologie die eigenlijk meer een code is, een kunstvorm zonder directe zintuigelijke beleving. Ach, het past in de tijd waarin we leven, anders kreeg het niet zoveel aandacht, en bracht het niet zoveel geld op. De kunstwereld kan helaas ook, het woord zegt het al, een kunst-, een namaak-, een nepwereld zijn. Men zoekt er vol overgave naar de nieuwe kleren van de keizer. Soms verbaas ik me. Soms, zoals bij de Banksy, geniet ik ervan, maar verder houd ik me er niet mee bezig. Het is het populistische topje van de kunstberg dat overdreven veel media-aandacht krijgt. Ondertussen zijn er overal ter wereld hardwerkende bezielde kunstenaars interessante dingen aan het scheppen. De kwaliteit van deze kunst is verrassend en hoog. Ze bereikt een minder groot publiek, maar draagt bij aan dat andere perspectief dat we zo nodig hebben.”
Ik moet denken aan Great Expectations, het eerste schilderij dat ik van Wouter zag. Het toont twee mannen die doende zijn met een aluminium uitschuifladder. Beiden dragen een spijkerbroek en een halflange jas. Het kunnen buren zijn die elkaar helpen met een klus op het dak, een tafereel dat zich in je eigen straat zou kunnen afspelen. Maar als je vérder kijkt, zie je dat beiden een hoofddeksel dragen dat je alleen nog maar in een museum of op het toneel zult aantreffen. En het meest bevreemdende is dat ze in het open veld staan zonder zelfs maar een spoor van een gebouw of dakgoot om hun lange ladder tegenaan te zetten. De top van de ladder rijkt ver uit boven de bomen verderop en priemt door het wolkendek tot in een stukje hemelsblauw. Niets wijst op een grap of stunt; de houding van de heren laat er geen misverstand over bestaan dat zo dadelijk één van beiden naar boven zal klimmen.
Als ik Wouter ernaar vraag, zegt hij: “Ik schilder graag dingen waarvan je zou denken dat ze niet kunnen, maar dat je door het beeld gaat geloven dat het misschien tóch kan.”
Heb je altijd met deze intentie geschilderd? Of zit daar een al dan niet bewust gekozen ontwikkeling in?
“Toen ik halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw als tiener mijn eerste schilderijtjes maakte, wilde ik al dingen die niet voor de hand liggen op een realistische manier schilderen. Schilderijen maken die op de rand balanceren van de gangbare werkelijkheid. Later toen ik eenmaal kunstgeschiedenis in mijn vakkenpakket had, leerde ik over surrealisme en magisch realisme. Aan die stromingen is mijn werk zeker verwant. En die wijze van werken is geënt op de manier waarop ik van nature naar de wereld kijk. Mijn werk is altijd verhalend geweest en dat zal ik niet snel loslaten. De meest in het oog springende ontwikkeling door de jaren heen is de schildertechnische groei. Om goed realistisch te kunnen schilderen moet je vlieguren maken. De verhalen die ik schilder hebben aan verdieping gewonnen, maar dat is een kwestie van rijper worden en dat komt met de jaren en als vanzelf.”
Je hebt je naast het schilderen ook aan het schrijven gewaagd met Een hemel voor Theo. Hoe verhouden zich bij jou deze manieren van uitdrukken?
“Je zou kunnen zeggen dat ik verder schrijf waar mijn schilderijen ophouden. Visuele ideeën laten zich goed schilderen, meer filosofische invallen giet je makkelijker in woorden. Schilderen en schrijven zijn voor mij complementair. Taal en beeld zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zowel tijdens het schilderen als tijdens het schrijven. Ik schilder dagelijks en ik schrijf dagelijks. Overdag in mijn atelier schrijf ik vooral over wat ik doe, denk en voel. Schrijven is voor mij spiegelen in woorden en schilderen is reflecteren in beelden. Het dagelijkse schrijven vormt wel de basis voor de fictie die ik schrijf. Vergelijk het met schetsen ter voorbereiding van een schilderij. Het houdt me scherp in waar ik mee bezig ben, én in waar ik heen wil.”
Voor ik afscheid neem laaf ik me nog even aan het schilderij Free your mind. Het komt me nu voor als een visuele samenvatting van ons gesprek. Niet alleen omdat er geschreven tekst in het geschilderde beeld voorkomt, maar vooral omdat het een krachtige oproep is onszelf te bevrijden van beperkende gedachten en conventies en op een nieuwe manier te kijken naar onszelf en de wereld waarin wij leven. En die oproep geldt niet alleen de toevallige voorbijganger maar net zo goed de wereld van religie waar de dorpskerk voor staat. Met een glimlach constateer ik dat het de kunst is die in dit schilderij ook de religie zelf een por geeft en haar met een vette knipoog bepaalt bij haar missie een bevrijdend perspectief te bieden. Wouter, bedankt!
