Boekbespreking – Rattenvangers van het onbehagen

Gevaar van totalitarisme is de wereld nog niet uit

door Theo Krabbe

Het ontstaan van totalitaire regeringsvormen rond de Tweede Wereldoorlog (1939-1945), zoals die in Duitsland (fascisme) onder leiding van Adolf Hitler en in Rusland (communisme) onder leiding van Stalin, kan zich dat tegenwoordig herhalen? Zijn daarvoor voldoende noodzakelijke voorwaarden aanwezig? En gebeurt dat op dit moment alweer in sommige landen op de wereld? Op welke manier kunnen wij er aan bijdragen dat de geschiedenis wat betreft die twee totalitaire regeringsvormen van fascisme en communisme zich niet herhaalt?

Op die kwesties trachten Petra Bolhuis, Theo Meereboer en Gradus van Florestein een antwoord te vinden in het boek Rattenvangers van het onbehagen, dat onlangs bij Uitgeverij Van Warven te Kampen, die boeken op het gebied van religie en zingeving uitgeeft, verschenen is. Bolhuis en Meereboer zijn allebei filosofen, Van Florestein een voormalig psychiater en psychotherapeut. In hun boek gaan de drie auteurs in op de verschijnselen, de voedingsbodem, de herhaling en het voorkomen van totalitarisme.

Bolhuis, Meereboer en Van Florestein gaan daarvoor te rade bij de Duits-Amerikaanse Joodse filosofe en politieke denker Hannah Arendt (1906-1975), die uit Duitsland vluchtte vanwege het nationaal-socialisme en de Jodenvervolging. In haar diepgravende studie The Origins of Totalitarianism uit 1951 analyseert Arendt de historische achtergronden van de totalitaire staat. Aan de orde komen onder andere de vrijheid van het individu, de concentratiekampen, propaganda en geweld, de verdwijning van het verschil tussen feit en fictie, en het maken van de leugen tot waarheid. In een totalitaire samenleving gaat het er niet om dat de massa doet wat de leider denkt, maar dat de massa denkt zoals de leider denkt. En wie niet denkt zoals de leider is een vijand van de staat. Die mag vernederd, opgesloten, vernietigd en uitgemoord worden. Hitler liet zich leiden door de ideologie van het sociaal-darwinisme en streefde naar een superieur zuiver Arisch ras. Stalin hing het historisch-materialisme aan, volgens welke de geschiedenis zich als vanzelf ontwikkelt richting de communistische heilsstaat. Tegenstanders werden in Siberische strafkampen opgesloten of direct uit de weg geruimd. “In tegenstelling tot een totalitaire beweging, is een totale heerschappij alleen mogelijk in landen met een grote massa overbodigen, die gemist kunnen worden zonder dat het tot een desastreuze ontvolking leidt”, voegde Hannah Arendt er aan toe.

De totalitaire systemen van fascisme (1933-1945) en communisme (1929-1953) zijn uniek in de geschiedenis. Ze waren nog niet eerder voorgekomen. Maar het gevaar van het totalitarisme is de wereld nog niet uit. Globalisering en automatisering dragen bij aan de ellende en de armoede van burgers. “Vanuit de onvrede en de haat die hieruit voort kunnen vloeien wordt een voedingsbodem geschapen die het risico vergroot dat de burger opgaat in een verleidelijke politieke beweging die met leugens, onkunde en nepnieuws een betere economische situatie belooft”, schrijven Bolhuis, Meereboer en Van Florestein. “Vanuit hun wanhoop en uitzichtloosheid kunnen burgers mogelijk zelfs hun ziel uitleveren aan die politieke bewegingen die van hen een offer vragen opdat hun economische situatie in de verre toekomst zal verbeteren, of opdat het heil van hun ziel in het hiernamaals is gewaarborgd”. In het westen zijn de noodzakelijke voorwaarden voor het totalitarisme echter niet voldoende aanwezig. Ook al ondermijnen uitspraken van populistische politici als Thierry Baudet van Forum voor Democratie en Geert Wilders van de Partij voor de Vrijheid de democratie. Wel wijzen de drie auteurs indringend op het gevaar van islamitische terreurbewegingen en de totalitaire regimes in China, waar Oeigoeren (moslims) naar strafkampen worden verbannen, en in Myanmar, waar de boeddhistische meerderheid de islamitische minderheid van de Rohingya’s uitmoordt.

