Hartzeer

‘Wat doen we als ons hart zeer doet?’ Vroeg de jongen. ‘Dan wikkelen we het in vriendschap gedeelde tranen en tijd, totdat het weer vrolijk en vol hoop wakker wordt.’
‘Heb je nog andere adviezen?’ vroeg de jongen. ‘Je moet je eigen waarde niet afmeten aan de manier waarop je wordt behandeld,’ zei het paard, ‘onthoud altijd dat je er toe doet, jij bent belangrijk en er wordt van jou gehouden en jij verrijkt deze wereld, zoals niemand anders dat kan.’
Het is telkens weer ontroerend om te lezen hoe de grote denkers van deze aarde de belangrijkste spirituele boodschap in eenvoudige woorden weten te vangen. Charlie Mackesy weet met deze zinnetjes precies samen te vatten waar het in de spiritualiteit om draait. Ze zijn te vinden in het magistrale boekje ‘De jongen, de mol, de vos en het paard’.
Charlie Mackesy verdient ongelooflijk respect voor de wijze waarop hij de belangrijkste spirituele lessen weet te verbeelden en te verklanken. Zijn tekeningen zijn magistraal. Om de kracht van het paard zo neer te zetten met een paar pennestreken, moet je een groots kunstenaar zijn. En…. hij legt met zijn verhaaltjes precies de vinger op de zere plek als het gaat om religie en spiritualiteit. Woorden van gelijke strekking vormen de centrale boodschap van de Bhagavad Gita, het Lied van de Heer. De Gita is één van de centrale teksten uit de Indiase spirituele traditie.
Arjuna, de zoekende mens, is in gesprek met Krishna: ’Waarom heeft U hebt toegestaan dat de individuele ziel van de goddelijke bron gescheiden wordt en verstrikt raakt in het veld van de illusie?’ En dan komt Krishna lachend met zijn antwoord. ‘Daarom is het leven als mens zo kostbaar, Arjuna,’ zei Hij. ‘Uiterst kostbaar, in het bewustzijn van de mens is er een grotere schoonheid… dan in de goddelijke bron zelf. Weet je, als er alleen goddelijkheid was, zou zij zich aan niets kunnen openbaren. Begrijp je dat? Haar schoonheid en volmaaktheid kunnen niet als zodanig worden waargenomen. Maar de individuele, tot bewustzijn gekomen ziel die naar God verlangt, heeft een onuitsprekelijke schoonheid in zich die zelfs Mij de adem beneemt.’
En ik moet bij dit soort verhalen ook altijd wel een beetje glimlachen. Ook om mijn eigen onbegrip. Ik heb vroeger tijdens mijn studie natuurlijk de verhalen wel gelezen en gehoord over Maarten Luther, Johannes Calvijn, Ulrich Zwingli en Philipp Melanchton…. Maar we begrepen we ze ook? Ik begrijp nu dat die start van de Reformatie draaide om het inzicht dat verwoord is door het paard an de jongen. ‘Onthoud dat je er toe doet, onthoud dat jij belangrijk bent, onthoud dat er van jou gehouden wordt, onthoud dat dat jij deze wereld verrijkt’. Maarten Luther is een tijdlang erg depressief geweest om dat hij niet kon geloven dat er van hem gehouden werd. De priester s van zijn tijd melkten de wereld uit met de zogeheten aflaten-handel. ‘’Jij deugt niet, als je zo doorgaat en geen boete doet, kom je in de hel. Koop bij ons een aflaat, dan zorgen wij er voor dat jij niet in de hel, maar in de hemel komt.’
Toen hij er achterkwam dat dit systeem gebaseerd was op priesterbedrog, stapte hij uit de kerk. En toen hij er ook achter kwam hoe fijn het kon zijn om met een meissie te vrijen, wat van zijn club niet mocht, was de maat vol. Op een avond zit hij bier te zuipen in de kroeg. De kroegbaas vraagt hem waarom hij zijn verdriet zit te verdrinken. Hij neemt een slok bier. Wil antwoord geven en dan krijgt hij het zelfde inzicht, zoals in het verhaal van de jongen en het paard. ‘Onthoud dat je er toe doet, onthoud dat jij belangrijk bent, onthoud dat er van jou gehouden wordt, onthoud dat dat jij deze wereld verrijkt.’ En daar begint een spirituele beweging die later de Reformatie wordt genoemd.
Nou mochten wel willen dat de de kerken zich verder in de lijn van deze boodschap hebben ontwikkeld. Niets is minder waar. Er zijn gelukkig stromingen binnen het christendom, het jodendom, het hindoeïsme en het boeddhisme die allemaal bij de boodschap van het Paard in de buurt blijven. Ik ga ze hier niet allemaal noemen. Ook de vrijmetselarij, het druidisme, het kabbalisme staan voor dezelfde boodschap als die van het paard bij Charlie Mackesy. Maar… binnen diezelfde religies zijn er duizenden clubjes te vinden die deze boodschap op een gruwelijke manier hebben verminkt en nog steeds verminken.
Zo weten we van Vladimir Vladimirovitsj Poetin dat hij regelmatig met zijn paard in gesprek is als hij met ontbloot bovenlijf over de steppe raast. Hij zal van zijn paard wel opgevangen hebben dat het ontzettend belangrijk is wat hij doet. Maar of de boodschap tot hem doorgedrongen is dat het Levende Leven ook van hem houdt waag ik te betwijfelen. Wat zijn deze week van zichzelf laat zien is een beeld van iemand die een totaal verwrongen zicht op de werkelijkheid heeft.
Net zoals veel mensen heb ik ook deze week de behoefte gevoeld om Vladimir Vladimirovitsj eens een lesje medemenselijkheid te leren. Alleen de gedachte om een kwartier met hem door te mogen brengen in de dojo van mijn sportschool deed me glimlachen. Een merkwaardig staaltje domheid en ego-tripperij deed zich bij mij voor. Ik mag dan wel denken dat ik bruine band karate heb, maar is dat de manier om het gebrek aan humaniteit op te lossem? Nee, dacht ik effies, laten we massaal bidden dat hij het er niet levens vanaf brengt in deze oorlog. Weer fout, Rinus. Je moet hem niet straffen met blindheid, je mag er juist op mediteren/ bidden dat hij het juiste zicht op zichzelf en op de werkelijkheid krijgt.
Terwijl ik deze woorden aan het schrijven ben, besluit ik nog even op een andere pagina in het boekje te kijken. ’Soms voel ik me verloren,’ zei de jongen. ‘Ik ook zei de mol. Maar wij houden van je en de liefde brengt je thuis’. Ik weet dat het waar is wat er staat, maar zo voelt het niet altijd. Ik zit deze week ook gevangen in een soort machteloosheid. En wat nu dan? Wat kan ik doen? Wat moet ik doen? Die vragen moeten de leerlingen van Jezus ook gevoeld hebben toen ze de mensen massa zagen. Hoe moeten we al die hongerige magen dan voeden. We kunnen toch niks…. Ze zeiden: ‘We hebben maar vijf broden en twee vissen.
Nee. We denken dat we niks kunnen. Als we ons handelen opdragen aan een groter doel, dan gebeuren er soms wonderen. Jezus nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel en sprak er het zegengebed over uit. Daarna brak hij het brood en gaf het met de vissen aan zijn leerlingen om aan de menigte uit te delen. De mensen aten en allen werden verzadigd; de stukken brood die overbleven werden opgehaald, twaalf manden vol.
En waar zit’ m dat geheim nou in? Er was eens een vader die zijn kinderen vertelde dat hij ze op hun twaalfde het geheid van het leven zou onthullen. De kinderen hadden het goed onthouden. Toen de oudste 12 werd, vroeg hij angstig aan zijn vader wat het geheim van het leven was. De vader antwoordde dat hij het hem ging vertellen, maar dat hij het zijn broers niet mocht onthullen.
Dit is het geheim van het leven… ‘De koe geeft geen melk’. De jongen was verbijsterd door het onbenul van zijn vader. ‘Waar heb je het over, pa? De koe geeft geen melk? Is dat alles wat je te vertellen hebt. ‘Yep, ze de vader, het leven is net als een koe. Het leven is bereid om je al haar melk te geven, maar je moet het vocht wel uit de koe ‘melken’. En wat je daarvoor doet? Je zorgt ervoor dat de koe onder goede omstandigheden leeft, je voedt haar, je drenkt haar, je zorgt voor haar veiligheid, je staat om vier uur om op de kruk te gaan zitten, de emmer te plaatsen en zelf het werkte doen … Dat is het geheim van het leven, de koe geeft geen melk. Je melkt haar of je krijgt geen melk. En je krijgt alleen maar melk als je er eerst ongelooflijk veel liefde, zorg en aandacht in hebt gestopt.
Er is een generatie mensen die denken dat koeien geven. Deze mensen lijden aan de ziekte van GIEB.- Gevangen In Eigen Bubbel. Ze kennen maar een paar woorden. ‘Ik wil, ik zal, ik wens, ik moet, ik vraag, ik krijg.’ Er zijn mensen die gewend zijn om alles op de gemakkelijke manier te krijgen wat ze willen… Maar nee, het leven is geen kwestie van wensen, vragen en verkrijgen. Een leerling ging naar de Boeddha, die hem vroeg wat hij verlangde van het leven. ’Nou, dat is niet zo moeilijk, zei de leerling, ‘ik wil geluk. Kan ik dat krijgen?’ ‘Natuurlijk,’ antwoordde de meester. ‘Laten we eens naar de woorden kijken die je uitspreekt. Ik wil geluk. Het woord ik staat voor je ego, het woord willen staat voor je begeerte. Als je de woorden Ik en WIL laslaat, hou je geluk over.’
Als we ophouden te leven volgens de wetten van ‘Ik wil, ik zal, ik wens, ik moet, ik vraag en ik krijg’ kunnen we leren liefhebben. En ‘Wat heb ik dan lief?” Vraagt Aurelius Agustinus zich af?
‘Maar wat heb ik lief als ik u liefheb?
Niet een mooi lichaam,
geen schoonheid die voorbijgaat,
geen licht dat onze ogen graag zien,
geen mooie melodieën van allerlei liederen,
niet de fijne geur van bloemen of van parfum of zalf,
geen manna en geen honing,
niet een lief lichaam om te omhelzen.
Dat heb ik niet lief als ik mijn God liefheb.
En toch heb ik wel zoiets lief als licht,
zoiets als een stem en als een geur,
zoiets als voedsel en als een omhelzing,
als ik mijn God liefheb:
hij is licht en klank en geur en voedsel,
hij is de omhelzing van mijn innerlijke mens,
waar voor mijn ziel oplicht wat niet aan plaats gebonden is,
waar klinkt wat de tijd je niet afneemt,
waar een geur is die niet op de wind verwaait,
waar smaken niet minder wordt door eten,
waar omhelzing niet loslaat door verzadiging.
Dit heb ik lief als ik mijn God liefheb.’

