Recensie : Van zilveren sporen door Jan Gerrit Zomer

Drieluik

Met dit boek legt Bart Gijsbertsen (em. te Kampen) de laatste hand aan een drieluik. Met ‘Van zilveren sporen’ is nu ook het middenpaneel klaar; na ‘Een heidense uitdaging’ (2015, linker paneel) en ‘Luisteren bij maanlicht’ (2019 rechter paneel). Het hele drieluik staat in het teken van het zoeken naar herbronning; een christelijke uitleg van de Bijbel, in verbinding met zijn Hebreeuwse bron. De titel is ontleend aan David Grossman: in onze levens zijn blanke plekken – zilveren sporen… die herinnering vasthouden en hoop creëren.

 

De gang van de synagoge meemaken

Elke voorbereiding op de zondagse prediking begint met de vraag: wat werd gisteren in de synagoge gelezen? Zo ontstaan de hoofdstukken, naar de naam van de betreffende Sidra/Parasha voor die sabbat. Natuurlijk staat er dan veel te veel in om allemaal in de liturgie een plaats te krijgen. Gijsbertsen begint met een schets: hij kiest een inleidende lezing uit het z.g. Nieuwe Testament, gevolgd door een hoofdlezing uit de Sidra/Parasha, samen met suggesties voor Psalmen en/of Gezangen. Dat alles samengevat in een thema. En ten slotte geeft hij een tijdsindicatie naar zowel de Hebreeuwse maand als de gangbare tijdrekening. Dat is handig, want het boek telt 25 hoofdstukken, dus dat is niet voor iedere zondag. Erg is dat niet, want er volgt per hoofdstuk wel zoveel informatie dat je er meerdere zondagse diensten mee zou kunnen vullen, al geloof ik niet dat dat de bedoeling is. De schrijver wil liever dat we wekelijks de gang van de synagoge meemaken. Het is trouwens niet alleen materiaal voor kerkdiensten. Het boek leent zich ook prima om in de aanloop naar een dienst een voorbereidende gepreksavond te organiseren. Zo lijkt het ook ontstaan: als ‘verslag van de reis’ die de schrijver, samen met collega Leon Eigenhuis en de leden van de commissie Leerdiensten Torah en Evangelie van de Open Hof te Kampen, heeft gemaakt.

 

Wisselwerking Eerste en Tweede Testament

Bij de bespreking treffen we telkens bijbelgedeelten, die in drie vertalingen worden weergeven (in de NBV, de HSV en de Naardense Vertaling ’14). Ze vormen een associatie met de hoofdlezing, dus niet altijd de hoofdlezing zelf. Daardoor krijgt de hoofdlezing een brede uitwaaiering over heel Tenach. Tegelijk krijgen we uit Ralmud en Midrasj verrassende inkijkjes hoe de synagoge dit bijbelgedeelte verstaat en actualiseert. Een mooi voorbeeld is hoofdstuk 6, de Sidra Chajee Sarah. Over Abrahams’ aankoop van de grot van Machpela. Dat blijkt dan alles te maken te hebben met de kroning van David tot koning over Juda. Het koningschap van David wordt geënt op het eerste stukje grond dat Abraham van het hem toegezegde land verwierf. Dat hij NB kócht, terwijl toch heel het land hem behoorde. Geld speelt geen rol, dat is voor heidenen belangrijk, maar Abraham leeft uit een andere werkelijkheid. De naam Machpela blijkt in mystieke zin dan ook nog in verband gebracht te kunnen worden met ‘het paradijs’ en daarmee met álle volken, die zullen delen in de zegen van Abraham. En Abraham had dat allemaal voorzien en daarom wilde hij daar, op de grens van ideaal en werkelijkheid, per se zijn vrouw begraven. De politieke actualiteit doet mee, maar ook ethisch-pastorale vragen komen voorbij. En voortdurend is er die wisselwerking van het Eerste Testament naar het Tweede en weer terug.

Je moet misschien af en toe een hink-stap-sprong maken om de denkrichting te volgen, maar steeds bevat het boek een schat aan informatie en al lezend ontvouwt zich een prachtig, verrassend en inspirerend perspectief. Daarbij moest ik soms even mijn historisch-kritische kijk op de Schriften parkeren, om de auteur te laten uitspreken.

 

Gebruikstips en liturgische klok

Aan het eind van het boek vind je tips voor het gebruikt ervan, zoals ‘aanzetten voor een kringgesprek’, een handig bijbelregister, alsook een zaak- en personenregister. Drie bijlagen sluiten het boek af: a. een overzicht van het synagogale rooster met paginaverwijzing, b. een overzicht van de combinaties van schriftlezingen uit het Tweede en het Eerste Testament, en ten slotte een opzet voor een ‘Leerhuisliturgie’ – waar ik mijn commissie Liturgie & Eredienst op kan trakteren. Uit deze laatste bijlage is de illustratie gekozen: de liturgische klok uit de Open Hof in Kampen, waarin het synagogale en het kerkelijk jaar zijn samengebracht.

Jan Gerrit Zomer is predikant bij deelgemeente ‘De Rank’ (PKN) te Staphorst

het rode boek thumb

Recensie : Het Rode Boek : Paul Delfgaauw

‘Confrontatie met het onbewuste’

Door Paul Delfgaauw

Liber Novus
 is het levenswerk van Jung en dit zag als Het Rode Boek in september 2019 het licht. Daar de kleur van de leren omslag van het oorspronkelijke Liber Novus rood is, kreeg het al gauw de naam Het Rode Boek. Het werk telt 581 bladzijden en is door de uitgever verrijkt door het inleidende en uitgebreide hoofdstuk Liber Novus. Dit geeft een indrukwekkende kijk op het leven en werk van Jung en biedt een welkome achtergrond bij het lezen. De ontwikkeling van Jung wordt er boeiend in beschreven. Het Rode Boek zelf bestaat uit drie delen, drie boeken, en daarvan geef ik een korte indruk om enigszins een beeld te krijgen van de inhoud.

Vertaling

De betekenis en bedoeling van Jungs teksten zijn niet altijd direct duidelijk. Soms moeten ze bezinken en overdacht worden. Ze zijn mooi van taal, waarvoor een compliment voor de vertaler, Hans Huisman, hier op zijn plaats is. In de noten geeft hij duidelijk uitleg en legt verantwoording af voor zijn vertaling.
Het enorme aantal noten in Het Rode Boek (1027!) is een indrukwekkend boek op zich. Behalve de vele verwijzingen naar aanvullende literatuur en verhelderingen bij de tekst krijg je extra inzicht in de wereld waarin Jung zich verdiept, zoals onder meer de vele filosofen die hij leest; over kunst; psychologie; zijn mandala’s; briefwisselingen met Freud; de Gnosis; Boeddha; Thomas a Kempis; verwijzingen naar teksten uit de Bijbel en seminars die hij volgt.