Of individuen een steentje kunnen bijdragen aan het voorkomen van totalitarisme? Daar zijn de twee filosofen en de voormalige psychiater en psychotherapeut ten stelligste van overtuigd. Zo kunnen burgers zich aansluiten bij een wereldwijd platform dat ijvert voor de bestrijding van nepnieuws, voor het behoud van de democratie, voor het milieu en voor een rechtvaardige samenleving. Voor het eigen oordeel is het individu tegenwoordig echter volledig op zichzelf teruggeworpen. “We kunnen dan gemakkelijk ten prooi vallen aan het gevoel dat het er allemaal niet toe doet en dat we als enkeling niets bijdragen aan de gebeurtenissen. Hierbij moeten we gaan vertrouwen op de medemensen van ‘goede wille’. Onze zoektocht naar het goede staat niet geïsoleerd in de wereld; veel mensen zoeken naar het goede, ieder op zijn of haar eigen manier.” En daar hoort ook kritiek bij. “Kritiek hebben op elkaar is ook te zien als een manier om elkaar te helpen bewust te worden van ons denken en handelen. En misschien is het monddood maken van kritiek wel een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van een totalitair systeem.”

 

Auteurs : Petra Bolhuis, Theo Meereboer, Gradus van Florestein.

Boekbespreking – De ware Willibrord

Hij heeft een onbetwiste plaats in de Canon van Nederland: Willibrord (658-739). Onlangs is weer een boek over de man die bekend is geworden als ‘verbreider van het christendom’ verschenen. Auteur: dr. Dirk Otten. Hij studeerde Duitse taal- en letterkunde, met als bijvakken Germaanse godsdienstgeschiedenis en Oudsaksisch. Hij was jarenlang leraar. In 2004 is hij begonnen met onderzoek naar de kersteningsgeschiedenis van de Saksen en de Friezen. Hij publiceerde twee boekjes over de missionaris Lebuïnus en twee over de bekering van de Saksen en de Friezen, alsmede biografieën over Willehad, die vooral in Drenthe werkzaam was, en over de Friese missionaris Ludger.
Ik schreef dat er ‘weer’ een boek over Willibrord verschenen is. Het is het zoveelste. Dat roept de vraag op waarin de nieuwe uitgave zich van de andere onderscheidt. Welnu: Otten probeert ‘de ware Willibrord’ op het spoor te komen. In dit verband een opmerking over de ondertitel van zijn boek: ‘Dichtung und Wahrheit in de vroege schriftelijke bronnen’. Het woordpaar ‘Dichtung und Wahrheit’ is ontleend aan het autobiografische werk Aus meinem Leben van Goethe. Het kan in het Nederlands weergegeven worden met ‘feit en fictie’. Veel van wat over Willibrord geschreven is, blijkt onder de categorie ‘fictie’ te vallen. Het gaat dan om legendarische dan wel hagiografische verzinsels die in de loop der tijden aan de feitelijke biografie van de missionaris zijn toegevoegd.