Verhaal van Jung

Op 5 januari 1922 voerde Carl Gustav Jung een gesprek met z’n ziel over zijn roeping. Hij vertelt z’n ziel dat hij wil praten. Omdat hij dat kennelijk moet van z’n ziel. Tegelijkertijd is Carl Gustav wat bozig. Zo van: waarom laat je me niet met rust? ‘Ik wil slapen, ik ben moe. Waarom laat je mij niet slapen? Ik voel aan dat het feit dat ik verstoord ben van jou afkomt. Wat brengt jou ertoe om mij wakker te houden?’
En dan antwoord z’n ziel dat het niet de tijd is om te slapen. ‘Je zou wakker moeten zijn’. Langzamerhand begint het tot de denker door te dringen dat hij in gesprek is met zichzelf…. Met z’n eige… innerlijk. Hebben alle dingen dan een zelf/ Zelf….? En terwijl hij aan het mijmeren is zegt de stem van binnen dat hij zich moet voorbereiden op gewichtige zaken. ‘Het grote werk vangt aan.’
Jung waagt nog een poging om te ontsnappen. ‘Groot werk? Wat voor groot werk?’ En dan antwoord de ziel: ‘Het werk dat gedaan moet worden. Het is een groots en lastig werk.’ Als Carl Gustav zegt dat hij bereid te te luisteren openbaart zijn innerlijk stem hem zijn roeping… Als C.G. uitroept: maar wat is dan mijn roeping antwoord de ziel: ‘De nieuwe religie en haar verkondiging.’
‘Oh God, hoe moet ik dat doen?’, roept hij dan, waarop de ziel antwoord. ‘Wees niet zo kleingelovig. Niemand weet dat zo goed als jij. Niemand, die het zó zou kunnen zeggen als jij.’ Drie dagen later deelde de ziel hem dat de nieuwe religie zichzelf echter alleen uitdrukt in de transformatie van menselijke betrekkingen.
Dat ene zinnetje. ‘Het is de essentie van de nieuwe religie dat die. zich zal laten zien in een totale verandering van alle menselijke betrekkingen.’ Mag ik je vertellen wat er met me gebeurde? Dit was het inzicht waar ik al veertig jaar op zat te wachten. En het wordt tijd dat ik iets opbiecht. Ik wist van het bestaan van het Rode Boek. En hoe bijzonder dat was. En dat de oorspronkelijke versie heel duur was (met illustraties rond de € 275). Ik zat het te lezen met het oog op de vraag of ik het zou willen uitgeven. Ja dus. Goud in handen. Niet in commercieel opzicht. Vooral privé: het was tijd voor mij om te ontdekken dat Jungs verhaal mijn verhaal was. Dat zijn geschiedenis parallellen vertoonde met de mijne. Dat zijn vragen de mijne waren. En zijn antwoorden de mijne….
En ik moet opbiechten dat er meteen een teleurstelling op de loer lag. Zijn vragen waren niet alleen van mij, maar ook die van jou. En alles wat hij schreef, ging niet alleen maar over mij, maar ook over jou. En over jouw levensenergie.. en over jouw maatjes op je levensreis en over… en over…. en over…. En ik hoorde z’n ziel tegen hem zeggen: ‘Verwacht daarom geen verder inzicht van mij. Jij weet alles wat er te weten valt vanuit de aan jouw gemanifesteerde onthulling, maar je leeft op dit moment niet alles dat geleefd moet worden.’
Jung’s Ik antwoordt daarop: ‘Dat kan ik nu wel begrijpen en accepteren, maar het is mij duister hoe de kennis in het leven zou moeten worden omgezet. Dat moet jij mij leren.’ Zijn ziel vertelde: ‘Daar is niet veel op te zeggen. Het gaat er niet zo rationeel aan toe als jij geneigd bent te denken. Die weg is symbolisch.’
Ik pinkte een traantje weg. Waarom heb ik dit nooit eerder gezien? Waarom nooit eerder gevoeld? Wat wil mijn ziel tegen met zeggen? Is het daadwerkelijk zo groots als onze ziel van ons wil? Dat een nieuwe religie moeten ontwikkelen die ten dienste staat van de menselijke betrekkingen? Dat we voor de uitdaging staan om een nieuwe yoog (yoga) te ontdekken die bijdraagt aan de vermenselijking van de samenleving als geheel? Is dit waar? Gaat dit over mij? Sorry… gaat dit over jou en mij?
Het Rode Boek van Carl Gustav Jung heeft mijn kijk op zingeving, filosofie en de psyche van de mens op zijn kop gezet. Ik ben er door gaan zien dat de kwaliteit van het leven er niet in is gelegen om hard weg te lopen van wat je bang maakt. Integendeel: iedere mafketel heeft de mogelijkheid in de richting van het licht te rennen. Maar er is meesterschap voor nodig, zo laat Jung ons in dit persoonlijke document zien, om in het duister af te dalen en daar het licht te doen schijnen.
Jung ging zo ver, dat hij zijn patiënten, aanried om hun eigen Rode Boek te maken en hun innerlijke ervaringen en visioenen zo mooi mogelijk op te schrijven – in een mooi gebonden boek. ‘Het zal lijken alsof u uw visioenen banaliseert, maar dat is precies wat u moet doen, want daarmee bevrijdt u zich van hun macht en zullen zij ophouden u te verleiden.’
Probeer in ieder geval nooit, aldus Jung, om visioenen nog een keer te laten opkomen. Wel gaf hij het advies om deze innerlijke beelden te schilderen en ze op te nemen in een eigen waardevol boek. ‘Dan kunt u later teruggrijpen op het boek en daarin bladeren: het zal voor u als een kerk zijn, uw kathedraal, het stille oord van uw Geest, waar u hernieuwing vindt.’
Als ik alleen maar commercieel zou kijken, zou ik iedereen willen aanraden om het Rode Boek van C.G. Jung bij m’n uitgeverij te bestellen. Maar ik kijk spiritueler. Ik wil al mijn vrienden uitdagen om in te gaan op Jungs uitnodiging om zelf je eigen Rode Boek te maken. Druidisme en Wicca hebben het over ‘A Book of Shadows’. Als we deze uitdaging aangaan, kon er nog wel iets heel moois gebeuren.

