Er was eens.. een paradijselijke stad, waar vrede, liefde en eensgezindheid heersten. De mensen in de stad hadden elkaar gevonden in een belangrijke missie. Midden in de stad stond de tempel waar het vuur brandend werd gehouden. Het vuur herinnerde hen aan de liefde. En ze vonden elkaar in een belangrijke missie: het ondersteunen van de barmhartigheid en de gerechtigheid. Ze zouden het vuur graag willen delen, maar ze hadden een probleem. Ze konden het nog wel een tijdje uithouden, maar niemand kon de stad nog in of uit. Er was een driekoppig monster dat de ingangen tot de stad bewaakte. De koppen van monster hadden alledrie een naam: de eerste heette angst, de tweede heette hebzucht en de derde was getooid met de naam onverschilligheid.
Het vuur van de passie kon met niemand gedeeld worden. Toen het winter werd, en de gierende wind loeide en sneeuw de aarde bedekte, hadden mannen, vrouwen en kinderen niets om zich mee te verwarmen. Geen vuur, geen warm eten, niets. De dieren die in de bossen om de stad heen woonden besloten de mensen te gaan helpen. Ze wisten dat als de mensen zich gelukkig voelden veel minder dierenvlees zouden gaan eten. Gelukkige mensen houden van pompoenen en tomaten en komkommers en wortels en niet te vergeten broccoli en slablaadjes. Konijn, die de wijste en verstandigste was riep een vergadering van de dieren bijeen en vroeg hen wie hem wou hem helpen het vuur aan de mensen in het land te geven, zodat de mensen in het land weer voedsel naar de stad konden brengen.
De Olifant, het Hert, de Eekhoorn en de Kikker boden aan hem te helpen. En hij vroeg de Olifant mee te gaan naar de stad. Als hij de kop van het monster zou zien dat Angst heet, kon hij zich mooi verschuilen achter de Olifant. Het Hert moest meegaan om langs het pad te wachten, klaar om er met het vuur weg te rennen. En de Kikker wilde ook graag helpen, Maar ja hij kon alleen maar zwemmen en springen. Dus hij bleef bij de vijver staan voor het geval dat.
Terwijl het driekoppig monster Angst, Hebzucht en Onverschilligheid probeerde om de reisgenoten af te schrikken, wipte konijn over de muur van de stad en wist een stuk hout an te steken aan dat Eeuwig brandende vuur. En ging er vandoor. Olifant wist het monster even bezig te houden en Konijn gooide de brandende tak naar Hert die er mee vandoor ging. Vangen en wegwezen. Het werd een race tegen de klok. Het leek wel een soort Olympische Spelen. Inmiddels deden alle dieren mee om het monster tegen te houden. Maar het driekoppig monster zaten vlak achter het Konijn. Wat moest hij doen.
‘Vangen en springen’ riep Eekhoorn en gooide het brandende stuk hout, dat nu nog maar heel klein was, naar Kikker. Kikker slikte hij het kleine brandende houtje in, sprong in de vijver en zwom naar de overkant.
Daar zag Kikker een boom. “Vangen en verstoppen!” riep hij, en spuwde alles uit wat er nog over was van het brandende stuk hout, niet meer dan een paar heldere vlammen. En de boom ving het vuur op en verstopte het. Het monster wist niet hoe ze het vuur uit de boom moesten krijgen. Konijn wist dat wel/ Hij had bij de mensen gezien dat er vuur ontstond op het moment dat ze elkaar liefdevol aanraakten. Niet iedereen wist dat nog. Konijn wist hoe hij het vuur uit de boom kon halen om te delen. Je kon twee droge stokjes tegen elkaar aanwrijven. Net als bij mensen. Als dieetkaar aanraken kan er een vonk overslaan. Konijn deelde het vuur met alle andere bomen. Er zit vuur verstopt in elke boom. Tot op de dag van vandaag.