Over ‘weer’ een boek over Willibrord gesproken: al in de achtste eeuw hebben drie beroemde landgenoten over hem geschreven. Om te beginnen was dat Beda Venerabilis, de eerbiedwaardige Beda. Acht jaar vóór het overlijden van Willibrord rondde hij zijn ‘Kerkgeschiedenis van het Engelse volk’ af. In twee hoofdstukken daarvan gaf hij door wat hem over de missionaris bekend was. Vervolgens: Alcuïnus, de geleerde leider van de Kathedraalschool in York. Hij schreef een heiligenleven over Willibrord, trouwens ook nog een versie in dichtvorm. Ten slotte: Bonifatius, die als aartsbisschop van Mainz een van de meest invloedrijke mannen binnen de kerk van Rome was. In 753 schreef hij een brief aan de paus met daarin informatie over wat Willibrord met zijn missie-arbeid onder de Friezen had bereikt. Overigens: Willibrord heeft ook het een en ander over zichzelf geschreven. Je zou zeggen: alles met elkaar moet dat een betrouwbaar beeld geven. Dat is evenwel niet het geval, aldus Otten. Veel getuigenissen beantwoorden niet aan de historische werkelijkheid.Het gangbare beeld van Willibrord blijkt niet te kloppen. Men kan volgens Ottten niet stellen dat Willibrord de door de Friezen bewoonde landstreek, die toen trouwens veel groter was dan het huidige Fryslân, tot het christendom bekeerd heeft. Allerlei kunstwerken laten de predikende missionaris wel zien met eerbiedig luisterende Friezen, die hun oude Germaanse natuurreligie wensten op te geven voor het christendom, maar dat heeft een hoog gehalte van ‘te mooi om waar te zijn’. Willibrord was een missionaris in oorlogstijd. Het heeft de Franken veel moeite gekost om de Friezen op te knieën te krijgen. Het geeft te denken dat Bonifatius zijn arbeid onder die bevolking in 716 heeft moeten staken. De Friezen bleken geen boodschap te hebben aan zijn evangelieprediking. Nog iets: Willibrord is nooit bisschop of aartsbisschop van Utrecht geweest. Traiectum was in zijn tijd een bescheiden missiepost. Willibrord is ook nooit in de meest noordelijke Friese gebieden geweest en hij is al helemaal niet naar de Scandinavische missiegebieden gevaren. Willibrord heeft inderdaad een onbetwiste plaats in de Canon van Nederland gekregen. Er is geen reden om hem die plek te ontzeggen. Wel is op basis van de historische reconstructie van Otten duidelijk dat het gangbare beeld van de missionaris bijgesteld moet worden. Maar misschien kun je wel zeggen dat alle legendarische dan wel hagiografische verzinsels die aan zijn feitelijke biografie zijn toegevoegd zijn betekenis juist onderstrepen. Otten heeft weer een boeiend boek aan zijn reeks over de kersteningsgeschiedenis onder de Saksen en de Friezen toegevoegd. De uitgave is verluchtigd met fraaie foto’s van de gebrandschilderde ramen van de Willibrorduskapel te Vianden in Luxemburg.

Dirk Otten, De ware Willibrord. Dichtung und Wahrheit in de vroege schriftelijke bronnen;

Podcast : een sterke vrouw

Harry Smit in gesprek met Luuc Smit over ‘Een sterke Vrouw’

Harry Smit (auteur van ‘Een sterke vrouw’) ging in gesprek met zijn broer Luuc (voorzanger van de Joodse gemeente in Zeeland). Harry Smit geeft met zijn nieuwe boek een veelzijdige kijk op de rol van de vrouw in de Talmoed

Klik hier voor het beluisteren van de podcast

Podcast : “de kosmische moeder”

Radio-uitzending met als thema “de Kosmische Moeder”

Een gesprek met Agnes Holvast over haar nieuwste boek: De Kosmische Moeder. Verder gaat het gesprek over vrouwen en spiritualiteit in het algemeen.