Carl Gustav Jung

Het Rode Boek van Carl Gustav Jung houdt me prive enorm bezig. Dat heeft iets te maken met mijn eigen leerproces. Ik heb een periode in mijn leven gehad dat ik me vaak afzette tegen (kerkelijke en/ of politieke denkwijzen die de mijne niet waren. Jarenlang geprotesteerd tegen het beeld van de Eeuwige als een straffende vader, tegen racisme en seksisme in de taal van de religie. Maar ik ontdekte om zeker moment dat ik er moe van werd. Je kunt nog zolang tegen een gordijn aan duwen, maar het ding gaat elke keer toch weer op dezelfde manier hangen.

Ik las bij Carl Gustav Jung in Het Rode Boek dat hij zich in zijn jeugd verzette tegen de leringen van zijn vader die predikant was. Op een nacht wordt Carl Gustav wakker en z’n ziel begint met hem een gesprek over de wenselijkheid van een nieuwe manier van denken…. zelfs van een nieuwe religie. Hij weet op dat moment wel niet hoe zo’n nieuwe religie er concreet uit zou moeten zien, maar hij voelt intuïtief meteen aan waar het over gaat, waar het om draait. De jonge Carl Gustav gaat aan het werk….

Ik heb me vanaf het begin van mijn studie met hem verbonden gevoeld, zonder precies te weten waarom. En ja.. je maakte ook wel indruk op de dames – dacht je – als je vertelde iets van Jung te weten. De eerlijkheid gebiedt me nu om te vertellen dat ik er destijds niet zoveel van snapte. Jung en z’n archetypen beginnen nu eigenlijk pas in hun diepste essentie door te dringen…

Dat heeft er mee te maken dat de relevantie van verhalen uit de werelden van jodendom, christendom, hindoeïsme, boeddhisme pas nu in mijn leefwereld te wasdom aan het komen zijn. Om even een Cruyffiaanse uitdrukking te gebruiken: je begrijpt het pas als je het snapt. Wat nu tot me doordringt is dat Mozes, Abraham en David archetypen waren in de zin zoals Jung dat bedoelde. Ook het lezen van Jonathan Sacks sterkt me in deze overtuiging…. Hetzelfde geld voor Krishna en Arjuna in de Bhagavad Gita…. en laten we Paulus niet vergeten.

Goethe heeft ooit eens gezegd dat er helden nodig zijn om mensen naar een nieuwe periode in de geschiedenis toe te brengen door mensen op andere gedachten te brengen. Helden zijn vrije mensen die het lef hebben om op te staan, visionaire denkbeelden te ontwikkelen over een rechtvaardige, humane samenleving, die zich niet storen wat de gevestigde orde er van denkt…. en die zich niet gevangen laten nemen door het onbenul van strijdende partijen die elkaar het leven zuur maken.

Carl Gustav Jung laat in Het Rode Boek zien welke helden (archetypen) hem door de donkere nachten van de ziel hebben heen geholpen. Symbool voor de adem van dit leven is Atmavictu (afb. 2), de figuur uit zijn fantasie die hem laat voelen hoe je weer bij de levensenergie kunt komen. Jung maakt gewag van een goddelijk wezen met de naam Abraxas (afb. 4) dat in zichzelf de tegengestelden verenigt. En de wijze Philemon (afb. 1) heeft hem geleerd wat de werkelijkheid van de ziel is. ‘Soms lijkt hij heel echt, alsof hij een levend persoon is. Ik ga dan met hem in de tuin wandelen.’

We hebben in onze tijd nieuwe helden nodig. Archetypische helden die ons helpen om naar de wereld van morgen te komen, nieuwe perspectieven te ontdekken, nieuwe kansen en mogelijkheden te creëren. En weet je wat het bijzondere is van die archetypen: Abraxas, Atmavictu en Philemon…. ze spelen zich allemaal in onszelf af…. Ze wachten tot wij uit het duister stappen en de wereld aan het licht brengen. Dank je wel, Carl Gustav Jung….