Dromen, visoenen en fantasieën

In het Eerste Boek, Liber PrimusDe weg van wat komen moet, doet Jung ervaringen op via talrijke dromen, visioenen en fantasieën. Hij denkt onder meer na over de essentie van God, en beschrijft ook hoe hij zijn eigen ‘goddelijke waanzin’ te boven komt. Jung beschrijft zijn ‘ondraaglijk innerlijke dwang’ om in contact te komen met zijn ziel, met wie hij lange gesprekken voert. Zijn ziel leidt hem vele dagen rond in de woestijn van zijn eigen Zelf. Mooi vind ik vooral het onderscheid dat hij beschrijft tussen de ‘Geest van het hier en nu’ en de ‘Geest van de diepten’, met wie hij ook in gesprek gaat. Dit thema komt in het Tweede Boek terug. De Geest van het hier en nu gaat uit van nut en waarde, en de Geest van de diepten voert naar het domein van de ziel. De Inleiding Liber Novus meldt dat de opgave van Jung is beide geesten met elkaar te verzoenen. Dit zou uiteindelijk het hoofdmotief vormen van zijn daaropvolgende wetenschappelijke werk.

Poëtisch beschreven avonturen

Liber Secundus is het Tweede BoekDe voorstellingen van hen die dwalen. Hierin beschrijft Jung onder meer negen avonturen in veelal mooie, poëtische zinnen. De vertellingen met verschillende fantasiefiguren staan voor de inhouden van het collectief onbewuste. Jung wil die integreren in het bewustzijn.
Hij ontmoet bijvoorbeeld De Rode. Is dat de duivel, vraagt Jung zich af. Het gaat dan over de Hel die voor iedereen anders uitwerkt: ‘al het weerzinwekkende en walgende is jouw eigenste Hel’.
In een sprookjesachtige vertelling over een ontmoeting in een kasteel, heeft hij een gesprek met een tenger, doodsbleek meisje. Maar Jung ziet haar schoonheid, haar gezicht straalt, in haar ziet hij de schoonheid van de ziel.
Op een nacht ontmoet Jung een landloper die over zijn leven vertelt en die nacht overlijdt. Jung ziet ‘de hand des doods’ op hem liggen. Hij denkt hierover na en vindt dat de dood het verschrikkelijke van het leven onthult. De overleden man is naar de maan vertrokken, ‘de verzamelplaats van vertrokken zielen’. Een mooie gedachte vind ik de opmerking van Jung dat ‘uiterlijk sterven’ beter is dan de innerlijke dood. Daarom zoekt hij de plek van het innerlijk leven.
De kluizenaar die Jung vervolgens ontmoet staat symbool voor ‘het alleen zijn en het innerlijk leven’. Hij wil zichzelf vinden, maar volgens Jung nog meer ‘de veelvoudige betekenis van Het Heilige Boek’. De man leest de Evangeliën steeds opnieuw en legt uit dat sommige zaken zich als nieuw voordoen en hem zelfs op nieuwe gedachten kunnen brengen.
Veel mooie vertellingen volgen, waarin Jung meer ontmoetingen heeft, zoals met ‘de meest strenge vorst van de lege wereldruimte’, de ‘koude stilte van het steen’: de Dood. Hierin filosofeert Jung over leven en dood ‘die in ons een balans moeten vinden’. Ook ontmoet hij Izdubar, de stier-mens, met wie hij filosofeert over sterven, waarheid en wetenschap. Jung dwaalt een aantal dagen met hem door het land. Maar Izdubar is enigszins verlamd en heeft hulp nodig. Jung wil hem dragen en doordat hij Izdubar als een fantasie ziet, is de stier-mens zo licht als een veertje, want een fantasie weegt niets. En zo gaan zij samen op zoek naar hulp.

Pleroma

In het Derde Boek, Liber TertiusNader Onderzoek, gaat Jung zelfkritisch in gesprek met zijn ‘broeder Ik’, en daarmee doelt hij op het ego met al zijn egoïstische eigenschappen. De stem van zijn ziel laat zich ook weer horen. Deze openingsparagraaf is voor Jung de ontmoeting met de schaduw, waarover hij zegt dat als je ‘in staat bent je eigen schaduw te zien en de kennis inzake de schaduw te verdragen’ (…) dat je dan tenminste het persoonlijk onbewuste aan de oppervlakte hebt gebracht.
Een groot gedeelte van Liber Tertius gaat over het Pleroma (‘Volheid’) en daarmee brengt Jung, mede door de introductie van magiër Philemon – in een negental preken van de magiër tot de doden – de lezer naar de wereld van de Gnosis.

Tot slot

Liber Novus moet je eigenlijk langzaam lezen en herlezen om alles tot je door te laten dringen. Denk ook aan de kluizenaar die Jung uitlegt dat je dan steeds wat nieuws ontdekt en het nieuwe gedachten oplevert. Dit boek, samen met anderen lezen en bespreken, of/en er workshops en lezingen over volgen, zal het inzicht en verdieping ervan zeker versterken.

 

Meerdere recensie’s van : Het geheim van Elysion

Lees hier de recensie van Dr. Taede A. Smedes

Lees hier de recensie van Marjan van Druenen

Lees hier de recensie van de academie voor geesteswetenschappen

Lees hier de recensie van Biblion

Recensie : Elysion door Dr. Taede A. Smedes

Rinus van Warven had net zijn doctoraal in de theologie gehaald, toen iemand tegen hem zei over zijn belangstelling voor bijna-dood-ervaringen: ‘Als je toch wordt opgeleid in de heilige godgeleerdheid, hou je je toch niet met die flauwekul bezig?’ Van Warven, voorganger bij de Lutherse gemeente in Kampen en uitgever, vertelt dit in Het geheim van Elysion, een boek over bijna-dood-ervaringen dat recent verscheen. Van Warven zelf heeft vier maal zo’n ervaring gehad.

Flauwekul? In Het geheim van Elysion valt te lezen dat 4 tot 8 procent van alle mensen een ‘nabij-de-dood-ervaring’ (NDE) heeft gehad. Bij mensen die ooit een hartstilstand hebben meegemaakt ligt dat percentage hoger: tussen de 10 en 23 procent. Het gaat dus om honderdduizenden mensen in Nederland en miljoenen wereldwijd. Ook kinderen rapporteren NDE’s. Volgens sommige onderzoeken ligt het percentage NDE’s bij kinderen tijdens een kritieke medische situatie misschien wel boven de 90 procent.

Mensen die dus op het randje van de dood verkeerden of zelfs klinisch dood waren (waarbij de hersenen geen enkele activiteit meer vertonen). Die vervolgens boven hun eigen lichaam zweefden, hun eigen lichaam zagen liggen, soms door een tunnel reisden, hemelse landschappen zagen en muziek hoorden, soms gestorven bekenden tegenkwamen die als gids fungeerden. Ze werden uiteindelijk teruggestuurd, ze overleefden en konden aan de levenden hun verhaal vertellen.