Dit gesprek werd op dinsdag 24 november 2020 uitgezonden op Rararadio

Om dit terug te luisteren klik op deze link

Recensie – Een hemel voor Theo – Beatrice Jongkind

Het zat eraan te komen, maar toch nog onverwachts komt het Einde Theo halen. Razendsnel voert hij hem mee naar de hemel en Theo kijkt zijn ogen uit. Net gestorven, zit hij nog in een overgangsfase, een quarantaine, maar dat verandert spoedig. Want uit zorg voor zijn familie op aarde doorbreekt Theo via een oude telefoon zijn quarantaine en zorgt dat zijn begrafenis geregeld wordt. Blijkbaar is hij iemand die geeft om zijn naasten en van ‘Godzelf’ krijgt hij daarom het verzoek om engel te worden. Samen met zijn collega’s moet hij op aarde zielen upgraden, dat wil zeggen van halve of kwart zielen hele maken. De uitvinding die Theo doet, is dat je daarvoor niet naar de aarde hoeft, maar dat je dat ook in de hemel kunt doen. Is ‘Godzelf’ hier blij mee? Hij is dat zeker niet met mensen die menen te weten hoe het zit, zoals die schrijver van ‘De ontdekking van de hemel’. Het boekje neemt je mee op een surrealistische wandeling door ‘de hemel’ en geeft daar een verfrissende kijk op. Zeker in het begin verraste mij dat. Tegen het eind krijgt het verhaal iets “Bommelliaans’, als het gaat over ‘halve zolen’, ‘poenscheppers’ en ‘zwarte zielen’. Maar het slot is verrassend en het geheel blijft aardig.

Recensent: Beatrice L. Jongkind

Recensie : In alle talen

De auteur (1957) is bij het onderwijs begonnen, was voorganger onder meer in Elim en Nieuwleusen en is vele jaren directeur van een Bijbelschool in Zambia geweest. Door heel het boek blijkt die onderwijservaring. Hij maakte een persoonlijke keuze van de communicatie van de taal en de talen in veel Bijbelboeken. De hele Bijbel door blijkt de zeggingskracht van Gods woorden. Gods taal die Hij koos voor de verkiezing van en de omgang met Israël was het Hebreeuws, maar door alle Bijbelboeken heen blijkt Zijn taal de taal van de liefde te zijn. Het Oude en het Nieuwe testament spreken in een andere taal maar wel dezelfde woorden. Boeiend geeft de auteur zijn uitleg, veelal met een wereld aan historische en taalkundige feiten en gegevens. Het is daarom een boek dat vooral voor het onderwijs van groot belang kan zijn, mede door de gespreksvragen, maar ook voor wie zich wil verdiepen in de communicatie van het evangelie in de Bijbel is dit een veelzijdig en leerzaam geheel.
Recensent: Ds. Jenno Sijtsma

Cees den Heyer : uit Trouw 10 mei 2021

Wat hakkelend en zoekend. Zo begon Cees den Heyer een preek, college of toespraak. Hij proefde de woorden voor, tastte de omgeving af en bleef al pratend nadenken. Eenmaal op gang nam hij iedereen mee, of het nou om een kerkgemeente ging of zijn familie op een bruiloftsfeest. Zijn geleerdheid kon hij vertalen naar het gewone menselijke leven.

In de honderden preken die Cees zelf als jongen aanhoorde in de gereformeerde kerk, eerst in Scheveningen en later in Barendrecht, had hij die verbinding gemist. ‘Omdat ik de orgelpijpen en glas-in-loodraampjes al vaak had geteld deed ik gaandeweg steeds meer moeite te begrijpen wat er vanaf de hoge en verheven kansel werd verteld’, schreef hij in zijn theologisch zelfportret Ruim geloven. Meestal raakte hij tijdens de preek het spoor bijster.
Later zou hij alleen nog diensten bezoeken met voorgangers die hem inspireerden en dat waren niet degenen voor wie het geloof een zekerheid was.