Franz Kafka

De wereldberoemde schrijver Franz Kafka was op een dag aan het wandelen door een park in het wonderschone Berlijn. Hij was zelf niet getrouwd, had ook geen kinderen, maar hij had wel eens speciale gevoeligheid voor de leefwereld van mensen, van volwassenen, maar vooral ook van kinderen. Hij liep in dat park en zag op een bankje een meisje zitten dat aan het huilen was. Hij liep naar haar toe en vroeg naar de oorzaak van haar verdriet.
Het meisje vertelde hem dat ze haar pop was verloren. U weet wel. We hebben allemaal wel zo’n knuffel gehad waar je ongelooflijk aan gehecht was. Een drama als je dat niet weer kunt vinden. Voor het meisje was het deze pop, die haar grootste levensgezel was. Het hoeft niet altijd een mens te zijn. Ik ken van dichtbij ook iemand die zo’n contact heeft met zijn hondje. Maar het kan van alles zijn. Laten we het daar even op houden. Kafka bood het meisje aan te helpen zoeken. En zo hebben ze vele uren doorgebracht. Veel van de struiken en de bomen in het park werden door het meiske en de schrijver onderzocht. Tevergeefs.
Kafka nodigde het meiske uit om de volgende dag weer naar het park te komen om verder te zoeken naar de pop. En zo begonnen de schrijver en de jonge vrouw een bijzondere band te ontwikkelen. Deze band zou bepalend worden voor het leven van beide mensen. Nog een dag later nam Franz een brief voor Anna mee, want zo heette ze. De brief was geschreven door de pop. Ja, die pop die verdwenen was. De pop vroeg in de brief aan Anna om niet meer te huilen. Ze was niet zomaar verdwenen. Ze was op wereldreis gegaan. En ze beloofde Anna te vertellen van haar avonturen.
En zo begon er een verhaal dat letterlijk geduurd heeft tot het eind van zijn leven. Gedurende hun ontmoetingen, eerst in het park en later bij hem thuis, las Franz de brieven voor waarin de pop over haar avonturen vertelde. Hoe ze verschillende landen en steden bezocht en daar hele boeiende wezens ontmoette. Anna zat aan zijn lippen gekluisterd. En op een dag gebeurde er iets heel bijzonders. Franz had voor Anna een pop meegenomen, die terug was gekeerd van haar wereldreis en graag weer in Berlijn wilde wonen. Wat het meisje niet wist, maar u en ik natuurlijk allang door hebben, is dat Kafka die pop zelf had gekocht, maar dat is een geheim en dat gaat we natuurlijk niet aan iedereen vertellen, toch?
Anna reageerde aanvankelijk heel erg teleurgesteld. ‘Maar deze pop lijkt helemaal niet op die van mij’. De schrijver had dit natuurlijk allang voorspeld. En hij overhandigde haar een brief waarin de pop beschreef hoe al haar reizen, ontmoetingen en avonturen haar veranderd hadden. Het meisje hield op om te huilen, ze gaf de nieuwe pop een knuffel en nam de pop mee naar huis. Ze was er gelukkiger mee dan ooit te voren.
Nog geen jaar later is Franz Kafka gestorven. U kunt zich voorstellen hoe de jonge vrouw de ontmoetingen met hem moet hebben gemist. Vele jaren later, toen de vrouw volwassen was geworden, bekeek ze de pop die Kafka haar had gegeven nog eens goed en ze vond in een plooi van het jurkje een brief die afkomstig was van Franz zelf. En daar stond een zin in die ze de rest van haar leven zou koesteren. ‘Alles waar je van houdt, zal ooit verloren gaan, maar als het erop aan komt, zal de Liefde op een onverwachte manier weer in je leven terug keren.’
Er zit voor mijn gevoel een prachtige intentie in dit verhaal. Kafka laat ons zien hoe veel pijn er ontstaat als we vast blijven houden aan de beelden die we zelf gecreëerd hebben over wat ons dierbaar is. Eigenlijk gaat het over alle beelden die we creëren van alles in dit leven. Het verhaal van het begin van de geschiedenis van het joodse volk, waarbij de mensen poppen maakten om ze vervolgens te vereren. is er zo’n voorbeeld van.
In de Decaloog, de Tien Woorden, wordt het voor het eerst hardop gezegd. ‘Maak u geen (gesneden) beelden van iets dat zich op aarde bevindt.’ Maar er zit een heldere boodschap in het verhaal van de Uittocht uit het land van de Benauwdheid. Hou je nou niet vast aan de beelden die je van mensen en dingen of zelfs van God, maakt, want alles is aan verandering onderhevig.
Nou heeft de pop in het verhaal van Anna en Franz een heel andere gevoelswaarde. Dat zie ik ook wel. Maar waar het omgaat is de uitnodiging in dit verhaal om te leren los te laten, om veranderingen in ons leven te leren omarmen. Veranderingen zijn noodzakelijk om te kunnen groeien. En om er ontvankelijk voor te worden hoe de liefde van en voor het Levende Leven weer in ons bestaan kan terugkeren. Dat geldt ook voor de liefde van de Eeuwige.
Maar Kafka laat ons nog iets zien. We hebben elkaar daarin nodig. Om aan haar verdriet voorbij te komen had het meisje de schrijver nodig die haar andere werelden toont. Wij kunnen elkaar daarin volop van betekenis zijn. We kunnen elkaar helpen in dat creatieve proces. We kunnen elkaar helpen om aan pijn en verdriet voorbij te komen en weer in verbinding te komen met onszelf, met onze medeschepselen, met ons lijf, met onze omgeving, ja zelfs met God. Maar de liefde van de Eeuwige komt nooit als een duveltje uit een doosje op ons levenspad. We zullen die verbinding – in relatie met elkaar – telkens opnieuw mogen creëren.
De boodschap van de man van Nazareth is eigenlijk zo ongelooflijk eenvoudig. Hetzelfde mag je zeggen over religie in het algemeen. De kunst is het goddelijke te zien in alle mensen. Je mag het ook anders zeggen. Om alle mensen te zien als een kind van de Eeuwige. Maar dan wel alle mensen. Ik bedoel: alle schepselen. Niet alleen in de mensen in de kerk, maar ook in de zwerver die buiten in de kou staat. Niet alleen de paarden die de gouden koets trekken, maar ook dat hondje in het asiel. Over asiel gesproken: dus niet alleen die politicus die het voor het zeggen heeft of de dominee die het zo goed weet, maar ook die asielzoeker die gestrand is op Lesbos.
Ik kwam deze week een prachtig citaat tegen van de eigentijdse mysticus Willigis Jäger. ‘God is de symfonie van het universum, wij zijn de noten. Ik ben mens geworden opdat ik als muziek moge klinken’. Om het even in mijn eigen woorden te zeggen. We staan voor de uitdaging om samen de partituur te worden van het mooiste muziekstuk dat ooit geklonken heeft.
Maar we hebben wel een probleem, als we Marinus van den Berg mogen geloven. En dat is het probleem van de overvloed. We hebben een overvloed aan alles. We hebben een overvloed aan muziek, we ze zijn van binnen niet blij. We hebben een overvloed aan televisie, maar we zien elkaar nauwelijks. We hebben een overvloed aan zenders, maar we kunnen elkaar niet ontvangen. Veel mensen hebben een overvloed aan geld, maar ze zijn armer dan ze zelf weten. We hebben een overvloed aan kennissen, we kennen niemand echt. We hebben een een overvloed aan goden, maar de God van dienstbaarheid, barmhartigheid, liefde en vrede is ons onbekend.
Deze overvloed zorgt ervoor dat we geen gebruik maken van de creatieve mogelijkheden die we hebben om van deze wereld een vreedzame wereld te maken. We zien dankzij dat gebrek aan creativiteit de goddelijkheid van onze medemensen en medeschepselen niet. En we maken onvoldoende gebruik van alle mogelijkheden die we hebben om een betekenisvolle mensengemeenschap te vormen.
Heel veel mensen zoeken naar echt contact, zegt Marinus van den Berg, naar echte ontmoeting die niet te koop is, maar die je ontvangt als je omziet naar elkaar, als je aandachtig leeft met elkaar. ‘Ik ben een ander Jij. Jij bent een ander Ik. Dat is de basis van de Maya-filosofie. In zuidelijk Afrika zeggen ze het net even op een andere manier: Ik ben, omdat wij zijn’. Ubuntu s de basis van onze opdracht tot menselijkheid tegenover onze medeschepselen. Ik vat het even in mijn eigen woorden samen: Vandaag verbind ik me, allereerst met de liefde in mezelf en van daaruit met de mensen en de wereld om me heen. Ik leef vanuit verbondenheid en gelijkwaardigheid, om zo met mijn medemens samen aan een vredelievende wereld te bouwen.
Moeilijke situaties in ons leven doen ons verkrampen, doen ons graaien en grijpen naar houvast. Dat is goed voorstelbaar. Wij mensen zijn kwetsbare wezens. En we hoeven elkaar daar ook niet om af te wijzen. Het is menselijk. De confrontatie de situatie waarin de wereld zich bevindt stelt ons voor de uitdaging om het hoofd koel en het hart warm te houden. In de ruimte die zich ontvouwt als we hand, arm, hart en deur open houden, kunnen we ervaren wat er nodig is aan compassie, zorgzaamheid, barmhartigheid en solidariteit. Het vergt meesterschap om in donkere tijden ons licht te laten schijnen.
In het gedicht ‘Tijd en eeuwigheid’ bezingt Margreet Spoelstra hoe we deel kunnen worden aan de symfonie van het universum, die Willigis Jäger God noemt.
Wij weten van oorlog, van vluchten en dood,
wij weten van armoede, ziekte en zorgen
Wij weten van hoger, van onrecht en nood,
wij weten van machteloos wachten op morgen.
Wij zingen van vrijheid, van warmte en troost,
wij bidden en zingen de wanhoop te boven.
Wij zingen van liefde, van delen en brood,
wij zingen veel verder dan wij kunnen geloven.
Wij zingen ons hier weer op adem voor buiten,
wij vragen om kracht om de weg weer te gaan,
om te zien en om nooit onze ogen te sluiten
voor wie er in kou en in tegenwind staan.
Wij zingen van vrijheid, van warmte en troost.
Help ons te bevrijden, te strijden, te zorgen.
Wij zingen van opstaan, van groeikracht en oogst.
Wijs Jij ons de weg naar de wereld van morgen.
Wij weten de wereld, wij weten de tijd,
wij zingen de toekomst, de eeuwigheid.