Iedere NDE is uniek, maar universeel is dat een dergelijke ervaring de kijk op het leven radicaal verandert. De angst voor de dood verdwijnt. Het tijdelijke en materiële wordt minder belangrijk. NDE’ers kiezen voor het essentiële: liefde, genegenheid en persoonlijke relaties. Want wat de dood overleeft is de liefdevolle band met anderen.

Het geheim van Elysion is een indrukwekkende bundel met verschillende essays van dertig auteurs, waaronder ervaringsdeskundigen, dus mensen die zelf een NDE hebben meegemaakt, maar ook analyses door beroemde wetenschappelijke onderzoekers als Pim van Lommel, Peter Fenwick, Bruce Greyson, en filosofische beschouwingen.

Het ene essay is taaier dan het andere, maar uit alle essays komt naar voren dat NDE’s mysterieus, ja fascinerend zijn. Ik vond het boek, om een onvertaalbaar Engels woord te gebruiken, mindblowing. Sceptici zijn nogal eens geneigd om dergelijke ervaringen af te doen als illusies die ontstaan in de hersenen die reageren op lichamelijke stress. Maar ook als je met een licht sceptische bril de essays en dramatische ‘getuigenissen’ leest, dan lijkt zo’n verklaring vooral wishful thinking. Maar hoe moeten we nabij-de-dood-ervaringen dan verklaren?

Een aantal auteurs ziet heil in kwantumfysische speculaties. Maar al lezend constateerde ik dat de meeste schrijvers nuchter erkennen dat NDE’s een mysterie zijn en dat voor hen vooral telt wat dergelijke ervaringen met mensen dóén. Dat mensen ineens ontdekken wat er in het leven écht toe doet. Maar ook dat ze moeite hebben het alledaagse leven weer op te pakken. Dat ze onbegrip ondervinden bij mensen die zelf geen NDE gehad hebben, bij hulpverleners, familieleden en vrienden. Sommige NDE’ers gingen scheidden van hun partner die er niet mee om kan gaan dat hij of zij een totaal andere persoon was geworden. Dat menselijke aspect van NDE’s krijgt in dit boek ruime aandacht, want nog altijd stuiten NDE’ers op veel onbegrip.

Gelovige NDE’ers stuiten bovendien op onbegrip van mede-gelovigen. Sommige priesters of dominees beschouwen NDE’s nog altijd als occult of duivels, wat een gesprek erover niet makkelijker op maakt. Een aantal gelovige schrijvers in deze bundel laat zich uit over NDE’s en hun geloof. Zo herkennen ze NDE’s in de Bijbel. Had Paulus wellicht een NDE nadat hij van zijn paard viel op weg naar Damascus?

Gelovigen vertellen bovendien over een moeizame relatie met het geloof na een NDE. Wereldse religie wordt als knellend ervaren. Traditioneel geloof is geen optie meer. Godsbeelden blijken te mensvormig en kerken lijken zich vooral druk te maken om wat wel en niet mag. NDE’ers zoeken dan ook niet zelden naar een nieuwe vorm van geloof die gevoed wordt door mystiek. ‘Vanuit de spirituele ervaring die een NDE is, groeit er een nieuwe spiritualiteit’, schrijft de priester en NDE’er Paul Robbrecht. Een spiritualiteit die draait om een nieuwe kern, de essentie van het leven: ‘een onvoorwaardelijk liefhebben, een mogen delen in het Licht’.

Het geheim van Elysion is het standaardwerk in Nederland over nabij-de-dood-ervaringen. Het biedt enorm veel stof voor reflectie over dood én leven. Het geeft geen antwoorden, maar is een verzameling indrukwekkende getuigenissen en analyses van ingrijpende ervaringen die levens van mensen dramatisch veranderen. Maar het is ook een bundel met uiteindelijk een hoopvolle boodschap van een volkomen eenheid, harmonie en liefde over de dood heen. Geen flauwekul dus, maar een belangrijke boodschap die ook christenen zeker niet vreemd in de oren klinkt.

(Bovenstaande recensie verscheen eerder in het Nederlands Dagblad van 18 september 2020.)

Recensent : Dr. Taede A. Smedes

Blogspot

Daar wij in een schijnbaar duale wereld leven – man/vrouw, licht/donker, groot/klein enzovoort – , allemaal dimensies van één en dezelfde werkelijkheid, vormt de ‘sterfelijkheid van het lichaam’ tegenover de ‘onsterfelijkheid van de geest’ voor mij geen enkel probleem. Degenen die de drempel van de dood het dichts naderden of deze, vanuit de levenden beredeneerd, zelfs over gingen en weer terugkeerden, vertellen over onvoorstelbare ervaringen. Dat zijn er vanwege de voortschrijdende medische techniek steeds meer: ruim 50 miljoen in de wereld, zo’n 20 miljoen in Europa, enkele honderdduizenden in Nederland. Ongeveer 4,2 % van de bevolking. Daar kun je twintig keer de Ahoy Rotterdam mee vullen! In “Het geheim van Elysion” doen ruim veertig, zeg maar gerust ‘ingewijden’, hun verhaal.

Een andere dimensie
Van Warven is theoloog en uitgever. Als student werd hij na een avondje stappen aangereden door een dronken automobilist met veertig biertjes achter de kiezen. Hij maakte zélf een ‘Near Death Experiense’ (NDE) oftewel ‘Nabij de Dood Ervaring’ mee. Als ervaringdeskundige is hij inmiddels voorzitter van het NetwerkNDE, een voortzetting van de in 1988 opgerichte Stichting Merkawah. Veel religieuze leiders blijken iets wat wijst op een NDE te hebben meegemaakt, veel religies stoelen derhalve op NDE’s, volgens Van Warven. Zie Paulus, die van een fanatiek vervolger van christenen veranderde in een kerkstichter, nadat hij van zijn paard viel en oog in oog stond met de universele liefde, belichaamd in Christus. Zie de grote reformator Maarten Luther, die geestelijk totaal veranderde, nadat de bliksem zo dicht bij hem insloeg dat hij tegen de grond smakte. Zie Mohammed die zijn openbaring kreeg in de zogeheten ‘Nacht van Beslissing’ (Laylat al-Qadr). Van Warven: “… ‘Elysion’ was in de Griekse mythologie de aanduiding van de verblijfplaats van de gelukzaligen. In het Nederlands wordt deze plek ook wel eens aangeduid met de Elysese velden. En in het Frans wordt er gesproken over de Champs-Élysées: de meest prestigieuze laan van Parijs…”. Even verder: “… in de Minoïsche cultuur, waar het idee is ontstaan, kon je alleen maar in Elysion terechtkomen na een levensbedreigende ervaring van bijvoorbeeld vuur of bliksem. De verwantschap met de NDE laat zich raden…”. Van Warven wijst het dualistische wereldbeeld van de aarde hier en de hemel elders af: “… Bij Homerus krijgt Menealos de voorspelling te horen dat hij, voordat hij zal sterven, naar de Elysische vlakte gebracht zal worden. Het mooie is dat die niet te vinden is aan de andere kant van het wolkendek…” of “… in de duistere oorden aan de andere kant van de werkelijkheid, waar zich de onderwereld zou bevinden…”, maar “… in het heldere licht van de zon…”. Dus in déze werkelijkheid, echter in een dimensie die wij bij leven gewoonlijk niet ervaren.