Kunstschilder Wouter Berns (Zevenaar 1970) studeerde in 1992 af aan de kunstacademie in Kampen. Hij exposeert zijn werk sinds 1991 in binnen- en buitenland. Berns woont en werkt afwisselend in Kampen en Noord-Frankrijk, waar hij een tweede atelier heeft. Zijn schilderijen zijn permanent te zien bij Galerie Tripmaker in Kampen. In 2020 debuteerde hij als schrijver met de korte roman Een hemel voor Theo die bij uitgeverij Van Warven verscheen. Voor meer informatie: www.wouterberns.nl.
Door Dirk van de Glind
‘Erotiek en mystiek zijn geen gescheiden werelden’ – Wim Jansen in Volzin
/in geen categorie /door Rennie‘Erotiek en mystiek zijn geen gescheiden werelden‘
In zijn onlangs verschenen boek ‘Brandend verlangen – om op te gaan in God/Liefde’ vertelt Wim Jansen over dagelijkse Godervaring: mystiek van alledag. Wat houdt die Godervaring in? Waarom vergelijkt hij het met verliefdheid? Werkt God als neurotransmitter? En in de erotiek? Welke teksten inspireren hem? Waarom blijft hij het woord ‘God’ gebruiken? Dat alles in een jaar van corona-ellende. En kanker.
Wim Jansen: ‘Wij zijn niet gewend om verliefdheid een plaats toe te kennen als permanent levensgevoel’
Een mens is op aarde om verliefd te zijn. Dat is de sfeer die ik in mijn boek wil uitstralen. Maar we zien het breed: verliefd op het licht, het groen, de dieren, landschappen… Het is mijn ervaring van jongs af aan.
Uit deze verliefdheid op het leven is mijn Godervaring voortgevloeid. Mijn levensloop met God wordt gekenmerkt door die permanente gloed. De ontdekking van schoonheid in mijn puberteit liet zich als vanzelf verbinden met het woord ‘God’. Dat woord ontsprong als het ware als een soort lofprijzing aan de verwondering die ik ervoer in de natuur. Later werd dat uitzinnig verdiept in de ontdekking van de liefde van mijn leven, die ik in het boek Naomi noem.
Toen wij – tijdens een excursie met de godsdienstleraar – een nonnenklooster bezochten werd die koppeling tussen God en verliefdheid nog eens expliciet benoemd door een van de kloosterlingen. Op mijn vraag hoe ze haar leven met God ervoer zei ze zonder blikken of blozen: “Het is of je doorlopend verliefd bent.”
Dat antwoord is me altijd blijven inspireren. Aan het woord ‘verliefd’ voegde zich als vanzelf het beginrijmwoord ‘verlangen’ toe. Zo blijven dan: God, verlangen en verliefdheid. Een drievoudig snoer wat mij betreft, dat ik onderbreng in het woordpaar God/Liefde.
Lijfelijk
Wie serieus verliefd is, brandt vanbinnen. Hij teert op een innerlijke gloed. Van jongs af aan heeft het woord ‘God’ dat in mij wakker geroepen. Een gevoel van intense vrede. Als jongere natuurlijk niet doorlopend, integendeel, heel fragmentarisch. Momenten. Maar daarom niet minder intens.
Ik onderging het lijfelijk. Fysiek in mijn hoofd. Een warmte in mijn brein. Zonder dat ik het toen zo kon benoemen moet het liefde zijn geweest. En liefde produceert het stofje dat onze hersenen nodig hebben. Het stofje dat ons in de ruimte en in het licht zet. God/Liefde is de beste neurotransmitter. Ik ervaar het nog steeds zo als ik mediteer.
Wie serieus verliefd is, brandt vanbinnen. Hij teert op een innerlijke gloed. Van jongs af aan heeft het woord ‘God’ dat in mij wakker geroepen
WIM JANSEN
Ook in de erotiek zet God/Liefde zich voort als lijfelijkheid. De lijfelijke erotische gevoelens laten zich vergelijken met de geestelijke Godervaring. Een orgasme kan als ‘zalig’ worden beleefd en maakt iets als lofprijzing wakker. Het zijn dingen die ik in mijn boek benoem omdat de seksualiteit in onze samenleving verdieping en bezieling nodig heeft. De extase van Bernini’s heilige Theresa wekt onverbloemd de associatie met een orgasme. Terecht.
Erotiek en mystiek zijn geen gescheiden werelden.
Oerwoet
Over het algemeen reserveren wij verliefdheid voor de uitzonderlijke perioden in ons leven, bijvoorbeeld in de puberteit of tijdens een latere, veelal ongewenste opflakkering van onze hormonen. Wij zijn niet gewend om verliefdheid een plaats toe te kennen als permanent levensgevoel. Toch is dat precies waar ik voor pleit.