Eckhart Tolle

Eén van de beroemdste spirituele auteurs van de wereld, Eckhart Tolle, leefde jarenlang in een toestand van bijna onophoudelijke angst. Hij was soms zelfs zo depressief dat hij er wel eens over nadacht om er uit te stappen. Zijn denkhoofd was doordrongen van de gedachte dat hij niet meer met zichzelf kon leven. Hij werd gek van zichzelf. En het had niet lang meer geduurd of hij eruit was gestapt. Tot hij door begon te krijgen dat zijn eigen denken hem zo ongelukkig maakte.
En voor de naam van die spirituele auteurs kan ik andere namen invullen: Soren Kierkegaard, Paulo Coelho en niet te vergeten Maarten Luther. Namen van mannen. En er zijn ook veel vrouwen die in het zelfde proces hebben gezeten: Byron Katie is zo’n vrouwelijke bestsellerauteur. Ze heeft in dezelfde angst geleefd, tot ze ontdekte dat ze eruit kon stappen door er anders naar te kijken.
Om maar eens te beginnen bij Maarten Luther. Hij merkte dat er een bepaalde maner van denken was die hem ziek maakte. Dat had heel veel te maken met het kerkelijk systeem van zijn tijd. Hij heeft het ooit eens zo verwoord: ‘De Eeuwige is geen God van droefheid, maar van troost en blijdschap. Hij heeft geen behagen in onze nutteloze droefheid. Want de droefheid over de zonde is van korte duur en is tegelijk ook aangenaam door de belofte van genade en vergeving der zonden. Die andere droefheid is echter van de duivel en is zonder belofte; het is puur een bezorgdheid over onmogelijke dingen, die de Eeuwige alleen aangaan.’ En hij kwam tot een pittige conclusie: ‘Het medicijn maakt mensen ziek, wiskunde maakt hen ongelukkig en theologie maakt hen zondig.’
Eckhart Tolle laat zien dat het vaak onze eigen gedachten zijn die ons in de weg zitten. Mensen hebben volgens Tolle over het algemeen meer negatieve dan positieve gedachten. Hij noemt het concepten. De wereld is niet zoals die is, maar hoe wij er naar kijken. ‘Onze geest hangt liever rond bij negatieve zaken dan bij mooie, liefdevolle en vreugdevolle dingen. Dat komt doordat die eigenlijk de geest zijn petje te boven gaan: schoonheid, liefde en vreugde ontspruiten niet aan denken.’
Maar wat de geest volgens Tolle wel erg goed begrijpt is kritisch zijn en klagen. Deze vorm van denken is niet alleen zinloos maar ook nog eens schadelijk. ‘Want negatieve gedachten – kritiseren, oordelen, minachten, klagen – creëren emoties die daarmee corresponderen, zoals verontwaardiging, woede, jaloezie, verdriet. En hoe meer van deze emoties je ervaart, hoe groter hun weerslag op je fysieke organisme, want de energiestroom in je lichaam wordt onderbroken door negativiteit, met als gevolg dat je lichaam eerder vatbaar is voor ziekte’.
Veel mensen, meent Tolle, maken zichzelf onbewust ziek door dit denken, en leven in een toestand van niet gelukkig zijn. ‘Een ongelukkig mens zal vervolgens vele anderen ongelukkig maken. Een ongelukkige partner zal ook de andere partner ongelukkig maken. Ongelukkig zijn breidt zich als een olievlek uit, in een relatie, een vriendenkring, een bedrijf. Onbewust laat je jezelf en anderen lijden. Dat is de hele gekte van deze wereld, die te vinden is in de kleinste gemeenschappen, zoals echtparen, bedrijven tot aan hele volkeren toe. Uiteindelijk kan dat zelfs tot geweld leiden.’ Het is volgens Tolle zaak om anders te denken en anders te kijken. En volgens Luther komt er uit een ongelukkige ezel nooit een gelukkige scheet.
‘Wie alleen maar een hamer als gereedschap heeft, ziet de hele schepping voor een spijker aan’. En die schepping is nu eenmaal zoals die is. Althans, dat vonden de wetenschapper, de filosoof en de dominee. Ze wisten het zeker. De wereld is nou een maal zoals die is. De wetenschapper geloofde alleen maar in wat zichtbaar en meetbaar was. het meetbare. En de dominee had het over de door God gegeven scheppin. Daar valt nu eenmaal niet aan te tornen.
Wie er niet mee uit de voeten kon, was de boer. Hij nam dagelijks waar hoe de werkelijkheid om hem heen onderhevig was aan de krachten der verandering. Geen dag was hetzelfde als de vorige dag, geen seizoen hield zich aan dezelfde wetmatigheden als elk van de voorgaande. Hij zou de wetenschapper en dominee dan ook nooit kunnen begrijpen. Want als je goed keek, zag je dat het nooit was zoals het was. Voordat je uitgekeken was, was het alweer veranderd. En na jarenlange waarneming wist hij het zeker. ‘Het is niet zoals het is. Nee, het gaat zoals het gaat’.
Nou is het lastige met opvattingen over de mens en de wereld dat ze voortkomen uit het menselijke brein. En er zit een spanningsveld tussen het menselijke brein en de wereld. De wereld is namelijk helemaal niet zoals die is. De wereld is alleen zoals wij ‘m zien. En het gaat nooit zoals het gaat. Het gaat altijd zoals wij denken waar te nemen dat het gaat. Konden we maar eens vragen hoe het echt in elkaar zit. In de Turkse mythologie is deze wereld ook niet altijd geweest zoals deze er nu uit ziet. Vroeger was het hemeldak weliswaar veel kleiner, maar het gat in het dak was veel groter. Elk mens kon rechtstreeks in contact komen met ‘de bron des levens’, want de hemelkoepel leek minder hoog.
Hebben we het vermogen tot verbinding met de bron des levens verloren? Geenszins. Het lijkt erop alsof mensen spiritueler en religieuzer zijn dan ooit tevoren. Maar we zijn in onze zoektocht naar zelfverwerkelijking wel iets kwijtgeraakt. De bron is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Maar we hebben de neiging om ons terug te trekken op ons eigen kleine eiland. We vertonen vermijdinggedrag als het gaat om de verbinding met die bron, met onszelf, met ons lijf, met onze essentie, met de natuur, met de ander, met God. We trekken ons zonder het te weten te vaak terug van die bron.