Liefde
Professor Pim van Lommel, de bekende schrijver van “Eindeloos bewustzijn” (2007), legt een NDE uit als een buitengewone bewustzijnstoestand waarbij sprake is van universele elementen: “… Zoals het besef dood te zijn, positieve emoties, een uittredingservaring, een tunnel-ervaring, waarneming van kleuren of van een hemels landschap, ontmoeting met overleden personen, communicatie met ‘het licht’, een levensoverzicht, de ervaring van een grens of de bewuste terugkeer in het lichaam…”. Naar gelang de achtergrond ziet een NDE-er Jezus, Maria of Boeddha. Niet alle NDE’s  zijn prettig: een minderheid van ongeveer 14% ervaart een NDE als een ‘nachtmerrie’ of ‘hel’. Een NDE is absoluut transformerend. Mensen geloven in een persoonlijk voortbestaan, zijn niet meer bang voor de dood, weten wat belangrijk is in het leven: onvoorwaardelijke acceptatie en liefde naar jezelf, naar anderen, de natuur en de aarde. Zie mijn vorige blog: Felix Timmermans die na een levensbedreigende ziekenhuisopname alleen nog maar wilde schrijven over ‘het goede leven’. NDE-ers zijn verrijkt met het inzicht dat alles en iedereen met elkaar is verbonden. Daarom wordt een NDE ook wel een éénheids-ervaring genoemd. Bezit en uiterlijk, aanzien en macht worden totaal onbelangrijk. Er is sprake van een verhoogde intuïtieve gevoeligheid wat als buitengewoon traumatisch kan worden ervaren. Het verwerkingsproces is vaak moeizaam. Mensen krijgen te maken met vooroordelen en onbegrip. De gevolgen zijn soms jarenlange depressies, heimweegevoelens en eenzaamheid. Achterin het boek staat dan ook een protocol voor hulpverleners die te maken krijgen met NDE-patiënten.

De hersenen als filter
Een intrigerend hoofdstuk gaat over ‘anomalieën’ (een afwijking van een regel of wetmatigheid) in de breinwetenschap. Volgens professor Swaab produceren 100 miljard hersencellen de geest zoals de nieren urine. Toch komen er steeds meer studies naar buiten over mensen die amper over breinweefsel beschikken (bijvoorbeeld vanwege een waterhoofd) en een normale intelligentie hebben. Een casus gaat over een wiskundestudent met een globaal IQ van 126 en een verbaal IQ van 143, terwijl zijn schedel voor ongeveer 95% gevuld is met vocht: “… Wat er van het brein over was, lag als een laagje, hier en daar slechts 1 tot 2 mm dik, ‘geplakt’ tegen de binnenkant van de schedel…”. En hoe zit het met het fenomeen ‘Terminale Luciditeit’ (helderheid rondom het stervensproces)? Volgens Van Lommel zijn wij níet ons brein: “… Een heldere waarneming en de hierbij behorende complexe waarnemingsprocessen gedurende een periode van duidelijk bewezen klinische dood, brengt het concept dat bewustzijn exclusief in de hersenen is gelokaliseerd aan het wankelen…”. Hij ziet onze hersenen dan ook meer als een ontvangststation, vergelijkbaar met een laptop die aangesloten is op het internet of de cloud: “… De hersenen functioneren als een soort ‘interface’ of zelfs als een filter: niet alle informatie uit het eindeloze bewustzijn dringt normaliter door in ons dagelijks bewustzijn…”. Zonder een lichaam blijken wij nog steeds in staat om bewuste ervaringen te hebben. Zijn wij nog steeds bewuste wezens: “… Wij hebben dus (tijdelijk) een lichaam en wij zijn (blijvend) verbonden met een universeel bewustzijn, dat buiten tijd en ruimte bestaat…”. Neurowetenschapper Eben Alexander, van wie ik eerder “Na dit leven” besprak, concludeert precies hetzelfde: “… De hersenen dienen als een filter dat ons toegang geeft tot dat oerbewustzijn…”.

Kistjesstelsel
Een essay gaat over de dromen en visioenen van de beroemde psycholoog Carl Gustav Jung, de uitvinder van het ‘collectief onbewuste’, die op 69-jarige leeftijd een NDE kreeg vanwege een hartinfarct. Ook hij stelt dat het individuele leven zich voortzet op een ander vlak. Hij heeft het over een “… tempel waar degenen bij wie je werkelijk hoort, je opwachten…”. Bij terugkeer ervaart Jung de wereld als een gevangenis, “… een ‘kistjesstelsel’, elk mens opgesloten in zijn eigen kistje. Maar ’s nachts komen de visioenen terug. Weer zweeft hij in de ruimte, geborgen ‘in de schoot van het heelal’, in een leegte, maar vervuld van het grootste geluksgevoel…”. Hij kon zich daarna “… nooit meer helemaal van de indruk bevrijden dat het ‘leven’ een apart stukje van het bestaan is, dat zich in een hiervoor speciaal ingericht drie-dimensionaal wereldsysteem afspeelt…”. Jung vatte een diepe vriendschap op voor de theoretisch fysicus en Nobelprijswimmaar Wolfgang Pauli, de geestelijk vader van een bijzonder boeiend deeltje van de kwantumfysica, de neutrino, die bij hem kwam vanwege een diepe depressie. Samen zochten ze naar een brug tussen de wereld van het fundamenteel onderzoek van de materie en die van de geest. Jung laat iets zien van het bestaan van een menselijk ‘zelf’, volgens hem de kern van de persoonlijkheid, die ook buiten tijd en ruimte lijkt te bestaan. Een hindoeïstische geestelijke vertelt dat weinig bronnen het fenomeen nabij-de-dood-ervaring zo veelvuldig behandelen als de vedische geschriften uit het oude India. Daarin heeft men het juist over ‘wakker worden’ in plaats van ‘dood gaan’. Het is van het hoogste belang dat de mens zich bewust wordt dat hij rentmeester is van de Âtman: de goddelijke vonk, die onsterfelijk is. Volgens hem was het de bedoeling dat tijdens oude inwijdingsrituelen in het Midden-Oosten via de doop een nabij-de-dood-ervaring zou ontstaan wanneer het hoofd onder water werd gehouden. Deze ervaring was trouwens alleen weggelegd voor een elite die geestelijke verlichting zocht.