Zekerheden had hij als kind meegekregen. Cees groeide op in een gereformeerd nest. Opa van vaderskant was visser en zwaar in de leer. Zijn kleinzoon vertelde hij hoe hij te midden van hoge golven in de Noordzee doodsangsten had uitgestaan. ‘Dan leer je wel bidden’. Opa van moederskant zat in de koopvaardij. Ook hij was gereformeerd, maar blijmoediger. De ouders van Cees waren niet erg streng in de leer. Op zondag wel twee keer naar de kerk, vader als organist zeker. Cultuur stond hoog in het vaandel, dansen was weer te frivool. Cees probeerde dat later tevergeefs in te halen.

Cees was een rustige jongen. Hij deed het goed op school. Met zijn jongere zus vermaakte hij zich met spelletjes, zoals zoveel mogelijk plaatsnamen opnoemen met de letter ‘a’ of kijken wie bij een klassiek muziekstuk het snelst wist van welke componist het was. Vooral Bach kenden ze goed. Cees bleek al jong een talentvol schaker. Hij deed mee aan toernooien, schaakte simultaan tegen grootmeester Jan Hein Donner en speelde tegen dichter Cees Buddingh.

De bijbel vond Cees interessant, al zette hij al jong vraagtekens bij bepaalde zekerheden. Hoe kon je het scheppingsverhaal rijmen met de evolutieleer?

Neus in de boeken
Net toen Cees de catechisatieles welletjes vond, werd zijn aandacht getrokken door een meisje. De bijeenkomsten werden opnieuw interessant. Adry en hij werden een stel. Omdat hij op de hbs in Rotterdam goed was in exacte vakken, besloot Cees farmacie te gaan studeren in Utrecht. Maar hij miste menselijke vraagstukken en in 1964 ‘zwaaide’ hij ‘om’ naar theologie in Kampen.

Een vriendelijke jongen, zo werd hij ervaren door medestudenten en vrienden. Iemand die diep de theologische stof indook, discussie leuk vond, maar wel met respect voor wederzijdse standpunten. Daarnaast hield Cees van een dispuutsfeest, goed eten, drinken en vrolijkheid.
Op zijn vijfentwintigste trouwde Cees met zijn Adry. Zij wist allang dat zij een man had getroffen die altijd met zijn neus in de boeken zat. Cees verslond niet alleen theologie, maar ook biografieën, geschiedkundige boeken en romans. Op vakanties moesten ze altijd kijken of de caravan niet te zwaar was. met boeken tot in de keukenkastjes opgestapeld. Praktische zaken lagen hem minder. Cees achter een grasmaaier zag er nooit natuuIn de jaren zeventig werden Coen, Maaike en Ineke geboren. Cees las als vader evenveel, soms met een kind op schoot. Toen ze groter werden, leerde hij ze schaken. Als kind gingen ze mee naar de kerk, maar hij liet ze vrij in wat ze wel of niet wilden geloven. Toen hij zijn jongste dochter hielp met een werkstuk over schepping en evolutie, liet hij haar vooral zelf nadenken.

Hij werkte nu als wetenschappelijk assistent en later medewerker bij de Kampense Theologische hogeschool. Aan het eind van een werkdag genoot hij van eten met het gezin, maar na de avondkoffie vertrok hij naar zijn studeerkamer. In de huizen waar ze woonden waren zijn studeerkamers identiek: twee bureaus tegen elkaar aan, één om aan te schrijven en de ander om aan uit te zoeken, en drie wanden stampvol boeken.

Den Heyer, die in 1992 hoogleraar Nieuwe Testament en Bijbelse theologie werd, was met zijn boeiende verteltrant populair bij de theologiestudenten. Hij daagde ze uit om tegen zijn vrijzinnige opvattingen in te gaan, om te laten zien dat je ergens anders over kon denken. Ook gaf hij toekomstige predikanten mee dat ze op de preekstoel eerlijk mochten zijn over hun eigen vragen en twijfels.

