Recensie : Thuis in twee werelden – Winand M. Callewaert
Is het mogelijk om je eigen geloof en zingeving te verrijken in een ontmoeting met een andere gelovige traditie? Als 22-jarige, in 1965, vertrok Callewaert als jezuïet naar India, om er de evangelische boodschap te verkondigen. Na een jaar taalstudie kreeg hij de opdracht om verder talen te studeren en zo belandde hij in Benares, het Rome van hindoe India. Met hindoe professoren als ‘goeroe’ studeerde hij Sanskriet en Hindi en kreeg hij een ernstige inleiding in het hindoe denken en de hindoe cultuur. In de eerste hoofdstukken van het boek wordt verteld hoe hij, intellectueel en emotioneel, opgevangen werd in een hindoe familie. Na enkele jaren vertrok hij naar de bergen voor de studie theologie. Daar werd duidelijk dat voor hem zijn Benares ervaring niet te rijmen was met de theologie van die dagen. In 1971 kwam hij terug naar Leuven, verliet de sociëteit, promoveerde en bleef er tot 2008 doceren en onderzoek verrichten. Meer dan 60 keer keerde hij terug naar India, totaal bleef hij er meer dan tien jaar.
Vier invloeden bleven zijn leven bepalen: de psycholoog Boeddha, de goden en wijsheid van de hindoes, Jezus de wijze gelovige en Ignatius de gelovige psycholoog.
Wat dit inhoudt tracht hij uit te leggen in Thuis in twee werelden.
Het is geen theoretisch werk. Ik zou het eerder ervaringsmatig beleefde informatie noemen. Langs de ene kant vernemen we wat de wereldbeschouwing van het hindoeïsme aan de auteur zelf heeft gedaan, hoe ze hem heeft veranderd. Langs de andere kant tracht hij ons met verschillende hindoe verhalen in te leiden in die wereldbeschouwing zelf. Om in die literatuur binnen te komen moet de lezer wel even doorbijten, maar de beloning is groot. Men moet uitgaan van de vedische uitspraak die 3500 jaar oud is: ‘Het Ene ís, de wijzen hebben het vele namen gegeven.’ Heel die godenwereld wijst op het goddelijke in vele ‘Nederdalingen’. De hindoe gelovige is heel vrij, niemand verplicht hem te kiezen voor welke vorm ook. En misschien kunnen ook wij voor onze mythen de uitspraak gebruiken van de dame in Kandy, Sri Lanka, bij het allerheiligste schrijn van de tand van de Boeddha: ‘Ik weet dat het niet de tand is van de Boeddha, maar ik geloof het’.
Interreligieuze dialoog is een moeilijke zaak omdat elke religie meestal haar eigen gekleurde bril op heeft en overtuigd is van haar waarheid. Geen enkele religie wil die bril afnemen en openstaan om te leren van de ander en te veranderen. Het hindoeïsme interesseert zich niet aan zulke benadering. Callewaert drukt het op humoristische wijze zo uit. Een zelfbewuste jezuïet, met wie hij door Indië reisde, vertelde dat hij de volgende ondertitel voor zijn boek over interreligieuze dialoog had gevonden: ‘Een christen is een bedelaar die aan zijn collega’s bedelaar zegt: Ik heb brood gevonden.’ Ik suggereerde de volgende variant: ‘Een christen is een bedelaar die tot zijn collega’s bedelaar zegt: Ik heb ook brood gevonden.’ Maar een pientere dame, collega in mijn faculteit, verbeterde mij en zei: ‘Een christen is een bedelaar die aan zijn collega’s bedelaar vraagt: ‘Hebben jullie al brood gevonden?’ De jezuïet kon er niet mee lachen.
Voor Callewaert is het gesprek tussen gelovigen van de vele richtingen maar mogelijk langs een openheid voor het goddelijke Ene, door open te staan voor de Ene Werkelijkheid die zich aanbiedt. Mensen geven Het vele namen.
De auteur eindigt met twee Sanskriet woorden die fundamenteel zijn geworden voor zijn leven: ānandam (harmonie) en karunā (liefdevol erbarmen), je gedragen weten en zelf dragen, ondersteund worden en ondersteunen. Aanbevolen lectuur.
Door Bob Ceusters sj in het tijdschrift Jezuïeten, augustus 2018