Thuiskomen
Niet alleen geestelijken, artsen, filosofen en therapeuten komen aan het woord, het boek staat ook vol diep ontroerende verhalen van ‘gewone’ mensen. Een vader vertelt hoe hij een vreselijk auto-ongeluk veroorzaakt waarbij hij zijn vrouw en jongste zoon verliest. In de daaropvolgende momenten van absolute duisternis en verschrikking verschijnt er een geruststellend licht waarin zijn vrouw hem bezweert terug te keren naar het aardse domein om voor hun overlevende zoon te zorgen. Maandenlang ligt hij in het ziekenhuis terwijl zijn vrouw als in een droom over hem waakt. “… Ik ontmoette de patiënten, de doktoren, de verpleegkundigen en de families van de patiënten daar. Als ik zeg ‘dat ik ze ontmoette’ dan was dat op een zeer indringende manier. Iedereen die ik zag, kende ik. Het waren in die sfeer vreemden voor mij, maar buiten mijn lichaam kende ik hen heel goed. Ik kende hun levens, hun liefde, hun haat, hun boosheid, hun vreugden, hun uitdagingen. Ik voelde zelfs hun ervaringen alsof mij die op een of andere kosmische manier zelf waren overkomen. Ik wist hoe ze zich voelden en leek zelfs hun gedachten te kennen. Het was alsof zij mij waren en ik hen. Ik ervoer een diep ‘één zijn’ met iedereen om mij heen. Bij het hen op die manier kennen, was er op geen enkele manier sprake van oordelen…”. Als hij nog een keer ‘opstijgt’ ziet hij zijn jongste zoon, slapend in een bedje. Het voelt alsof hij ‘thuis komt’, omringd door oneindige liefde en begrip (veel mensen noemen deze ervaring en zijn boos of kunnen dagenlang huilen, als ze weer terug in hun vaak gehavende lichaam zijn). Hij staat voor de keuze zijn jongste zoon al of niet aan God af te staan. Dat kan hij, in het besef dat alles ‘goed’ is en al zijn ervaringen te maken hebben met de ontwikkeling van zijn ziel. Dat gaat voortdurend door middel van ‘keuzes maken’. Onze enige opdracht is ‘groeien’ en ‘lief hebben’.

Een bibliotheek tot aan de nok gevuld met boeken
Veel mensen vertellen dat ze zien wat voor impact en gevolgen negatief gedrag bij leven voor anderen heeft gehad. Ze voelen wat zij voelden. Telkens is de boodschap: kijk wat je anderen hebt aangedaan. De les is dat je je bewust moet zijn van wat je doet. Je bent verantwoordelijk voor wat je aanricht. Je kunt een zegen zijn of een vloek; het heeft allemaal zeer grote gevolgen. Helemaal blij word ik van twee (!) verhalen over mensen die tijdens een BDE in een grote bibliotheek terecht komen, tot aan de nok gevuld met boeken: “… Er waren veel laddertjes om de bovenste boeken te bereiken. Het waren boeken over mensen. Ze wilde ze lezen, want ze voelde dat het ontzettend interessant was. Het was net alsof alle kennis daar in die boeken zat…”. NDE’s hebben een blijvende en grote impact op het leven. Ze worden tientallen jaren na de gebeurtenis nog levendig herinnerd en zijn vaak omschreven als ‘echter dan echt’ (dit integendeel tot bijvoorbeeld hallucinaties). NDE-ers blijven hun ervaring voortdurend onderzoeken, om inzichten te krijgen en te ontwikkelen betreffende de betekenis van hun ervaring. De meeste NDE’s leiden tot een verhoogd gevoel van zingeving en een verhoogd bewustzijn omtrent het doel van het leven. Als gevolg daarvan worden NDE-ers vaak minder in beslag genomen door eigen persoonlijke behoeften en zorgen en zijn onbaatzuchtiger en meer inlevend ten opzichte van anderen.

Bewustzijn is de basis
De oude natuurkunde kan niets met het fenomeen NDE. Dat is in de nieuwe natuurkunde anders: “… Albert Einstein verwoordde het passend: ‘Ruimte en tijd zijn niet omstandigheden waarin wij leven maar manieren waarop we denken.’ Als we ruimtetijd ontstijgen zoals bij de NDE vormt materie geen beperking meer en kunnen we door stoffelijke structuren heen zoals muren. Bewustzijn buiten de materiële wereld kan bijgevolg door stoffelijke structuren heen en kan kennis nemen van gebeurtenissen om het even waar…”. De meest treffende uitspraken over bewustzijn en geest komen tegenwoordig van de kwantumfysica: “… Vandaag zit de conventionele wetenschap met een ernstig probleem: ze kan haar eigen vondsten niet meer begrijpen…”. Kwantumfysica is de tak van wetenschap die het allerkleinste bestudeert: “… Een kwantum is de kleinst mogelijke hoeveelheid van iets. Zo is bijvoorbeeld de kleinste hoeveelheid licht een foton (een energiepakketje)…”. In die zoektocht stuitte deze discipline op iets wat de conventionele wetenschap juist altijd ten strengste had uitgesloten, omdat het de experimenten niet mocht beïnvloeden en het niet objectief was: bewustzijn. “… Materie bestaat uit atomen. Een atoom bestaat voor 99,999999999% uit leegte (‘niets’) en 0,000000001% uit ‘iets’. Moest men de leegte wegwerken dan zou het hele mensenras passen in één suikerklontje. Als we de kern van een waterstofatoom voorstellen ter grootte van een kers dan is het elektron dat er rond draait een speldenknop op een afstand van 2 km. Die speldenknop draait in werkelijkheid zelfs niet rond de kern, dat is slechts een model. Het elektron is overal tegelijkertijd rond de kern hoewel het in bepaalde gebieden meer waarschijnlijk zal worden aangetroffen dan elders; dat wordt de golffunctie genoemd. Tot je het waarneemt, is het elektron immaterieel, onstoffelijk en niet aanwezig. Er bestaat dus een onstoffelijke realiteit buiten onze stoffelijke werkelijkheid…”. De grondlegger van de kwantumfysica, Max Planck (1858-1947), zei dan ook: “… Bewustzijn is de basis. Materie is een afgeleide van bewustzijn…”. De grondbestanddelen van het stoffelijke zijn onstoffelijk: “… De bouwstenen van het universum zijn volgens de kwantumfysica dus geen materiedeeltjes maar ‘mogelijkheidsgolven’. Wanneer ze worden waargenomen verschijnen elektronen als deeltjes; als ze niet worden waargenomen keren ze terug naar de toestand van oneindige mogelijkheden…”. De microwereld wordt daarom door hele andere wetten gedomineerd dan de klassieke Newtoniaanse fysica. Er blijkt een universeel, alomvattend energieveld te bestaan dat alle herinneringen, verleden en toekomst tegelijkertijd bevat. Onze hersenen zijn hiervan de ontvangers en verwerkers: “… Bewustzijn zet ‘mogelijkheden’ om in actuele, manifeste dingen en gebeurtenissen. De waarneming door een observator is hierbij noodzakelijk om een mogelijkheid in een werkelijkheid om te zetten…”. In dit nieuwe kwantumfysische paradigma kan een NDE op een rationele manier verklaard worden.