‘Hun goden zijn van zilver en goud,’ zo vertelt de dichter van de psalmen, ‘gemaakt door mensenhanden. Ze hebben een mond, maar kunnen niet spreken, ze hebben ogen, maar kunnen niet zien, ze hebben oren, maar kunnen niet horen, ze hebben een neus, maar kunnen niet ruiken. Zoals zij, zo worden ook hun makers, en ieder die op hen vertrouwt.’
Het mooie van de bijbelse boodschap dat liefde en genade als zachte regen uit de hemel op de aarde neerdrupt, zoals William Shakespeare dat zo mooi zegt.
In een van de dieren verhalen van Toon Tellegen vraagt de mier aan de vlinder wat mooi was. De vlinder droeg een geel jasje en antwoordde. ‘Als je iets ziet of hoort is het net of iemand je hart aait.’ De schrijvers van deo prachtige Bijbelverhalen vertellen ons over een God die van aanvang aan de aarde en de mens tot leven heeft gezongen. En het lied van de schepping te horen in de adem van de wind, in de stem van het hart, in alles waarin verklanking en verbeelding aan het woord is.
In de vertaling van het woord Genesis gaat een belofte schuil. Niet in de vorm van een contract. Maar op zielsniveau. Zoals de wereld de gelegenheid krijgt om mens te worden, krijgen mensen de gelegenheid volop mens te zijn en te worden. Mens-wording in de taal van Genesis zet ons aan om op weg te gaan en onze levensmissie te ontdekken. In Jungiaanse zin heeft ieder mens een levensmissie. Het gaat om het ontdekken van dat ene, unieke talent dat niemand anders in deze wereld heeft.
Het creatieproces van de aarde is begonnen met het ‘tohuwabohu’, het donkere niets waaruit het lichtende licht geboren wordt. Zo begint de het proces van vinden van onze eigenste eigenheid in de donkere nacht van de ziel, zoals de dichters zeggen. In de benauwdheid des herten gaan we verlangen naar licht, naar contact met de bron. De grote levensvragen komen op. Wie ben ik? Wie ben ik werkelijk? Wat is mijn taak hier op aarde? Wat heb ik hier te doen? En hoe past wat ik hier op individueel niveau te doen te doen heb in een groter geheel? Alles lijkt ernaar te verwijzen dat er een soort missie is die ik alleen kan volbrengen.
Eckhart Tolle betoogt dat angst, hebzucht en macht niet alleen de psychische drijfveren achter oorlogen tussen naties, stammen, religies en ideologieën zijn. Ze zijn ook de oorzaken van conflicten in persoonlijke relaties. Ze leiden tot een vertroebeling van je waarneming van andere mensen en van je zelf. Volgens Tolle interpreteer je elke situatie verkeerd. En ik voeg eraan toe dat je al die prachtige woorden en teksten uit de Heilige geschriften makkelijk verkeerd leest. De vlinder met zijn gele jasje vertelde. ‘Als je iets ziet of hoort is het net of iemand je hart aait.’ Bloemen, planten, dieren kunnen een bron van inspiratie zijn als mensen ze niet gebruiken in termen van nut, zin, doel en betekenis. Dat is wat het ‘kennen’ schepping kan zijn: het voelen dat alle leven, alle levensessenties herkennen dat één is met ons eigen Levende Leven. Het begrip schepping was bedoeld als een bevrijdend begrip: mensen, planten, dieren, de hele aarde mag verlost worden uit de greep van het nuttigheidsdenken. Dat is wat Luther genade noemt: gein, dat is genade. Die zegen komt van boven,
Hou me weg bij de wijsheid die niet huilt, zegt Kahlil Gibran, ‘bij de filosofie die niet lacht en de grootsheid die niet buigt voor kinderen. Wie krijgt waar hij blij mee is, is succesvol.
Wie blij is met wat hij krijgt, is gelukkig, zeg Maarten Luther. Ach wat nou met die vrede, die liefde en die rust. Het is allemaal zo saai. Net als ademhalen had een monnik gezegd. Ademhalen lijkt zo vanzelfsprekend of zelfs saai, zoals en van de monnik dacht. De monnik beklaagde zich tegenover zijn abt erover dat ademhalen zo ’n saai proces was. De abt duwde deze leerling het water in en hield zijn hoofd langdurig onder water, terwijl de monnik verwoed probeerde boven te komen. Toen hij hem eindelijk boven liet komen, vroeg hij hem of hij in die momenten onder water zijn ademhaling nog zo saai had gevonden. Zo is het ook met liefde, vrede en gerechtigheid. Op het moment dat je niet meer kunt ademhalen van de benauwdheid ga je ontdekken wat het belang van de liefde en de vrede is.
Ik ben de Ene, die je heeft gered uit de slavernij uit Angstland. God is de bevrijdende, relationele dimensie van liefde die je in de absolute vrijheid zet. God is bevrijding van alles wat vrijheid en geluk in de weg staat, de vrijheid en het geluk dat je al bent. ‘Ik ben de bevrijder die je uit het slavenhuis gered heeft.’ Het enige wat je nog hoeft te doen is om de bevrijdende kracht van de liefde in je bestaan toe te laten. Dat is relatie, God, de bevrijder.
Stenen, planten, dieren kunnen ons de weg tonen naar de Bron, naar onszelf, naar de Eeuwige. Als we onze medeschepselen kunnen bevrijden van hun gevangenheid in nut, zin en doel, kan er respect en verwondering in ons opkomen. Als we de schepping zien door de bril van macht: wij weten hoe de Eeuwige dit allemaal geschapen heeft en wat hij daarmee wil; komen we terecht in een manier van kijken die de basis is voor tal van misinterpretaties van de werkelijkheid.
Bô Yin Râ spreekt daarover in hartverwarmende taal. ‘Vraag niet meer naar ‘de waarde van het leven’, maar naar de waarde die jij aan je leven kunt geven. Vraag niet meer naar ‘de zin van het bestaan’, maar vraag je af hoe het bestaan doe jouzelf zin zou kunnen krijgen. Vraag niet meer: ‘wat is de mens?’ maar stel je voortaan de vraag, of je zelf bent wat je kunt zijn. Vraag niet meer: ‘bestaat er een ziel?’, maar vraag je af wat er ‘ziel’ aan jezelf is en hoe je je daarvan bewust kunt worden.

