Eckhart Tolle

Eén van de beroemdste spirituele auteurs van de wereld, Eckhart Tolle, leefde jarenlang in een toestand van bijna onophoudelijke angst. Hij was soms zelfs zo depressief dat hij er wel eens over nadacht om er uit te stappen. Zijn denkhoofd was doordrongen van de gedachte dat hij niet meer met zichzelf kon leven. Hij werd gek van zichzelf. En het had niet lang meer geduurd of hij eruit was gestapt. Tot hij door begon te krijgen dat zijn eigen denken hem zo ongelukkig maakte.
En voor de naam van die spirituele auteurs kan ik andere namen invullen: Soren Kierkegaard, Paulo Coelho en niet te vergeten Maarten Luther. Namen van mannen. En er zijn ook veel vrouwen die in het zelfde proces hebben gezeten: Byron Katie is zo’n vrouwelijke bestsellerauteur. Ze heeft in dezelfde angst geleefd, tot ze ontdekte dat ze eruit kon stappen door er anders naar te kijken.
Om maar eens te beginnen bij Maarten Luther. Hij merkte dat er een bepaalde maner van denken was die hem ziek maakte. Dat had heel veel te maken met het kerkelijk systeem van zijn tijd. Hij heeft het ooit eens zo verwoord: ‘De Eeuwige is geen God van droefheid, maar van troost en blijdschap. Hij heeft geen behagen in onze nutteloze droefheid. Want de droefheid over de zonde is van korte duur en is tegelijk ook aangenaam door de belofte van genade en vergeving der zonden. Die andere droefheid is echter van de duivel en is zonder belofte; het is puur een bezorgdheid over onmogelijke dingen, die de Eeuwige alleen aangaan.’ En hij kwam tot een pittige conclusie: ‘Het medicijn maakt mensen ziek, wiskunde maakt hen ongelukkig en theologie maakt hen zondig.’
Eckhart Tolle laat zien dat het vaak onze eigen gedachten zijn die ons in de weg zitten. Mensen hebben volgens Tolle over het algemeen meer negatieve dan positieve gedachten. Hij noemt het concepten. De wereld is niet zoals die is, maar hoe wij er naar kijken. ‘Onze geest hangt liever rond bij negatieve zaken dan bij mooie, liefdevolle en vreugdevolle dingen. Dat komt doordat die eigenlijk de geest zijn petje te boven gaan: schoonheid, liefde en vreugde ontspruiten niet aan denken.’
Maar wat de geest volgens Tolle wel erg goed begrijpt is kritisch zijn en klagen. Deze vorm van denken is niet alleen zinloos maar ook nog eens schadelijk. ‘Want negatieve gedachten – kritiseren, oordelen, minachten, klagen – creëren emoties die daarmee corresponderen, zoals verontwaardiging, woede, jaloezie, verdriet. En hoe meer van deze emoties je ervaart, hoe groter hun weerslag op je fysieke organisme, want de energiestroom in je lichaam wordt onderbroken door negativiteit, met als gevolg dat je lichaam eerder vatbaar is voor ziekte’.
Veel mensen, meent Tolle, maken zichzelf onbewust ziek door dit denken, en leven in een toestand van niet gelukkig zijn. ‘Een ongelukkig mens zal vervolgens vele anderen ongelukkig maken. Een ongelukkige partner zal ook de andere partner ongelukkig maken. Ongelukkig zijn breidt zich als een olievlek uit, in een relatie, een vriendenkring, een bedrijf. Onbewust laat je jezelf en anderen lijden. Dat is de hele gekte van deze wereld, die te vinden is in de kleinste gemeenschappen, zoals echtparen, bedrijven tot aan hele volkeren toe. Uiteindelijk kan dat zelfs tot geweld leiden.’ Het is volgens Tolle zaak om anders te denken en anders te kijken. En volgens Luther komt er uit een ongelukkige ezel nooit een gelukkige scheet.
‘Wie alleen maar een hamer als gereedschap heeft, ziet de hele schepping voor een spijker aan’. En die schepping is nu eenmaal zoals die is. Althans, dat vonden de wetenschapper, de filosoof en de dominee. Ze wisten het zeker. De wereld is nou een maal zoals die is. De wetenschapper geloofde alleen maar in wat zichtbaar en meetbaar was. het meetbare. En de dominee had het over de door God gegeven scheppin. Daar valt nu eenmaal niet aan te tornen.