Blokuniversum
“… Bewustzijn is fundamenteel, het is primair, het was er voor de stof, het kan niet volgen uit de stof, het veroorzaakt/schept de stof…”. Aan de ene kant is deze postmaterialistische visie bijna niet te vatten en aan de andere kant ook weer heel logisch. Alles wat wij mensen maken, bedenken we immers ook eerst. Je zou een en ander kunnen voorstellen als een ‘blokuniversum’: “… een ‘bevroren’ vierdimensionale structuur waarin alle gebeurtenissen – uit het verleden, het heden en de toekomst, een verdeling die dus eigenlijk niet bestaat – vaste eigen plaatsen hebben…”. Even verder: “… In het onbeweeglijke, bevroren, blokuniversum verandert niets en verstrijkt geen tijd. De illusie van een dynamische wereld ontstaat doordat het bewustzijn, komend vanuit een dimensie boven de vierdimensionale ruimtetijd, verbinding maakt met deze statische wereld. Het bewustzijn kiest zich een weg door het onbeweeglijke, onveranderlijke, bevroren blokuniversum. Daarin is de enige dynamiek die van het bewustzijn, de niet-stoffelijke reiziger die zich tijdelijk heeft verbonden met de stoffelijke wereld…”. Vervolgens: “… Als de binding van het niet-stoffelijk bewustzijn met het stoffelijk blokuniversum is verzwakt, bijvoorbeeld door verslechterde fysieke en/of mentale condities, dan kan die verbreken. Wanneer er niet langer verbinding is met een gebeurtenissenreeks in het blokuniversum, dan is het bewustzijn niet meer beperkt tot het in volgorde ervaren van de gekozen weg. Op die gekozen weg kan nu van een afstand worden teruggekeken. Het is of een afgerolde speelfilm volledig wordt gezien. Dat is wat in de NDE het levenspanorama wordt genoemd. Wat verder op de weg ligt, wordt eveneens gezien, evenals wegen die niet zelf maar door anderen zijn gevolgd en de vervolgen daarvan. Veelal is dit onvolledig en worden fragmenten waargenomen. Als de verbinding weer wordt hersteld, dan kunnen de ervaringen herinnerd worden die het bewustzijn tijdens de niet-verbonden staat had…”. De wereld van ruimte en tijd is in deze fascinerende visie onveranderlijk en omvat tegelijk elk mogelijk pad.

Opstanding
“… Wereldwijd is licht het symbool van goddelijkheid, van het geestelijk element dat na de oerchaos van het donker het Al doorstroomde en aan het duister zijn grenzen wees…”. Zie het Bijbelse scheppingsverhaal en Jezus die gepresenteerd wordt als ‘het licht der wereld’. Het licht staat voor compassie en universele, onbegrensde liefde. In het boeddhisme verbeeldt het licht inzicht in de waarheid en overwinning op de materie. In het hindoeïsme is licht een metafoor voor wijsheid. Volgens Eben Alexander zijn alle meditatieve tradities binnen grote religies in overeenstemming met NDE-ers die het hebben over een zogeheten ‘Godskracht’: “… We hebben allemaal deel aan die Godskracht. Alles draait om liefde, medeleven, vriendelijkheid en vergeving. De gouden regel ‘Behandel anderen zoals je zelf behandeld zou willen worden’, wordt in één of andere vorm geschreven in alle religies…”. Van Warven heeft het over wat NDE-ers kunnen betekenen in onze ‘ontzielde’ levens: “… er is een crisis in de wereld van zingeving en spiritualiteit. De religie zou in deze ontzielde samenleving een bezielend geluid moeten laten horen. Maar ze lijkt die rol niet naar behoren te kunnen vervullen. Ook deze wereld lijkt gevangen te zijn in de materialistische paradigma’s…”. Zie Arjan Plaisier die in “Zorg voor de ziel” schrijft:  “… Een christendom zonder de weg naar binnen, bloedt dood…”. Sommige NDE-ers ‘zien’ hoe hun lichaam vastzit aan een ‘zilveren koord’, een soort ‘goddelijke navelstreng’, zoals Charles Lindbergh tijdens de eerste vlucht zonder tussenlanding over de Atlantische Oceaan, van New York naar Parijs. Zie Prediker 12 vers 6, waarin dit fenomeen letterlijk aan de orde komt: “… voordat het zilveren koord wordt losgemaakt, de gouden lamp gebroken wordt en het lichaam terugkeert naar de aarde en de geest weerkeert tot God…”.  Dan is er geen terugkeer meer mogelijk. Zie ook Hosea 11 vers 4, waarin het gaat over ‘koorden van liefde’. Zie verder Paulus die ‘weggevoerd’ wordt tot in het paradijs: 2 Kor. 12 vers 1-5. En Jacob’s droom over een ladder die tot in de hemel reikt: Genesis 28 vers 11-13. Wat mij ook opviel is dat NDE’ers vaak vertellen dat ze vanuit een hoek van het plafond kijken naar wat er met hun lichaam gebeurt op de operatietafel. Dat is de plek waar Russisch-orthodoxen hun iconen hangen! Van Warven: “… Veel NDE-ers ervaren hun NDE als een paasverhaal. Ze vieren de aanwezigheid van het licht dwars door dood en duisternis heen. Er is een analogie tussen het verhaal van de opstanding van de mensenzoon en het opstandingsverhaal van veel NDE-ers. Een NDE-er weet dat pijn, verdriet, lijden en dood niet het hoogste woord hebben. NDE-ers vertellen over de oneindige meerwaarde van het leven. Hun verhalen zetten een streep door al onze ideeën over wat wel en niet mogelijk is in de alledaagse werkelijkheid. Wij mensen hebben de kracht om het verhaal van de opstanding verder te leven. We mogen ons overgeven aan die bron van Licht die in ieder mens aanwezig is…”.  Verder lezen: zie “Energie van de geest” van Philip Troost

Uitgave:  Van Warven – 2020, 432 blz., ISBN 978 949 317 544 0, € 32,50

Recensie : Droomschool in een droomstad

In zijn boek Een droomschool in een droomstad stelt Medhi Jiwa dat de huidige –verouderde – onderwijsvorm niet langer voldoet. Een nieuwe vorm van onderwijs, geïnspireerd op Hindoeïstische inzichten, zou volgens hem kunnen leiden tot een betere volksgezondheid. Een droomschool in een droomstad, met burgers die vanuit innerlijk leiderschap zorgen voor hun eigen én elkaars ontwikkeling, met respect voor ieders eigenheid, gezondheid en het kunnen Zijn in Vrede. Is dit een utopie of haalbaar?