In het voorjaar van 1997 kwam zijn boek Verzoening uit, waarin hij tot de conclusie komt dat de verzoeningsleer waarbij Jezus is gekruisigd om God en mensen te verzoenen niet als dogma terug te vinden is in de bijbel.
Deze vrijzinnige geluiden zongen al langer rond binnen de toenmalige Gereformeerde Kerken in Nederland. Theologen als Herman Wiersinga en Harry Kuitert hadden het pad gebaand, en ook vele kerkgangers zagen de bijbel meer als mensenboek vol diepe symboliek.
Daarom was de bijbeluitlegger vooral verbaasd toen bleek wat een storm zijn boek veroorzaakte. Hij kreeg brieven van mensen binnen de kerk en aan de rand die waren opgegroeid met een geloof van schuld en zonde en zich door zijn boek bevrijd voelden. Aan de andere kant was er de orthodoxe flank voor wie de verzoeningsleer het hart van het geloof was. Een ‘valse profeet’ werd hij genoemd. Wildvreemden belden ’s nachts naar zijn huis. Toen Adry op een keer slaperig de telefoon opnam, riep een onbekende: ‘U en uw man gaan naar de hel.’

De aimabele theoloog hield niet van toestanden, maar stond wel vierkant achter de inhoud van zijn boek. De orthodoxe gemoederen binnen de gereformeerde kerken waren zo verhit dat het landelijk kerkbestuur, de synode, er iets mee moest. Parallel aan het wachten op een kerkelijk vonnis, ging Den Heyer op tournee door het hele land om over zijn boek te vertellen aan een gretig publiek.

In 2000 besliste de gereformeerde synode dat de nieuwtestamenticus weliswaar binnen de ruimte was gebleven die hij had als kerkelijk hoogleraar, maar ‘onvoldoende de strekking en de kracht van de klassieke verzoeningsleer had gepeild’. Dat laatste kwetste Cees den Heyer, juist omdat hij bij de bijbeluitleg zo gewetensvol te werk ging en het dogma van de verzoening niet veroordeelde. Hij was uitgeput van het voortdurend ter discussie staan. Eind 2001 nam hij vervroegd afscheid van de Kampense theologenopleiding en hoewel dat pijnlijk was, betekende het emeritaat ook opluchting.

Even wanhopig
Als je dit alles van tevoren had geweten, had je het boek dan niet geschreven?, vroegen mensen hem weleens. ‘Gelukkig weten we niet alles van tevoren’, reageerde hij.
In de jaren die volgden werkte Cees als docent Bijbelse theologie aan het vrijzinnige doopsgezind seminarie in Amsterdam, waar hij met open armen was ontvangen.
Een harde klap was het overlijden van dochter Maaike op 41-jarige leeftijd aan kanker. Haar te zien vechten voor haar leven en het overlijden waarbij ze man en kinderen moest achterlaten, bedroefde hem intens. In zijn toespraak bij haar afscheid kwam het woord God niet voor. Jaren later vertelde hij in het EO-programma Het vermoeden dat de bijbelse troost vooral had gezeten in de herkenning dat mensen eeuwen voor hem even wanhopig waren geweest.

Hij pikte de draad van zijn leven op, al bleef het verdriet. De geleerde met zijn zittend beroep en bourgondische leefwijze ging na de diagnose suikerziekte gezonder leven. Met Adry maakte hij wandelingen langs de IHij bleef lezen en schrijven. Zijn fascinatie voor de figuur van Jezus als mens was er altijd geweest. Drie jaar geleden kwam zijn lijvige boek Jezus, een mensenleven uit.

Na dit levenswerk vond hij het wel genoeg. Hij bleef lezen, ook voor zijn twee boekenclubs. Met Adry maakte hij reizen. Op een groepsreis zei hij desgevraagd tegen medereizigers dat hij geschiedenisleraar was geweest, hij had geen zin in theologische discussies.