Wie er niet mee uit de voeten kon, was de boer. Hij nam dagelijks waar hoe de werkelijkheid om hem heen onderhevig was aan de krachten der verandering. Geen dag was hetzelfde als de vorige dag, geen seizoen hield zich aan dezelfde wetmatigheden als elk van de voorgaande. Hij zou de wetenschapper en dominee dan ook nooit kunnen begrijpen. Want als je goed keek, zag je dat het nooit was zoals het was. Voordat je uitgekeken was, was het alweer veranderd. En na jarenlange waarneming wist hij het zeker. ‘Het is niet zoals het is. Nee, het gaat zoals het gaat’.
Nou is het lastige met opvattingen over de mens en de wereld dat ze voortkomen uit het menselijke brein. En er zit een spanningsveld tussen het menselijke brein en de wereld. De wereld is namelijk helemaal niet zoals die is. De wereld is alleen zoals wij ‘m zien. En het gaat nooit zoals het gaat. Het gaat altijd zoals wij denken waar te nemen dat het gaat. Konden we maar eens vragen hoe het echt in elkaar zit. In de Turkse mythologie is deze wereld ook niet altijd geweest zoals deze er nu uit ziet. Vroeger was het hemeldak weliswaar veel kleiner, maar het gat in het dak was veel groter. Elk mens kon rechtstreeks in contact komen met ‘de bron des levens’, want de hemelkoepel leek minder hoog.
Hebben we het vermogen tot verbinding met de bron des levens verloren? Geenszins. Het lijkt erop alsof mensen spiritueler en religieuzer zijn dan ooit tevoren. Maar we zijn in onze zoektocht naar zelfverwerkelijking wel iets kwijtgeraakt. De bron is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Maar we hebben de neiging om ons terug te trekken op ons eigen kleine eiland. We vertonen vermijdinggedrag als het gaat om de verbinding met die bron, met onszelf, met ons lijf, met onze essentie, met de natuur, met de ander, met God. We trekken ons zonder het te weten te vaak terug van die bron.
‘Hun goden zijn van zilver en goud,’ zo vertelt de dichter van de psalmen, ‘gemaakt door mensenhanden. Ze hebben een mond, maar kunnen niet spreken, ze hebben ogen, maar kunnen niet zien, ze hebben oren, maar kunnen niet horen, ze hebben een neus, maar kunnen niet ruiken. Zoals zij, zo worden ook hun makers, en ieder die op hen vertrouwt.’
Het mooie van de bijbelse boodschap dat liefde en genade als zachte regen uit de hemel op de aarde neerdrupt, zoals William Shakespeare dat zo mooi zegt.
In een van de dieren verhalen van Toon Tellegen vraagt de mier aan de vlinder wat mooi was. De vlinder droeg een geel jasje en antwoordde. ‘Als je iets ziet of hoort is het net of iemand je hart aait.’ De schrijvers van deo prachtige Bijbelverhalen vertellen ons over een God die van aanvang aan de aarde en de mens tot leven heeft gezongen. En het lied van de schepping te horen in de adem van de wind, in de stem van het hart, in alles waarin verklanking en verbeelding aan het woord is.
In de vertaling van het woord Genesis gaat een belofte schuil. Niet in de vorm van een contract. Maar op zielsniveau. Zoals de wereld de gelegenheid krijgt om mens te worden, krijgen mensen de gelegenheid volop mens te zijn en te worden. Mens-wording in de taal van Genesis zet ons aan om op weg te gaan en onze levensmissie te ontdekken. In Jungiaanse zin heeft ieder mens een levensmissie. Het gaat om het ontdekken van dat ene, unieke talent dat niemand anders in deze wereld heeft.
Het creatieproces van de aarde is begonnen met het ‘tohuwabohu’, het donkere niets waaruit het lichtende licht geboren wordt. Zo begint de het proces van vinden van onze eigenste eigenheid in de donkere nacht van de ziel, zoals de dichters zeggen. In de benauwdheid des herten gaan we verlangen naar licht, naar contact met de bron. De grote levensvragen komen op. Wie ben ik? Wie ben ik werkelijk? Wat is mijn taak hier op aarde? Wat heb ik hier te doen? En hoe past wat ik hier op individueel niveau te doen te doen heb in een groter geheel? Alles lijkt ernaar te verwijzen dat er een soort missie is die ik alleen kan volbrengen.