En zijn naam was Leonard Cohen

In 2016 is één van de grootste dichters in de wereld van de popmuziek overleden. Hij wordt alom geprezen als één van de meest spirituele dichters, zangers en songwriters van Canada. Het bijzondere van de man is dat we allemaal – of we nu jong zijn of oud – wel één van zijn liederen kennen. Zijn naam was Leonard Cohen. Eén van zij bekendste songs was Suzanne: ‘En Jezus was een visser, die het water zó vertrouwde, dat hij zo maar over zee liep, omdat hij had leren houden van de golven en de branding, waarin je zo maar kon verdrinken, maar als je bleef geloven, dan kon de zwaarste steen niet zinken.’
Dat liedje is duizenden malen vertolkt. En dan ook één van zijn bekendste songs van de afgelopen jaren: ‘Halleluja, halleluja, it’s a cold en it’s a broken hallelujah.’ Leonard Cohen bezingt in dit lied de prachtige schepping van de Eeuwige. Maar die liefde is vaak geen overwinnaarsmars. De liefde doet soms pijn en de wereld ziet eruit als een gebroken wereld.
Eén van de zijn teksten die me het diepst heeft geraakt komt uit. de song ‘Anthem’. Hij vat dat in de woorden de kern samen van alle religies op deze aarde. Er is volgens Rabbijn Harold Kushner maar één vraag die van belang is. ‘Waarom treft het kwaad goede mensen?’ Zo luidt ook de titel van het boek dat Kushner er over schreef. In alle religies en levensbeschouwingen van de wereld gaat het over de verhouding tussen licht en donker, goed en kwaad. Nou zou het makkelijk zijn om licht alleen maar als goed te zien en donker als kwaad. Degene die die verhouding op z’n best typeert is Leonard Cohen.
Ring the bells that still can ring – luidt de klokken die nog luiden
Forget your perfect offering – vergeet uw perfecte plaatje
There is a crack, a crack in everything – in alles zit een barst
That’s how the light gets in – dat is hoe het licht binnen komt
Dat deze tekst zo bij me binnen is gekomen, heeft te maken met mijn persoonlijke levensverhaal, zowel privé als zakelijk. Ik heb in mijn verleden nogal voor de kiezen gehad met twee auto-ongelukken die me een nabij-de-dood-ervaring hebben opgeleverd. Die ervaringen staan uitgebreid beschreven in ‘Het geheim van Elysion’, een boek waarin veertig bijdragen staan over dit onderwerp. De laatste is van vijf jaar geleden toen op de A28 bij Harderwijk werd een automobilist achterop mijn auto knalde met een snelheid van 150 km/uur: een whiplash was het gevolg.
Ik heb tijdenlang gedacht dat het met m’n gezondheid niet meer goed zou komen. Gelukkig is het anders gegaan. Ik voel me weer goed. En het is het inzicht van Leonard Cohen geweest dat me daarbij heeft geholpen. En er is nog zo’n geweldig citaat van Lesley Fieger: ‘Any fool can run to the light, but it takes a master te be confronted with the darkness and let his light shine there.’
Terwijl ik deze woorden aan het schrijven ven, merk ik een branderig gevoel achter mijn ogen. omdat het me precies laat zien wat er nodig is om aan pijn, verdriet en lijden voorbij te komen.
In diezelfde tijd speelde zich in m’n leven ook nog een zakelijk drama af. Ik heb 25 jaar lang radio-programma’s gemaakt over zingeving, spiritualiteit en levensbeschouwing. Er meldde zich een staatssecretaris die het nodig vond om alle kleine levensbeschouwelijke omroepen de nek om te draaien. Exit Hindoe Media, exit Boeddhistische Omroep, de joods omroep werd elders ondergebracht. Een doodsteek voor zingeving in het Hilversumse bestel. En ook bij een aantal regionale omroepen was er geen ruimte meer voor zingeving. Gelukkig is de belangstelling voor zingevingsvragen (ook in de media) gebleven.
Als je me het vijf jaar geleden had gevraagd of ik nog een licht aan de horizon zag, was de kans groot dat ik een zeer twijfelend antwoord had gegeven. Maar nu weet ik dat ik blij ben dat ik er het bijltje niet bij neer heb gelegd. Met die whiplash liep ik in een winkelcentrum en kwam daar een kennis tegen die een vertaling had gemaakt van het prachtige boek ‘Paroles du Christ’ van de Franse filosoof Michel Henry. Ik heb het zelf op de computer vormgegeven, weet ik nog. Dankzij een magistrale recensie in het dagblad Trouw werd het een succes. Het werd meteen één van de beste filosofische boeken van 2016 genoemd. En Rinus had z’n uitgeverij. Nooit gedacht, toch…. ‘There is a crack in everything, that is where the light gets in’. Dank je wel, Leonard Cohen. And dankjewel, Johnny Dep: ‘The problem is not the problem, the problem is how you deal with the problem’.
Inmiddels meer dan honderd boeken verder. Ondanks de teleurstellingen bij de radio heb ik de vredevolle strijd niet opgegeven om zingeving/ spiritualiteit / ethiek en mystiek/ levensbeschouwing onder de aandacht te brengen. En als mijn gezondheid het toelaat hoop ik nog duizenden boeken op de markt te brengen. Omdat het zo nodig is….