Een andere visie op onderwijs

Jiwa stelt dat alle kennis al in een kind besloten ligt en dat het aan het onderwijs is om die kennis uit een kind te halen door voort te borduren op zijn natuurlijke nieuwsgierigheid. Op die manier leert een kind zichzelf kennen en richting geven aan zijn leven. Om te komen tot zulk innerlijk leiderschap is volgens Jiwa integraal onderwijs nodig. Integraal onderwijs omschrijft hij als méér dan alleen het stimuleren van de cognitie. Het zwaartepunt zou meer moeten liggen in de verwerking van de stof door middel van beweging en zelfreflectie. Yoga en meditatie maken daar deel van uit.

De ontwikkeling van de mens

Volgens Jiwa is een goede hechting van een kind de basisvoorwaarde om zich, zoals hierboven beschreven, te kunnen ontwikkelen. Hij noemt dit Basic Trust. Een goede hechting is cruciaal voor de verdere ontwikkeling van het kind. Een slechte hechting heeft gevolgen voor het onderwijs. De leerkracht is dan meer bezig met het herstellen van de ‘schade’, dan met het onderwijzen van het kind. Een prominente rol ligt volgens Jiwa dan ook bij de docent die zelfs gezien kan worden als psycholoog en levenslange mentor, ook na de basisschool. Maar voor het slagen van deze nieuwe vorm van onderwijs is ook de betrokkenheid van ouders van groot belang.

Integraal onderwijs en integrale gezondheid

Integraal onderwijs en integrale gezondheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in deze nieuwe school van Jiwa. De uitgangspunten van deze nieuwe school:

  • integraal onderwijs,
  • leren van binnenuit,
  • natuurlijke nieuwsgierigheid en de wens om idealen te volgen zijn leidend,
  • kunstzinnige expressie is de kern van het onderwijs,
  • zoveel mogelijk projectonderwijs én
  • de school is een veilige en geborgen omgeving voor ouder en kind.

Betere volksgezondheid vanuit innerlijk leiderschap

Het meest in het oog springende stuk in dit boek is voor mij de Hindoeïstische uitleg over de ontwikkeling van de geest en de roep om – bijvoorbeeld – spiritualiteit en esthetiek een plek binnen het onderwijs te geven. Het is interessant om te onderzoeken hoe deze materie kan leiden tot een betere volksgezondheid vanuit innerlijk leiderschap. Daarnaast worden de aanbevolen vakken samenhangend besproken, alsook de praktische benadering van deze vakken en de inrichting van het schoolplein.

In de actualiteit

Steeds vaker verschijnen er berichten in de actualiteit over de wetenschappelijke meerwaarde van activiteiten zoals yoga en meditatie als onderdeel van het lespakket. Kinderen die niet goed gehecht zouden zijn zouden hier goed gebaat bij zijn waardoor er minder onderwijstijd gaat zitten in het herstellen van de eerdergenoemde ‘schade’. Daarnaast zijn leerkrachten steeds meer ontevreden over hoe zij hun werk moeten uitoefenen en ligt er een grote druk op de jeugdzorg en de gezondheidszorg waar ook scholen mee te maken hebben. Voor Jiwa is dit laatste één van de drijfveren geweest om dit boek te schrijven.

Diepgaande veranderingen kosten tijd

Voor het verbeteren van de volksgezondheid is beter onderwijs nodig. Gezien de actuele ontwikkelingen binnen de overheid en het onderwijs is de visie van Jiwa het daarom waard om nader te onderzoeken. Echter, een diepgaande verandering binnen het onderwijs op zo’n grote schaal kost tijd, heel veel tijd. Dit boek is dan ook interessant voor iedereen die werkzaam is in – of te maken heeft met – het (ontwikkelen van beleid op) onderwijs, jeugd of de zorg.

Recensent: Sharon Reeb

Sharon Reeb is derdejaars student Transpersoonlijk Counselor aan de Academie voor Geesteswetenschappen. Ze is actief op het gebied van jeugd en jongeren (opvang, onderwijs en zorg) en begeleidt ouders op hun weg naar innerlijk leiderschap.

 

Recensie : Wonderen van ontwikkeling

Oud-hoogleraar alternatieve landbouw (Wageningen Universiteit) Jan Diek van Mansfelt (1943) noemt zich op zijn website een ‘biosoof’, iemand die de natuur beter wil begrijpen en respecteren. Het boek gaat over ‘levensprocessen, in het bijzonder over de … ingrijpende veranderingen in de ontwikkelingen van planten, mensen en projecten’. De auteur noemt ze metamorfosen. De metamorfosen bij planten (hoofdstuk 2) kunnen als voorbeeld dienen voor veranderingen bij mensen (hoofdstuk 3) en projecten (hoofdstuk 4). De auteur, die verantwoording aflegt voor de werkwijze (hoofdstuk 5), probeert ‘zich toegang te verschaffen tot de zinskwaliteit’ en wil dat lezers meer aandacht krijgen voor levensprocessen. Van Mansfelt maant de lezer zijn ‘exacte fantasie’ te gebruiken, een begrip ontleent aan onder andere Goethe en antroposoof Rudolf Steiner. Bestemd voor o.a. lezers die niet terugschrikken van een fenomenologische benadering van de natuur.

Recensent: E. Pelzers

Recensie : Een echte Groeneveld is onbuigzaam : Dagblad Tubantia

Almelo en het wonder van Dachau: hoe een palingboer en een rentmeester elkaar in Duits horrorkamp tegenkwamen

ALMELO – Gerrit Wolters uit Nunspeet schreef een boek over zijn familiegeschiedenis. Het verhaal Een Echte Groeneveld is onbuigzaam speelt zich vooral af in Groningen. Maar er staat ook een bijzonder oorlogsverhaal uit Almelo in. Over een merkwaardige vriendschap tussen de Almelose communistische verzetsman en palingverkoper Martin (Tinus) Hondebrink en rentmeester Paul Rogmans van Huize Almelo.

Toevallig weerzien in concentratiekamp

Paul Rogmans was als beheerder van Huize Almelo een gerespecteerd man in het vooroorlogse Almelo. Dit in tegenstelling tot Tinus Hondebrink, die als hulppalingverkoper bekend stond als een stevige drinker met een ‘losse levensstijl’. De mannen kenden elkaar al voor de oorlog vanuit Almelo en kwamen elkaar stomtoevallig  tegen toen Rogmans in mei 1944 in het Duitse concentratiekamp Dachau terechtkwam. De Duitsers pakten hem op nadat hij was verraden toen hij het Almelose kasteel had opengesteld voor ondergedoken Joden.

Arbeit macht frei  Bij de poort van Dachau, met de beruchte tekst ‘Arbeit macht frei’, gebeurde een wonder, zoals het door de familie Rogmans wordt genoemd. Bij aankomst werd Rogmans tot zijn grote verrassing herkend door de toen 28-jarige Almelose palingverkoper Tinus Hondebrink, die zei: ‘Ie bint de rentmeester van Almelo. Ie hebt mie ’n moal ehölpen en doarom help ik oe d’r noe deur’.