Gelukkig wisten de mensen het vuur weer te vinden. Ze begonnen het land weer te bebouwen. En ze teelden vele groenten: de komkommers, pompoenen, tomaten, uien en aardappelen groeiden als kool. Nou hoopten de mensen in de stad natuurlijk dat zij voedsel terug zouden krijgen voor het vuur dat ze met de wereld had gedeeld. Maar er was een klein probleem. Bij het achternazitten van de kikker was er iets van het slijm van het driekoppig monster in het water terechtgekomen. Veel mensen waren besmet geraakt met het virus van Angst, Hebzucht en Onverschilligheid. En dat is ongeveer het gevaarlijkste virus dat er is…
Zo kwam er eens een jongen uit de stad bij de mensen om eten vragen. Hij had honger. En de mensen ,die hadden het vuur wel gevonden, maar ze hadden niet door hoe ze het licht van de wereld konden zijn. Burgemeester Ganzeveer, die had gestudeerd, pakte een papier en een pen en schreef het woord b-r-o-o-d op het papier. Hij gaf het aan de jongen. De jongen was verbijsterd over het gebrek aan barmhartigheid en ging terug naar huis. Had de burgemeester niet geleerd om het licht van de wereld te zijn, zoals in het Grote Boek stond.
Vervolgens was er een meisje die het probeerde. ‘Ik heb dorst’. En de dominee, die gewend was om met zijn woorden alles een naam te geven, pakte een houtskool en tekende een waterval op het papier met de letters w-a-t-e-r eronder. Het meisje werd er niet vrolijk van en beteuterd ging ze terug naar huis. Er was toch een verhaal over een Samaritaanse vrouw tegen wie Jezus had gezegd dat hij een Bron van levend water was.
Er was een derde kind dat het probeerde. Het was iets beter. In plaats van een woord en een tekening was het dit keer een gedicht. Het kind had gevraagd om zout om het leven wat smakelijker te maken. De dichter had mooie rijmwoorden bedacht op zout: oud, koud en havermout. Maar de dichter had kennelijk vergeten wat het was om het zout der aarde te zijn.
En toen het vierde kind kwam vragen om wijn werd het de politicus te gortig. Hier heb je wat water. Als jullie dan toch allemaal zo creatief zijn, verander je dit water maar in wijn. Hij wist niet dan zijn wens daadwerkelijk verhoord zou worden.
Broeder Franciscus was erover aan het nadenken wat hij moest zeggen als het echt mis ging in de stad van de vrede. En hij verzamelde woorden over zingeving en spiritualiteit, over de boodschappen die opgeborgen waren in de boeken van de Grote Traditie. En hij dichtte profetische woorden over barmhartigheid en recht, over morgen en over toekomst, over perspectief. En hij schreef gebeden over een nieuwe aarde en een nieuwe hemel die er beide weer uit zouden zien als de Stad van de Vrede.
Maar hij wist ook dat hij de mensen nog wat te leren had. Hij bezocht de steden der mensen en sprak met hen over de lessen die hij had geleerd van broeder wind, broeder vuur, zuster maan en zuster water. En over moeder aarde, die ons voedt en leidt, en allerlei vruchten voortbrengt, bonte bloemen en planten. Hij sprak met de Eeuwige over de onze verantwoordelijkheid voor de goede aarde en over de liefde van de Eeuwige die al zijn schepselen onderhoudt. En hij leerde hen dat de antwoorden op de belangrijkste vragen van het leven niet op papier geschreven zijn.
Het antwoord op de honger in de wereld zit niet in een rapport van een welzijnscommissie. Hij leerde hen een brood te bakken van de tarwe van het land en te delen met hen die het nodig hadden. En hij leerde hen wijn te persen uit de druiven.
En hij vertelde hen dat in het zaad waarvan het brood gebakken is, het vuur, de levenskracht is opgeslagen van de oogst van vele jaren. In de wijn ligt de kracht van de vruchten van het land opgeslagen, bol van de vitaliteit, klaar voor de oogst. In brood en wijn, in zout en water mogen we ons koesteren in de kracht van het licht van de eeuwen. Als alle dimensies van het leven bij elkaar komen, worden ze tot het brood en wijn des levens.
En langzamerhand verloor het virus van het driekoppige monster zijn vernietigende kracht. Een voor een schrompelden de hoofden van het monster – weet u nog: Angst, Hebzucht en Onverschilligheid – tot gewone proporties.
Er werden nog lange tijd dikke rapporten geschreven, commissies ingesteld, demonstraties gehouden, andersdenkenden verketterd, zondebokken de stad uitgejaagd. Maar Broeder Franciscus had zijn zegenende werk gedaan. En de mensen begonnen te beseffen waar het op aan kwam en wat Liefde betekent. Laten we elkaar in Leven houden.
(Visited 53 times, 1 visits today)