Lubbert Kruutmoes

Er was eens een arme man. Hij woonde in Kloosterhaar, een klein dorpje vlak bij de grens. U bent er vast wel eens geweest. Lubbert Kruutmoes, want zo heette hij, was een kleermaker die in een droom de opdracht had gekregen om naar de grote stad te gaan om daar, onder de brug bij het paleis van de koning, een schat te zoeken. Hij zou daar bovendien het antwoord vinden op alle vragen die het leven je kan stellen.
Hij kwam bij de brug en zag dat die dag en nacht bewaakt werd door soldaten. Hij durfde niet te gaan graven. Maar hij ging elke dag naar de brug en bleef daar staan wachten tot hij eindelijk zou kunnen gaan graven. De kapitein van de soldaten had ‘m daar al een paar dagen zien staan en vroeg hem wat hij kwam doen. De kleine kleermaker vertelde hem zijn droom.
Het hoofd van de wacht barstte in lachen uit: ‘Je bent dus dat hele eind komen lopen vanwege een droom? Tja, dat is het lot van iemand die in dromen gelooft. Als ik in dromen had geloofd, had ook ik een verre reis moeten maken.’
En de kapitein verteld dat hij in een droom de opdracht had gekregen om naar het oosten van het land te gaan, langs de grens te lopen en te zoeken naar het huis van een van de boer’n van buut’n, ene Lubbert Kruutmoes. Daar zou een schat verborgen liggen onder de kachel. ‘Nou ik zag mezelf al langs de grens lopen. Daar in het oosten heten alle boer’n van buut’n natuurlijk Lubbert. En ze eten allemaal Kruutmoes.
De kapitein begon te lachten. En Lubbert: hij had een antwoord op al zijn vragen gekregen. Lubbert wist dat hij voor het geluk niet naar de grote stad hoefde en dat de grootste schat waarnaar je op zoek bent wel eens verborgen zou kunnen liggen onder je eigen kachel.
Het overkwam mezelf deze week een paar keer. Als iemand aan me vroeg of ik nog plannen had voor de periode tussen Kerst en Oud en nieuw hoorde ik het mezelf zeggen. ’Tja, wat zou je nog kunnen doen in deze tijd van het jaar. Je kunt geen kant op. Er is geen restaurant open voor een kopje koffie. En als je gaat wandelen en je moet een sanitaire stop maken: er zal geen toilet te vinden zijn. Behalve achter die ene boom dan.
En toen kwam dat ene zinnetje uit m’n mond wat ik de afgelopen weken duizenden keren heb gehoord: Alles is nu eenmaal gecanceld. Ja, alles is gecanceld. Je kunt niet voor een biertje naar de kroeg. Er komt een moment dat je de deur van je eigen toilet moet openen met een QR-code. Ik heb deze week de eerste zeven QR-codes aangemaakt. Zou Petrus aan de hemelpoort ook al een QR-code-scanner hebben? Zo van vergeten? Dan kom je er niet in.
Alles is nu eenmaal gecanceld. Met dat zinnetje is het levensgevoel van veel mensen samen te vatten zo aan het eind van het jaar. Alles is nu eenmaal gecanceld. Alles is afgelast. Alles is geannuleerd. En terwijl ik zat te wachten op inspiratie voor deze overweging kom ik een citaat tegen uit een van de best verkochte boeken van het jaar. Het is een citaat uit ‘De jongen, de mol, de vos en het paard’ van Charlie Mackesy. De jongen klaagt tegen de mol over het leven met diezelfde woorden. Alles is afgelast. zegt de jongen. En de mol antwoord hem: ‘Nee hoor, geluk is niet afgelast, liefde is niet geannuleerd’.
De belangrijkste les uit het verhaal van Lubbert Kruutmoes. Je hoeft voor je geluk niet naar de andere kant van het land of zelfs de andere kant van de wereld. Het Paradijs, de schat, Elysium, de Elysusche velden zijn niet daar, ze zijn hier. Dat is wat de Engelen kwamen vertellen aan de herders. U kent dot liedje misschien nog wel. Guus, kom naar huus, want de koeien staan op springen, de varkens mutten vreet’n en het hooi moet van het land. Guus Uuttenwaard dat dat hij het grote geluk zou kunnen vinden bij de wilde wiev’n in grote stad.
En laat hetere kant van het land nog ook omgekeerd zo weez’ n. Alle mensen uit de grote stad zijn op zoek naar boerderijen in Dwarsgracht, Vreemdhuizen en Grootgraansloot omdat ze denken dat daar het geluk te vinden is. Daar waar ik niet ben, daar is het geluk, zegt een Duits gezegde. Her mooie van het het kerstverhaal is dat de herders niet op zoek hoefden naar de engelen, maar dat de engelen naar de herders toekwamen met die ene Mantra: Wees niet bang, wees niet bang. Wees niet langer bang.
Het geboorte-verhaal van dat kwetsbare mensenkind is het begin van een volledige omkering, een herschikking van alles op deze aarde. En laten we wel wezen. De aarde kan die herschikking wel gebruiken. Er zijn drie van die stadse types…een zekere Caspar, eentje die Melchior genoemd werd en er was er ook nog een die Balthasar heette. Het verhaal wordt nog wel eens heel geromantiseerd verteld. Drie koningen, drie wijzen die op zoek gaan naar de koning der joden om hem mirre, wierook ende goud te brengen. Een soort staatsbezoek dus. Maar in plaats van een koning in een paleis vinden ze een kindje in een stal in een herberg. En niks geen harem vol vrouwen en slaven. Het kind was omringd door het tuig van de richel. Wij hebben hier ook zo’n kerststal staan, met een os en een ezel, van het meisje Maria, van de herders, het schorriemorrie van die tijd.
Het horen van het verhaal van de herders roepen beelden bij ons wakker van het diepe, blijvende verlangen naar hulp en genezing. De herders brengen ons in contact met een diep verlangen, dat in ieder van ons verborgen is. De herders zijn een bron van inspiratie. Ze getuigen van gewond geloof dat niet heeft gezien’ maar dat ons voortduren doet verwonderen over wat is. De herders zijn de eerste getuigen van die ommekeer, die herschikking van alles op deze aarde. Dat verhaal – waarbij de Eeuwige zelf in de kribbe van Betlehem komt – is geen idyllisch familie-onderonsje.
Het verhaal wil ons als mensen samenbrengen rondom de weerloosheid van dit mensenkind, rondom de weerloosheid van alle mensenkinderen. Kleinschaligheid, verborgenheid, onaanzienlijkheid van de wereld: we ontmoeten dat alles in de weerloosheid van het Kind. De Eeuwige zelf wil onder ons zijn in die weerloosheid. En dat niet alleen omdat wij het zo ontroerend vinden, maar om alle menselijke grootheidswaan te onttronen. En de aarde heeft dat verhaal – juist in een tijd van crisis met haar te ver doorgevoerde individualisering – zo ongelooflijk hard nodig. De boodschap die in het verhaal verscholen gaat, is dat het ons in tijden van polarisatie, weer bij elkaar kan brengen.
Kerst is het feest van de ommekeer, van het respect voor het weerloze. Het feest dat alles op zo’n kop zet. Dat alle heilige huisjes omver schopt. Ik las deze week een prachtige tekst op een van de Loesje-posters. Laten we het eens omdraaien. Zullen we de armoede bestrijden met belastinggeld en dan vragen we via de media een schenking voor Defensie. En het is het feest van de waakzaamheid.
Wees waakzaam want voor je het beseft heeft de consumptiewereld met je diepste dromen een loopje genomen en je verlangen naar geluk netjes ingepakt in koopgedrag.
Wees waakzaam want voor je het beseft zijn je vragen verstomd, en zie je niet meer hoe het onrecht wordt goedgepraat, en ben je aangepast aan wat ‘de gewone gang van zaken’ heet. 

Wees waakzaam want voor je het beseft praat je mee met wat ze allemaal zeggen: dat het elk voor zich is in het leven, en dat jij toch ook maar één keer leeft. Wees waakzaam want voor je het beseft leef jij ook ten koste van anderen, ook al heb je de mond vol van kiezen voor de zwaksten.
Kijk naar het kind in de kribbe: zie je hem ook in jezelf? Die vraag stelt Kerstmis ons.
Kijk naar het kind in de kribbe: maak zijn ogen tot jouw ogen,
opdat je naar mensen leert kijken zoals hij deed.
maak zijn oren tot jouw oren, opdat je kunt luisteren naar mensen zoals hij deed.
maak zijn mond tot jouw mond, opdat je, juist als hij, woorden van vrede kunt spreken.
maak zijn handen tot jouw handen, opdat je, juist als hij, een helpende hand kunt toesteken
aan allen die in het donker zitten.
dan is hij ook in jou en door jou een licht in de duisternis.
God van licht, zichtbaar geworden in het kind van Betlehem.
En Lubbert Kruutmoes? Hoe zou het met hem gegaan zijn ondertussen? Hij leeft als schrijver en therapeut in Kloosterhaar. Met zijn Drieka en zijn drie kids. Ik zou u de weg wel kunnen wijzen naar dat Drentse dorpje Kloosterhaar. Het ligt vlak bij de Duitse grens. Hij heeft onder een pseudoniem tientallen boeken geschreven over de schat die hij vond.
Vraag niet meer: “bestaat er een ziel?”, maar vraag je af wat er “ziel” aan jezelf is en hoe je je daarvan bewust kunt worden.’
‘Vraag niet meer naar de “waarde van het leven”, maar naar de waarde die jij aan je leven kunt geven. 
Vraag niet meer naar de “zin van het bestaan”, maar vraag je af hoe je bestaan door jouzelf zin zou kunnen krijgen. 
Vraag niet meer: “wat is de mens?”, maar stel je voortaan de vraag, of je zelf bent wat je kunt zijn.
En nog een keer de jongen in gesprek met de mol. ‘Wie ben ik? Je bent liefde. antwoord de mol. En waarom ben ik hier? Om lief te hebben en geliefd te worden. De grootste geesten van de aarde. Nelson Mandela, Eckhart Tolle, Byron Katie, Paulo Coelho en vele, vele anderen hebben hetzelfde meegemaakt als Lubbert Kruutmoes. Volgens mij zijn ze allemaal nog nooit in Kloosterhaar geweest. Maar ze hebben allemaal dezelfde boodschap gehoord en doorgegeven.

 

Esoterie

Ik zocht een plekje in mijn eigen boekenkast thuis om m’n nieuwste uitgave neer te zetten. ‘De geschiedenis van de westerse esoterie’

Er was eens..

Er was eens.. een paradijselijke stad, waar vrede, liefde en eensgezindheid heersten. De mensen in de stad hadden elkaar gevonden in een belangrijke missie.