Verzwakt bij aankomst

Tinus Hondebrink, zoon van Hendrikus Hondebrink en Dina Groeneveld, was anderhalve maand nadat zijn vader met een benzine-injectie om het leven was gebracht in kamp Neuengamme op transport gesteld naar Dachau. Daar kwam hij aan op 1 augustus 1942 en kreeg er werk in de kampkeuken, in die omstandigheden zeker geen onbelangrijke positie.

Rogmans en Hondebrink kenden elkaar en blijkbaar had Rogmans Hondebrink een keer een dienst bewezen. Vandaar de aangeboden hulp. En die had Rogmans hard nodig, want hij kwam al totaal verzwakt in Dachau aan nadat hij ‘vreselijk was geslagen’ bij zijn arrestatie en in kamp Vught.  Hondebrink zorgde ervoor dat Rogmans kon aansterken en uiteindelijk het kamp overleefde.

Eindelijk weer aardappels

De twee mannen overleefden Dachau en kwamen in juni 1945 terug in Almelo. Voor Rogmans was die bevrijding een groot feest, blijkt uit het familiebulletin van Rogmans: ‘Ik mocht weer met een vork eten (in het kamp was alleen een lepel toegestaan) en ik kreeg weer gewone aardappels te eten. Ik was God ontzettend dankbaar dat ik als één der weinigen aan Dachau mocht ontsnappen’. Almelo was opgetogen en ontving de voormalige rentmeester zelfs met een welkomstlied.

Onaangename verrassing

Ook Tinus Hondebrink keerde ziek terug uit Dachau, maar hem stond een heel andere ontvangst te wachten. Tot zijn verbijstering waren er tijdens zijn afwezigheid twee kinderen geboren en bleek zijn vrouw Hendrika de Bruijn in verwachting van nummer drie. Maar niet van hem…

Vreemdgegaan? Ja, maar het kan natuurlijk zijn dat ze aannam dat Tinus was overleden. Hij was al drie jaar weg, zonder taal of teken. En dat nadat zijn eerste kinderen, de tweeling Diewerdina Klazina en Martin, in januari 1940 al na anderhalve maand waren gestorven, op dezelfde dag. Oorzaak onbekend.

Ik was God ontzettend dankbaar dat ik als één der weinigen aan Dachau mocht ontsnappen

Wijlen Paul Rogmans,, rentmeester Huize Almelo

Kinderen niet erkend

De nieuwe dochtertjes Hendrika Catharina (maart 1942) en Engeltje (augustus 1943) èn zoon Aart (juli 1945) werden dan ook niet door Tinus erkend, aldus kleindochter Angelique Middag-Kamphuis. Wie dan wel de vader was? Niemand in de familie die het weet. ‘Er was geen openheid bij ons in de familie’, zegt Angelique.

Helemaal doorgedraaid

Waarschijnlijk is zijn vrouw kort na de terugkeer van Tinus vertrokken naar Ede, want daar werd in juli 1945 Aart geboren. Twee jaar later overleed hij al. Geen wonder dat Tinus na alle ontberingen in Neuengamme en Dachau en zijn weinig opbeurende thuiskomst ‘helemaal was doorgedraaid’, zoals zijn neef Gerrit Verdriet uit Goor het noemt. Het zou tot mei 1947 duren voordat de scheiding met Hendrika de Bruijn werd uitgesproken. Twee maanden later trouwde Tinus met Annette Verheijen. Hij kreeg met haar drie kinderen: Hennie, Martin en Louisa.

Rentmeester als voogd

Tinus overleed in 1953. Paul Rogmans werd verrassenderwijs toeziend voogd over zijn kinderen. Hij voelde het als zijn plicht zich over de kinderen van Tinus Hondebrink te ontfermen. Ook al keek de omgeving wat vreemd aan tegen zo’n hechte band tussen een rentmeester en het gezin van een losbandige hulppalingverkoper, die een strafblad had wegens ‘verduistering’ en het niet betalen van boetes, aldus zijn kleindochter Angelique.

Paul Rogmans overleed in oktober 1965 aan een niervergiftiging, vrijwel zeker een gevolg van de ontberingen in Dachau.

Helemaal doorgedraaid

Waarschijnlijk is zijn vrouw kort na de terugkeer van Tinus vertrokken naar Ede, want daar werd in juli 1945 Aart geboren. Twee jaar later overleed hij al. Geen wonder dat Tinus na alle ontberingen in Neuengamme en Dachau en zijn weinig opbeurende thuiskomst ‘helemaal was doorgedraaid’, zoals zijn neef Gerrit Verdriet uit Goor het noemt. Het zou tot mei 1947 duren voordat de scheiding met Hendrika de Bruijn werd uitgesproken. Twee maanden later trouwde Tinus met Annette Verheijen. Hij kreeg met haar drie kinderen: Hennie, Martin en Louisa.

Rentmeester als voogd

Tinus overleed in 1953. Paul Rogmans werd verrassenderwijs toeziend voogd over zijn kinderen. Hij voelde het als zijn plicht zich over de kinderen van Tinus Hondebrink te ontfermen. Ook al keek de omgeving wat vreemd aan tegen zo’n hechte band tussen een rentmeester en het gezin van een losbandige hulppalingverkoper, die een strafblad had wegens ‘verduistering’ en het niet betalen van boetes, aldus zijn kleindochter Angelique.
Paul Rogmans overleed in oktober 1965 aan een niervergiftiging, vrijwel zeker een gevolg van de ontberingen in Dachau.

Journalist Gerrit Wolters met zijn boek over de familie Groeneveld. © Gerrit Wolters

Bron: Dagblad Tubantia

Recensie : Een mug in januari : Peter Groenveld

Een bundel met een grote variatie aan teksten: columns, korte verhalen, brieven en eigen en vertaalde gedichten. De meeste teksten zijn persoonlijk van aard en sluiten aan bij de actualiteit van het afgelopen decennium. Met ironie beschrijft Peter Groenveld meer en minder opvallende voorvallen uit de politiek, het alledaagse leven, maar ook lokale aangelegenheden of absurde zaken komen aan de orde. Zo maakt hij de kopvoddentaks van Wilders belachelijk of beschrijft hij hoe hij bij de koningin op audiëntie mag met de eerste gedode mug van het jaar, die in de vitrine terechtkomt naast het eerste kievitsei. De brieven zijn gericht aan zijn broer Jack en lijken qua onderwerpen op de columnachtige tekstjes. Daarnaast staan er eigen gedichten en vertalingen van gedichten in, bijvoorbeeld van Dylan Thomas. Grappig is de eigentijdse hertaling van de middeleeuwse ballade ‘Heer Halewyn zong een liedekijn’. Veel van de teksten waren waarschijnlijk beter tot hun recht gekomen als ze daadwerkelijk als column waren verschenen in een of ander medium; nu vormen ze samen een vermakelijke bundel.

Recensent: Arjen van Meijgaard

 

Meerdere recensie’s van : Een sterke vrouw

Lees hier een recensie

Lees hier de recensie van Cor Sinnema