Daartoe moet ze echter geworteld zijn in een diepere laag van liefde. Een duurzame bron die ik God noem. Een bron waaraan je kunt vertoeven, oefenend in permanente verliefdheid. Inspirerende teksten kunnen daarbij helpen. Een paar voorbeelden.
Ik denk aan Psalm 63, een hunkerend liefdesgedicht in de nacht, waarin zowel de mystieke als de erotische component voelbaar is:
God, jij bent mijn God, jou zoek ik,
naar jou smacht mijn ziel,
naar jou hunkert mijn lichaam
in een dor en dorstig land, zonder water.
[…]
Liggend op mijn bed denk ik aan jou,
wakend in de nacht prevel ik jouw naam.
[…]
Ik ben aan jou gehecht, met heel mijn ziel.’
Is hier een verliefd iemand aan het woord of niet?
Ik denk ook aan de middeleeuwse mystica/dichteres Hadewych met haar verzuchtingen naar de minne, de liefde in en van God, die ze als een persoon met een eigennaam aanspreekt: Minne.
Ic groete dat ic minne
Met miere herten bloet.
Mi dorren mine sinne
Inder minnen oerwoet.
Net zo smachtend als Psalm 63, hartenbloed, dor en dorstig. En dat prachtige woord oerwoet. In dat woord zit alles: oer, woede, brandend verlangen. Precies wat ik in de titel van mijn boek heb willen weergeven.
Anders spreken over God
Etty Hillesum, met het hartstochtelijke aanhalen van haar ‘mijn God’, sluit hier naadloos op aan. Maar er is een verschil. Voor haar was het woord ‘God’ geen vanzelfsprekendheid.
Ze ging in eerste instantie niet uit van God of het bestaan van God, maar van een ervaring. Ik noem het nu maar: een ervaring van verliefdheid. Ze laat niet na telkens weer van die ervaring te zeggen: dat noem ik God. God is bij haar niet een wezen, maar een woord voor een innerlijke bron van liefde.
Het is een copernicaanse wending in het gebruik van het Godwoord. Het voert hier te ver om er dieper op in te gaan maar de theologische term voor dit andere spreken over God is: anatheïsme.
Voor veel mensen een bevrijdende manier om God ter sprake te brengen, zoals ik dat ook in Brandend verlangen praktiseer. Voorbeeld:
“In een tv-uitzending vertelde Dione de Graaf over het fatale ongeluk dat haar vriend Chris Götte, drummer van Blöf, jaren geleden overkwam, wat dat met haar heeft gedaan en nog altijd doet. Ook bracht zij het recente overlijden van haar vader ter sprake.
Deze ervaringen met de dood hebben haar veel kracht gegeven. Het riep ook een vraag bij haar op.
‘Je hoort mensen die geloven ook wel praten over kracht, maar dan dat ze die van God krijgen. Wat ik me afvraag is of dat misschien hetzelfde is. Of de kracht die ik heb opgebouwd hetzelfde is als wat zij aan God toeschrijven…’
Ik vraag het me niet af. Ik weet het wel zeker. Dat dat hetzelfde is. Wat doorgaans als ‘God’ wordt beschouwd, is niets anders dan een kwestie van naamgeving.”
Of hoe dat heet
Tenslotte Hans Andreus, de lievelingsdichter van mijn jeugd, die zich niet voor niets profileerde als ‘een dichter van liefde’. Hij ziet in de meeste gevallen af van het gebruik van het woord ‘God’. Heel veel van zijn gedichten worden gekenmerkt door een roes van liefde. Een zuidelijke sfeer van speelsheid en zonovergotenheid. Een mens op aarde om verliefd te zijn.
De metafoor die hij aanwendt om het geheim van zijn leven te duiden is: Licht. Hij weet zich voortgekomen uit en bestemd tot het licht. Maar ook die metafoor is inwisselbaar:
Gelukkig dat
het licht bestaat
en dat het met
me doet en praat
en dat ik weet
dat ik er vandaan
kom, van het licht
of hoe dat heet.
Zo heb ik in Brandend verlangen mijn lichtspoor willen uitzetten. In de corona-ellende en de kanker van alledag. Een spoor van verliefdheid op God – of hoe dat heet.
Wim Jansen (1950) is emeritus predikant van o.m. de vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en schreef van mei 2019 t/m mei 2020 over ‘mystiek van alledag’. In dat coronajaar kreeg hij eveneens te horen van een ongeneeslijke kanker. Deze maand verschenen zijn bevindingen: Brandend verlangen – om op te gaan in God/Liefde. Zie ook zijn website www.wimjansen.nu.