Liefde
Hij oriënteerde zich op wat nu het belangrijkste was: zijn vrouw, kinderen en acht kleinkinderen. De betrekkelijkheid van dingen. De verwondering over hoe wij als mensen onderdeel zijn van zo’n groot geheel.

Op 20 maart reden hij en Adry met de auto naar een bos om te wandelen. Op de terugweg kregen ze een ernstig ongeval waarbij de auto tegen de railing van een brug kwam en beiden ernstig gewond raakten.

In de passietijd lag Cees in het ziekenhuis in Zwolle. Toen hij wat leek op te knappen, luisterde hij naar de muziek van Bach. In het ziekenhuis werkte een geestelijk verzorger die student was geweest bij Cees. Ze voerden een gesprek waarin hij woorden gaf aan het hart van zijn geloof: de verbondenheid van mensen in liefde.

Ondertussen bleef hij beschouwer. Verwonderd keek hij toe naar de gang van zaken in het ziekenhuis. Tegen zijn zoon zei hij: ‘Ik zou er een boek over kunnen schrijven’.
Cees den Heyer werd geboren op 6 april 1942 in Scheveningen en overleed op 31 maart 2021 in Zwolle.

Door Marlies Kieft   Uit Trouw van 10 mei 2021

 

Meerdere recensie’s van : In het licht van de schaduw

Lees hier de recensie van Biblion

Lees hier de recensie van de Academie voor Geesteswetenschappen

Recensie : In het licht van de schaduw

Miny Potze geeft zicht op onze levensreis aan de hand van sprookjes over de schaduw. Alleen door bewustwording en aanvaarding van het leven kan een mens in vrede oud worden. Ze nodigt de lezer uit om dit proces actief in te gaan.
Schaduw en licht
Wijsheid komt niet met de jaren. Zoveel is duidelijk als je dit boek hebt gelezen. Het is hard werken. ‘Werken’ met een knipoog want het komt neer op loslaten, terugkijken, reflecteren en aanvaarden. Ook de minder mooie dingen in je leven mogen gezien en omarmd worden. Soms zijn er onuitgewerkte zaken uit de jeugd of kindertijd die opnieuw beleefd moeten worden om ze te verwerken en los te laten. Potze geeft daarvan een treffend voorbeeld over hoe zij en een collega voortdurende de strijd met elkaar aangingen. Pas na haar pensioen kon ze dit rechtzetten. Ze kreeg daar de kans voor en greep die ook op het juiste moment. Dit noemt zij de schaduw onder ogen zien om het licht te ontdekken.
Vergeving speelt een belangrijke rol in de laatste fase van het leven. Wie niet kan vergeven en aanvaarden dreigt een zuurpruim of zeurkous te worden en valt ten prooi aan verbittering. Als het ik en het ego bij het ouder worden minder belangrijk worden, kan er ruimte komen voor ‘Uw wil geschiedde’ of een eenheidservaring waarbij je even opgetild wordt. Maar dat gaat niet vanzelf. Potze schrijft maar daagt de lezer ook uit om te gaan schrijven. Schrijven over je leven, je biografie kan namelijk een belangrijk hulpmiddel zijn om je leven te aanvaarden.
Sprookjes
Potze illustreert de levensreis met het beeld van het Duikbootmodel. Ons lichaam en onze prestaties volgen een curve die zijn hoogtepunt bereikt rond het 40e levensjaar. Dit is de buitenkant. Parallel loopt de binnenkant met de geestelijke ontwikkeling. Die curve zit onder water en bestrijkt het pad van de ziel en het ego. Hier behandelt Potze de begrippen ego-integriteit en ego-transcendentie. Ook het begrip generativiteit legt ze uit; leven met de volgende en de vorige generatie. Soms wordt je moeder (mantelzorger) voor je eigen moeder. In deze fase komt ruimte voor onze zachte kant, liefde, lichtheid en compassie. De laatste levensfase illustreert Miny Potze aan de hand van sprookjes en de reis van de held. De held staat voor uitdagingen, ontmoet weerstand, heeft helpers en doorstaat beproevingen. Uiteindelijk vindt de held zijn bestemming maar vaak pas nadat hij de schaduw onder ogen is gekomen. Zijn kijk op de wereld is veranderd en hij gaat gelouterd verder. Zo moet de ouder wordende mens leren zien wie hij of zij werkelijk is. Pas dan kun je het leven leiden zoals het is bedoeld.
Potze onderbreekt haar relaas regelmatig met verhalen, interviews en sprookjes. Dat zijn soms wat lange lappen tekst waardoor de vaart uit het verhaal gaat en de lezer steeds moet schakelen. Potze verklaart de sprookjes en boort verschillende lagen aan. Het eerste niveau zit op de laag van het kindersprookje maar het diepere niveau raakt de ziel. Zo laat de auteur ons sprookjes opnieuw beleven. Fysiek gezien is het leven na het vijftigste levensjaar een tijd van verlies, maar vanuit het oogpunt van de ziel kan het een tijd van groei zijn om gewoon te mogen zijn. Het willen en streven mag de oudere mens loslaten.
Diplomaverbranding
Terugkijken op je leven kun je ook samen doen met een vriendin. Door naar elkaar te luisteren zonder adviezen te geven en zogeheten ‘wekkende’ vragen te stellen kun je bijdragen aan het proces van verdieping bij de ander. Opruimen hoort ook bij de jaren na je pensioen. Dat kan zijn: kleiner wonen, spullen wegdoen, bezit verminderen, boeken doorgeven en je papieren opschonen. Wat heb je uiteindelijk aan diploma’s en papieren na je pensioen? Potze bedacht er een mooie ceremonie voor. Samen met haar vriendinnen verzamelt ze haar diploma’s en steekt de fik erin. Een dapper en sterk ritueel waar ze best wat meer woorden aan had mogen wijden maar waar ze in vijf regels mee klaar is.
Volgens sjamaanse traditie is het uitspreken van dankbaarheid naar ouders en het leven een waardevol element. Miny Potze vindt haar leven in haar tachtigste levensjaar nog zeker niet voltooid. “Iedere dag doen zich weer momenten voor waaruit ontwikkelpunten naar voren komen.” Zo inspireert ze de lezer tot bewust en vredig ouder worden.