Eckhart Tolle betoogt dat angst, hebzucht en macht niet alleen de psychische drijfveren achter oorlogen tussen naties, stammen, religies en ideologieën zijn. Ze zijn ook de oorzaken van conflicten in persoonlijke relaties. Ze leiden tot een vertroebeling van je waarneming van andere mensen en van je zelf. Volgens Tolle interpreteer je elke situatie verkeerd. En ik voeg eraan toe dat je al die prachtige woorden en teksten uit de Heilige geschriften makkelijk verkeerd leest. De vlinder met zijn gele jasje vertelde. ‘Als je iets ziet of hoort is het net of iemand je hart aait.’ Bloemen, planten, dieren kunnen een bron van inspiratie zijn als mensen ze niet gebruiken in termen van nut, zin, doel en betekenis. Dat is wat het ‘kennen’ schepping kan zijn: het voelen dat alle leven, alle levensessenties herkennen dat één is met ons eigen Levende Leven. Het begrip schepping was bedoeld als een bevrijdend begrip: mensen, planten, dieren, de hele aarde mag verlost worden uit de greep van het nuttigheidsdenken. Dat is wat Luther genade noemt: gein, dat is genade. Die zegen komt van boven,
Hou me weg bij de wijsheid die niet huilt, zegt Kahlil Gibran, ‘bij de filosofie die niet lacht en de grootsheid die niet buigt voor kinderen. Wie krijgt waar hij blij mee is, is succesvol.
Wie blij is met wat hij krijgt, is gelukkig, zeg Maarten Luther. Ach wat nou met die vrede, die liefde en die rust. Het is allemaal zo saai. Net als ademhalen had een monnik gezegd. Ademhalen lijkt zo vanzelfsprekend of zelfs saai, zoals en van de monnik dacht. De monnik beklaagde zich tegenover zijn abt erover dat ademhalen zo ’n saai proces was. De abt duwde deze leerling het water in en hield zijn hoofd langdurig onder water, terwijl de monnik verwoed probeerde boven te komen. Toen hij hem eindelijk boven liet komen, vroeg hij hem of hij in die momenten onder water zijn ademhaling nog zo saai had gevonden. Zo is het ook met liefde, vrede en gerechtigheid. Op het moment dat je niet meer kunt ademhalen van de benauwdheid ga je ontdekken wat het belang van de liefde en de vrede is.
Ik ben de Ene, die je heeft gered uit de slavernij uit Angstland. God is de bevrijdende, relationele dimensie van liefde die je in de absolute vrijheid zet. God is bevrijding van alles wat vrijheid en geluk in de weg staat, de vrijheid en het geluk dat je al bent. ‘Ik ben de bevrijder die je uit het slavenhuis gered heeft.’ Het enige wat je nog hoeft te doen is om de bevrijdende kracht van de liefde in je bestaan toe te laten. Dat is relatie, God, de bevrijder.
Stenen, planten, dieren kunnen ons de weg tonen naar de Bron, naar onszelf, naar de Eeuwige. Als we onze medeschepselen kunnen bevrijden van hun gevangenheid in nut, zin en doel, kan er respect en verwondering in ons opkomen. Als we de schepping zien door de bril van macht: wij weten hoe de Eeuwige dit allemaal geschapen heeft en wat hij daarmee wil; komen we terecht in een manier van kijken die de basis is voor tal van misinterpretaties van de werkelijkheid.
Bô Yin Râ spreekt daarover in hartverwarmende taal. ‘Vraag niet meer naar ‘de waarde van het leven’, maar naar de waarde die jij aan je leven kunt geven. Vraag niet meer naar ‘de zin van het bestaan’, maar vraag je af hoe het bestaan doe jouzelf zin zou kunnen krijgen. Vraag niet meer: ‘wat is de mens?’ maar stel je voortaan de vraag, of je zelf bent wat je kunt zijn. Vraag niet meer: ‘bestaat er een ziel?’, maar vraag je af wat er ‘ziel’ aan jezelf is en hoe je je daarvan bewust kunt worden.
(Visited 202 times, 1 visits today)