Recensie : van zilveren sporen door G.A. van der Spek-Begemann
Van zilveren sporen
– een gang door het synagogale jaar met een oor naar de kerk
Met de verschijning van dit laatste boek is een drieluik ontstaan. Op het linker paneel zien we Een heidense uitdaging (2015); op het rechterpaneel verscheen Luisteren bij maanlicht (2019) en nu het middelste paneel Van zilveren sporen.
In de Inleiding wordt gerefereerd aan de Bijbel als Joodse bron van A tot Z. Maar waar, zo vraagt Gijsbertsen zich af, vind je in dogmatiek, apostolicum, catechese en exegese van christelijke huize daar sporen van? En als die sporen er al lijken te zijn, dan gaat het vaak over de toekomst van Israël c.q. de ‘bekering’ van Israël. In de kerk zelf is echter weinig te merken van een ‘bekering’ van een Israël-loze bijbeluitleg.
In dit boek wordt iets gedeeld van de inhoud van de ‘leerdiensten Torah en Evangelie’ in Kampen; gehouden aan de hand van het synagogale rooster. Eén van de belangrijke bronnen daarbij was Tenachon, rabbijnse concepten gepubliceerd door de Stichting PaRDeS (voorheen B.Folkertsma Stichting voor Talmudica).
Het boek volgt het Torah-leesrooster zoals dat is onderverdeeld in vaste Sidrot. De Talmoedische norm wordt gebruikt bij de uitleg. De gewoontegetrouwe christelijke uitleg is hier vreemd aan.
Tegelijk valt te bedenken dat Jezus Jood was. En zijn enige Bijbel was de Tenach. Mij trof bij het lezen van de laatste Sidra in het boek de aanhaling van Johannes 3: 11, het woord van Jezus: ‘Jullie nemen ons Getuigenis niet aan’; met als kopje daarboven ‘Een verbaasde Torah’. Jezus verwoordt zijn verwondering over het feit dat de Tenach onder de mensen niet landt.
Bijzonder is betekenis en gebruik van de liturgische klok die in deze diensten werd gebruikt: een klok waarop het kerkelijk zonnejaar flexibel is gemaakt om zich telkens te kunnen afstemmen op het synagogale maanjaar.
Ik citeer: ‘Een belangrijk verschil tussen de kerkelijke zonnekalender en de synagogale maankalender is dat iedere maand begint met nieuwe maan: Rosj Chodèsj. Het hele leven, het hele levensritme, elk begin van een maand wordt van Godswege aangestuurd via de maan en haar cyclus. Sinds onheugelijke tijden is Rosj Chodèsj een feestdag. De stichting van de staat Israël in 1948 wordt in het Joodse leven vergeleken met het begin van het ontspruiten van onze verlossing, het begin van een herstel na afschuwelijk donker’.
Graag sluit ik me hierbij aan in de verwachting van het messiaanse vrederijk op aarde.
G.A. van der Spek-Begemann