Recensent: Els Vegter

Recensie : Waar gaat dit over

Waar gaat dit over? : over levensvragen, levensbeschouwing en een geloof dat verandert / Albert Althuis.

Een boek waarin de auteur – een voormalig leraar godsdienst – ingaat op de vraag naar een zinvol leven. Uitgangspunt is dat ieder mens streeft naar een balans tussen geborgenheid en uitdaging. Zowel wanneer de mens teveel wordt vertroeteld als wanneer er teveel van hem of haar wordt gevraagd, gaat er iets mis. Een onbalans ontstaat wanneer te weinig aandacht wordt gegeven aan het verlangen naar het goede, ware en schone. Die persoonlijke waarden van waaruit een mens leeft, hebben ook een religieus karakter: ze gaan over verbinding met de medemens, cultuur, natuur en met het transcendente. In de tweede helft laat de auteur zien hoe de Bijbel en met name woorden als God, Jezus en heilige Geest een blijvende inspiratiebron en hulp kunnen zijn. Aan de hand van de woorden ‘ontmoeting’ en ‘wonen’ laat de auteur zien hoe de Platoonse waarden van het goede, ware en schone ook met het Koninkrijk van God in verband kunnen worden gebracht, evenals met de grondwaarden van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Een tot nadenken aanzettend boek dat geschikt is voor leeskringen en persoonlijke bezinning waarin psychologische, filosofische en theologische inzichten versmelten in ideeën waar duidelijk levenservaring achter schuil gaat.

Recensent: Dr. Taede A. Smedes